Wenken voor beginnende Korfimkers.


In Mei legt ieder vogeltje een ei zegt 't liedje. Onze bijtjes zijn de vogeltjes dan echter de baas want die zijn al veel vroeger aan de leg. De bedoeling van die regel is evenwel ook van toepassing op het bijenvolk. In de Meimaand worden n.l. nieuwe kolonies geboren wat een teken is van vermenigvuldiging.

Geregeld is het toch Mei, dat we de eerste zwermen zien afkomen. In gunstige jaren kan een enkele voorloper reeds in April de benen of liever gezegd de vleugels nemen, hetwelk in 1935 wel niet voorkomen zal.
Daar dit jaar de Maartse buien pas in April gearriveerd zijn is het met de broedaanzet niet al te vlot van stapel gelopen en zullen de zwermen wel wat later komen, dan bij een voorspoedige ontwikkeling.
Toch kan er onderling nog al verschil zijn in de groei van het bijenvolk.

Sommigen liggen al gauw op de plank d.w.z. dat de korf tot onder toe vol is met bijen en raat terwijl andere volken hierover langer doen. Wat hiervan de reden kan zijn?
Dit is niet zo gemakkelijk te zeggen. Het kan aan de moer liggen, aan de aanwezige voorraad wintervoedsel, (honig, suiker, stuifmeel), aan de sterkte van het volk, aan de individuele eigenschap e.m.a. (b.v. groter of kleiner aantal jonge bijen Red.).

De moer kan gedurende de wintermaanden gebrekkig geworden zijn. Ook gaat de ontwikkeling van een volk met jonge moet (jonge moersvolk) doorgaans sneller dan de ontwikkeling van een oudemoersvolk.
Heeft een volk weinig voedselvoorraad meer aanwezig dan kan dit remmend werken op het leggen van eieren. Vooral op de aanwezigheid of 't binnenhalen van stuifmeel reageren de bijenvolken sterk.

Volken die in volkssterkte veel toenemen worden wel vleesvolken genoemd, terwijl de volken die veel honig vergaren en daarbij niet veel voedsel voor het opkweken van bijen gebruiken wel honigvolken genoemd worden.
In de regel zal een korfimker trachten zijn volken zo gelijkmatig mogelijk te houden. Dit om verschillende redenen. Een eenvoudig middel om de volken gelijk te houden is het z g.n. omzetten. Hieronder wordt verstaan twee volken met elkaar te verwisselen en wel zo, dat volk A op de plaats van volk B komt te staan en B op de plaats van A. Meestal wordt een sterk volk met een zwak omgezet. Is dit gebeurd, dan zal het sterkere volk sterk afvliegen. Deze vliegbijen keren niet terug maar vliegen naar de oorspronkelijke plaats. Alleen het veel kleiner aantal vliegbijen van het zwakkere volk ontvangt nu het sterkere volk zodat deze korf dunner wordt aan volk. Het zwakkere volk daarentegen ontvangt nu de vele vliegbijen van het sterkere volk zodat hier de volkssterkte toeneemt met als resultaat dat beide volken even sterk geworden zijn.

Wil men een volk z.g.n. af laten vliegen dan zet men het op een plaats waar geen volk stond, Dit volk verliest dus wel vliegbijen en ontvangt er geen enkele. Dit wordt genoemd een volk koud zetten".
Wordt een klein volkje of een zwerm op de plaats gezet waar een sterk volk heeft gestaan, dan noemt men dit warm zetten".

Het kan voorkomen dat een imker één of meer volken heeft die geregeld grotere honigoogst gegeven hebben dan de rest. De mogelijkheid bestaat dan, dat dit een individuele eigenschap is en zou het raadzaam kunnen zijn om van deze moeren zoveel mogelijk jonge koninginnen te kweken, om daarmede de standvolken te voorzien. Dit kan b.v. door de volken met deze moeren zoveel mogelijk op te zetten" d.i. wintervolken (opzetters) van te maken.
Eén manier om vele moeren van een bep. korf te krijgen is o.a. de Methode van Vignole".
Het korfvolk dan met die edele eichenschappen (edelvolk) wordt zo sterk mogelijk drijf voeder en daarbij niet veel ruimte gegeven. Aanbeveling verdient het, dat dit volk in een niet te grote korf zit. Mocht het volk op de plank liggen dan dus geen rand er onder zetten. Wil het edelvolk geen of naar onze mening te laat zwermplannen vertonen dan wordt het moerloos gemaakt. Dit kan b.v. door er een jager" af te nemen d.i de moer met een paar handen vol bijen er af te nemen. Hoe dat gebeurt komt in de Juniwenken.

Het edelvolk zal nu redcellen aanzetten. Twee a drie dagen nadat de jager er afgenomen is wordt het volk warm gezet dus op de plaats gebracht van een sterk volk. Hierdoor wordt de korf v.h. edelvolk overbevolkt, zodat als de eerste dop rijp" is d.w.z. als de eerste jonge moer geboren wordt, er terstond een na-zwerm af zal trekken.
Om het edelkorfvolk zo sterk mogelijk bevolkt te houden wordt deze, nadat de nazwerm is afgekomen opnieuw warm gezet, dus weer op de plaats van een sterk volk. Op deze manier kan men ongeveer alle jonge moeren in een zwerm onderbrengen en belopen we niet veel kans dat in één nazwerm meerdere moeren zitten. Mocht dit toch nog het geval zijn, dan zijn deze bij het scheppen meestal nog wel te scheiden.

Gewoonlijk heeft een goed honigvolk weinig behoefte aan zwermen, zodat als we het edelvolk niet telkens warm hadden gezet, vermoedelijk een deel der doppen afgebeten was doordat het volk de zwermplannen opgegeven zou hebben.
Heeft het edel volk geen zwermplannen gehad en hebben we een jager gemaakt, dan zal ± 6 dagen nadat de eerste zwerm is afgekomen geen zwerm meer te wachten zijn en kan dus het warm zetten achterwege blijven. Den twaalfde dag na het jagen kan de eerste zwerm afkomen.

Heeft het edelvolk op de natuurlijke wijze zwermplannen gehad dan kunnen we zelfs 17 dagen na de dag dat de eerste zwerm af vloog nog een zwerm verwachten. In 't laatste geval zullen dus meer zwermen genomen kunnen worden dan in 't eerste. De beschrijving dezer methode naar aanleiding van een vraag.
M. B.