Februari '35.

NJIROEAN.


(Soendanese Folklore.)

Het Soendanese „Nji" betekent „vrouw".
De vertaling van Nji Roean luidt ongeveer": “oneigenlijke, wufte vrouw”.En zó noemt de Soendanees van West-Java onze honigbij! Hoe hij ertoe gekomen is, vroeg ik mij af. Natuurlijk zal het ook hem bekend zijn dat de bij is een steeds maagdelijk blijvend vrouwelijk individu, maar onbegrijpelijk voor mij was, dat, waar de meeste natuurvolken aan dingen, zaken en personen steeds een naam kunnen geven, die zo passend raak en zo juist gekozen zijn, nu voor dit diertje een naam hadden, die eigenlijk stuitend was voor mijn rechtvaardigheidsgevoel.

Niet waar, de bij is vlijtig, zeer arbeidzaam, opofferend, moedig, aanhankelijk, liefdevol, allemaal eigen- schappen, die lijnrecht staan tegenover de wuftheid, die de Soendanees haar meent te moeten toekennen, dat het ons een raadsel moet lijken, waarom hij juist die naam koos. lotdat ik de oplossing van dit raadsel vond in de volgende Soendanese legende:
Er was eens een rijke, jonge vrouw, de enige erfgename van een gefortuneerd koopman

Als enig kind werd zij natuurlijk zeer verwend en voldeed men aan al hare verlangens wensen en grillen. Toen haar vader stierf, kwam ze in het bezit van onmetelijke rijkdommen en bezittingen. Daardoor kon zij echter juist geen geluk vinden, aangezien zij immers alle huwelijksaanzoeken van de hand wees, omdat zij vreesde, dat men meer oog had voor haar bezittingen, dan voor haar persoon. De vrouw kleedde zich goed, kon zich alles aanschaffen wat haar hartje begeerde, maar toch verveelde zij zich. Dus besloot zij verre reizen te maken Zij bezocht gedurende lange tijd vele landen, stak de grote zeeën over maar toen zij eindelijk in Priangan (West-Java) belandde, bevond zij zich in minder gunstige omstandigheden. Zij had in de vreemde landen, die zij bezocht had, immers met veel verkwisting een leventje geleid van vrolijke Frans, zodat zij nu geen contanten meer had.

De ene volgeling voor, de andere bediende na werd naar het vaderland gezonden om voor haar de fondsen en de zaken te halen waaraan zij nu dringend behoefte had. Vergeefs! Niet één keerde terug want zij wisten óf de weg niet meer te vinden of waren onderweg verongelukt Zo leed deze eigenlijk schatrijke vrouw hier in Priangan gebrek. Voor het verstellen van haar eerst zo rijke kleding, die, nu scheuren en gaten vertoonde, leende zij “naalden” -Om te voldoen aan haar levensbehoeften sloot zij een lening in rijst en suiker. Zij zwoer bij de machtige Javaanse Goden een eed, dat zij het geleende zou terugbetalen; zij had in het vaderland zulke grote en onuitputtelijke rijkdommen, dat zij zulk een eed immers zonder veel gewetens bezwaar kon doen.
De jaren verliepen. Haar schuld aan de bevolking was enorm aangegroeid en eindelijk niet meer te berekenen.

Diep terneer gedrukt door schuldbesef durfde zij nu ook geen logies of onderdak meer verzoeken van de overigens zo goedaardige mensen en koos zich een holle boom tot verblijfplaats. Nog een tijd ging heen een tijd, waarin o wonder! de vrouw echter de mensen niet meer lastig viel met leningen. Nieuwsgierigheid, alsook vrees, dat zij zou zijn heengegaan zonder haar schulden te hebben aangezuiverd, deed sommigen besluiten naar de holle boom te gaan. Maar……. hier vonden zij haar niet meer, maar wel een groot nest van vliegende insecten, bestaande uit mooie blanke bladen (raten), waarop vloeibare suiker (honig) en zacht gekookte rijst (larven) de nieuwsgierigen tot toetasten lokten.

De vrouw bleek te zijn geïncarneerd in de bij en deze zal de mensen terug betalen, wat zij in haar vorig leven geleend had, want zie! Toen men zich de suiker en de rijst wilde toeëigenen, kreeg men zowaar ook de naalden (angels) terug, die men haar voor het verstellen en herstellen van haar kleren geleend had! Daarom moet men, wil men uit een bijennest oogsten, vooraf een bepaalde spreuk uitspreken:
“Nji Roean, ik kom alleen de door jou geleende suiker en rijst terugvorderen, geenszins de naalden. Deze mag je houden!"

* * *


Zo eenvoudig als daar in de Soendalanden de mensen zijn, zo eenvoudig ook is het verhaal, nietwaar? Hier is, wat steeds voorkomt in de fabels uit de mythologie van oudere landen, geen sprake van hoge, bovenzinnelijke wezens, van een boze, op kinder vlees beluste God Saturnus, die zelfs zijn laatste,,nakomeling Jupiter verslinden wilde, fabels, die, wanneer wij ze onze jongste kinderen zouden vertellen, onaannemelijk zouden blijken, wijl zij kinderen zijn vandeze tijd. Die fabels zijn ook voor kinderen niet meer dan „fabels". Maar zo’n eenvoudig verhaal, gegrepen uit het reële Leven, wat een lering schuilt daar niet in.

Hoe juist worden hier de funeste gevolgen van rijkdom en gemakzucht aangeroerd ; hoe aandoenlijk is het volksgeloof, dat het grootste geluk van de vrouw steeds daarin ligt, wanneer zij haar roeping als vrouw slechts volgt door te huwen; hoe overtuigend spreekt daarin niet de wijsheid en de ervaring, wanneer deze waarschuwen tegen het maken van schulden en het doen van geloften, ook als deze alle schijn hebben te kunnen worden nagekomen. Dan de daarin liggende Godvruchtige idee, die wijst op een Leven hiernamaals en de Trouw, die ons verplicht om een eenmaal gedane belofte te houden!

Vindt gij niet, collega-imkers, dat zo'n onopgesmukt verhaaltje, al is zij voor de wetenschap geen duit waard, wel enige, soms “zeer veel” opvoedkundige waarde heeft en dat het dus waard is om onthouden te worden? Vindt gij het niet even aangrijpend mooi als het Bijenleven zelf, dat wij zo bewonderen?

Ik wel, en daarom geef ik het hier weer, ofschoon het hier, in het land van Cultuur, Wetenschappen “Beschaving” eigenlijk niet meer op zijn plaats is.
(Ik vind juist we! Red)
Daarvoor in de plaats wilt U mij dan zeker wel een verzoek toestaan? Wilt U dan alsjeblieft niet vergeten, dat het zijn oorsprong heeft in Indië, dat deel van ons Rijk, dat nog door zo velen nog niet voor vol wordt aangezien? Ik bedoel: op het gebied van beschaving?
Rietzangerlaan 19, 's Gravenhage, Th. A. M. GOUT.