Honingoogst in Zuid-Limburg


Dhr. M. Dumoulin te Noorbeek geeft ons zijn resultaten gedurende de jaren 1932 – 1933 – 1934 in onderstaand staatje weer.




In 1933-1934 heb ik 22 kastvolken overwinterd; van deze 22 volken heb ik begin Mei naar gelang de ontwikkeling tot 12 volken verenigd (mijn kasten zijn alle Simplexmaat met 2 broed- en zo nodig meerdere honingkamers), dus begin Mei beide broedkamers vol broed en bijen.

Nu heb ik weer 22 kastvolken overwinterd. Deze worden zodra de tijd en plaatsgebrek komt weer tot 12 kastvolken verenigd. De dracht is hier nog niet van de slechtste. Veel bos, veel fruitbomen, landbouw- en weidegrond, grondsoort Limb. Klei. De dracht begint bij gunstig weer reeds vroeg, in 1934 werd reeds honing gehaald tijdens de bloei van de Wilgenkatjes (of hier op ook honing wordt gehaald is mij onbekend), (nogal veel, Red) doch massa stuifmeel, dan duurt de dracht — met kleine tussenpozen bij ongunstig weer — tot ongeveer 15 Juli, want hier is reuze veel witte klaver. De oogst aan heidehoning van 1934 had niet veel te betekenen. Wij zijn met onze volken naar de Peel in Noord-brabant geweest, daar wij in zo'n droog jaar in de Peel ons heil dachten te vinden, doch het was ook al niet veel, wel flinke volken terug gehaald.
-----------------