Wenken voor beginnende korfimkers.

April is de maand waarin de broedaanzet sterk toeneemt. De natuur begint mee te werken. De temperatuur stijgt, er komen meer bronnen van nectar en honig, in één woord er komt leven in de brouwerij.
Een sterke broedaanzet is vooral gewenst in streken met voorjaarsdracht. Dan moet de moer maar zoveel mogelijk eitjes leggen, opdat we vroeg met sterke volken van de dracht kunnen profiteren. Waar geen vroegdracht doch alleen maar b.v. heidedracht is ziet men liever in April een minder sterke ontwikkeling. Dit geldt alleen als we honig willen winnen. Imkeren we om veel zwermen te krijgen dan zien we eveneens in streken met late dracht, in April graag een sterke broedaanzet.

We zullen in April de volken echter maar behandelen alsof we honigimker zijn en vroegdracht hebben. Steeds moeten we zorgen de volken zo gelijkmatig mogelijk te hebben. Dit is ook later bij 't zwermen gemakkelijk. Over 't gelijkmaken van volken echter een andere keer.
Legt de moer begin April veel eitjes, dan hebben we daar half Mei drachtbijen van. Immers vanaf de dag dat 't ei gelegd wordt tot de geboorte der werkbij duurt 3 weken. De eerste 3 weken zouden we de babyweken kunnen noemen. Ze blijft dan binnen en krijgt huiswerk in de korf en eerst na dit werk met vrucht te hebben afgeleverd wordt ze drachtbij.
Willen we dus van een bepaalde dracht profiteren dan moet gezorgd worden, dat 6 à 7 weken vóór die tijd veel eieren worden gelegd.

Op welke wijze kunnen we nu dit eierleggen bevorderen? Dit gaat het eenvoudigst door te voeren. Doch waarmee, met honig of suiker? Hier mogen we wel een heel groot vraagteken plaatsen, nadat verschillende imkers het hier nog niet over eens zijn. Het getal der suikervoerders neemt echter steeds toe en dat der honigvoeders af. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we eens nagaan wat er nodig is voor de verpleging v. h. broed. Dat is 1. zoete stoffen zoals honig en suiker (C.H.O.) en 2. stuifmeel (N).
Honig, vooral voerhonig, bevat meestal veel stuifmeel, zodat als we honig voeren, tegelijkertijd stuifmeel bezorgen. Voeren we met suiker dan moeten ofwel de raten in de korf een voorraad stuifmeel bevatten of de bijen moeten dit stuifmeel op de bloemen kunnen verzamelen.
In streken waarin een rijke voorjaarsstuifmeeldracht is kan naar mijn mening practisch even goed met suiker gevoerd worden. Bij weinig of geen stuifmeeldracht is honig voeren beter. Honig heeft bovendien 't voordeel dat 't gauwer door de bijen opgehaald wordt dan een suikeroplossing.
In plaats van stuifmeel heeft men wel gevoerd met erwten- en bonenmeel e.m.d. doch niets dat beter voldoet dan stuifmeel. (*) Ook heeft men wel getracht het stuifmeel althans gedeeltelijk te vervangen of aan te vullen, door de suikeroplossing met melk of eieren te vermengen, waarover verschillend wordt geoordeeld.

Hoe moet gevoerd worden? Honig- zowel als suikeroplossing moeten tamelijk dun zijn en liefst in warme toestand worden gegeven. Dun omdat voor de verpleging v.h. broed veel water nodig is en dit dan niet van buiten gehaald behoeft te worden. Ook komen de bijen hierdoor meer in beweging en wordt het niet zonder meer in de cellen gedragen. Er wordt begonnen met 't voeren op een mooie dag als de bijen deelnemen aan een reinigingsvlucht of druk aan 't voorspelen zijn. Het voedsel wordt zo kort mogelijk onder de tros gebracht, opdat ze het gemakkelijk kunnen opnemen. Wordt voor de eerste maal gevoerd, dan doen we goed de korf op zijn kop te zetten en laten wat van de te geven oplossing b.v. met behulp van een bosje gras over raten en bijen druppelen. Ze vinden dan gemakkelijker de weg naar het voedsel. Het liefst voeren we dikwijls en dan kleine hoeveelheden ± l d.L. opdat niets als reserve in de raten wordt gedragen.

Dit voeren, hetwelk gebeurt om een sterke ontwikkeling v.h. bijenvolk te krijgen, heet drijf- of speculatief voeren.
Een gevolg hiervan is dat het behandelde volk de voedselvoorraad sterk aanspreekt voor de verpleging v.h. broed, omdat ze van het toegediende drijfvoedsel het broed niet voldoende kan verzorgen. Willen we dus drijfvoeren dan moeten we zorgen dat de volken in 't voorjaar voldoende voedselvoorraad hebben. Ook moeten we dan in de herfst reeds zorgen voor sterke wintervolken. We kunnen één tot drie maal per week voeren, terwijl in tijden dat er geen dracht is, soms dagelijks gevoerd wordt.
Hebben we dan gedurende enige weken de volken als boven behandeld dan kan het soms lijken alsof de behandelde volken zwakker zijn dan de niet behandelde. Dit komt omdat bij 't drijfvoeren de bijen geprikkeld worden naar buiten te vliegen en velen door koude enz. niet terug komen. Wat we echter aan oude bijen verliezen, winnen we dubbel aan broed zodat na een korte tijd als de niet behandelde volken verzwakken (doordat de sterfte tijdelijk groter is dan de geboorte) de behandelde krachtig in volkssterkte toenemen.

Het drijfvoeren heeft echter ook zijn schaduwzijde. Hebben we een volk speculatief gevoerd dan heeft dit ten tijde der dracht al het voedsel omgezet in broed en is zeer sterk in volk. Blijft dan de dracht uit, dan moet weer gevoerd worden en nu geen drijfvoedering doch noodvoedering, (grote hoeveelheden dus) daar anders het volk verhongert. De niet behandelde volken zullen dan niet gevoerd behoeven te worden.

M.B.

* Noot Red. Proeven hebben aangetoond, dat meelsoorten ter vervanging van stuifmeel waardeloos zijn. Melk en eieren gaven gunstige resultaten.