DE GROTE CEL IN VERBAND MET DE KLAVERBLOEM.


Door de welwillendheid van den Eerwaarden Heer Pastoor M. Haerens uit Wijneghem en dhr. E. de Meijer te Grimbergen, zijn we in staat om het attikel over grotere cellen (zie pag. 3 tot en met 11 1935) uit het Maandblad van de Vlaamsen Bieënbond te vervolgen. Aan beide Heren daarvoor onze welgemeende dank.
RED. M. v. B.

In mijn schrijven over grote cellen en bieën zei ik dat het noodzakelijk is het te bereiken doel wel te bepalen. Want, hoe ver moeten wij de bie vergroten ? Ver genoeg om haar mogelijk te maken op al de klavers te halen. Dus moeten deze gemeten worden. Laat mij U zeggen, dat zulk werk niet moeilijk is; het vraagt alleen maar geduld en aandacht.

Ik zal van de vier klaversoorten alleen de grootste twee nazien, daar de witte en de gele klavers bloemen bezitten die kort van kroon zijn en de bieën er al het honigsap kunnen ophalen.
Wat men gewoonlijk klaverbloemen noemt, zijn eigenlijk hoofdjes bestaande uit veel bloemen. Vergelijk de twee bloemen. Ten eerste, de bloem van de rode top bezit een diepere kelk en ten tweede, de bloemkroon verschilt.

Onder de bastaardklavers vindt men bloemen die duidelijk de kenmerken van rode of van bastaardklaver aanbieden, en, wat van groot belang is, die kenmerken nog meer doen uitkomen, 't is te zeggen, dat men bloemen vindt met de afmetingen van de witte klaver, of zelfs nog kleinere en andere bloemen die op rode klavers lijken en dikwijls ook grotere afmetingen hebben dan de rode klaver. Zie wel hoe de klavers bloeien. De onderste bloemen gaan eerst open en dan zijn de bovenste nog niet volwassen. Die der onderste helft hebben gewoonlijk de diepste bloemkroon; deze dus moeten wij meten.

Let eens hoe de bie in de bloem kruipt. Wanneer zij op de bloem valt, trekt zij ze open met vóór- en middenpoten totdat er een klein wit puntje van de bloemkroon zichtbaar wordt. Dan steekt ze de kop in de bloem en hare monddelen komen juist op de hoogte van het wit puntje. U kunt dan ook wel zien hoe het lijf van de bie te werk gaat en zich uitrekt om met de tong diep in de bloem te geraken. Baudoux heeft de lengte van de tong der bieën gemeten, van levende bieën juist omdat deze de tong uitrekken kunnen en zo nog iets in lengte winnen.
Om de bloem te meten, moest ik natuurlijk een merkteken vinden. Het wit puntje is dus wel gekozen.

De volgende schetsen zullen hier te pas komen.


Zie hoe de bloemkroon tot onder het vruchtbeginsel komt. Hoe nu de bloemen afgenomen? Met een lange naald in een stuk kurk gestoken (zie de schets). Per hoofdje de diepste en schoonste tien bloemen kiezen. Zij dienen aanstonds gemeten, daar de bloemkroon rap verwelkt is en de afmeting niet meer juist zou zijn. Hoe de bloemkroon uit de kelk gehaald? Wanneer U het bloempje van het hoofdje afrukt met de naald, komt er een vezeltje mede af. Neem dit vezeltje en het onderste van de kelk tussen twee vingers en trekt zachtjes. Hebt U voorzichtig gewerkt, zal het vruchtbeginsel in de pijp van de bloemkroon liggen en U kunt het uithalen, met de bloemkroon op een stukje glas te leggen en met de duimnagel uit te persen. Alzo handelend bij gunstig weder, komt er altijd een weinig vocht mede uit, welke honigsap is. Dit vocht ziet en voelt U gemakkelijk op de vinger. Zie nu welk deel van de bloem ik gemeten heb en hoe ik te werk ging.


Hier geef ik nu de afmetingen van de verschillende vruchtbeginsels fig. V, VI en VII.


Van het gemeten deel der bloemkroon mag ik ten minste 1,5 mm. aftrekken (hoogte van het vruchtbeginsel, dikte van de wanden van de kroon onder het vruchtbeginsel, hoogte van het honigsap in de bloemkroon en meniscus dezer) en dan reken ik zeker te weinig. Giet in een glas, 't is eender welke vloeistof, de vlakte dezer zal pas blijven, maar tegen de wanden niet, daar gaat ze omhoog langs de wanden, dat is een meniscus, en het kan dikwijls meer dan een millimeter hoger komen dan de vlakte van de gebezigde vloeistof. Zo gebeurt het ook in de bloemen.

Om de bloemkroon te meten, neem een decimeter welke juist de millimeters, of beter, de millimeters duidelijk laat zien. Daarbij moet U nog een sterk vergrootglas (X10 ten minste) bezitten. Schuif de bloemkroon, bij middel van de naald op totdat de onderste rand gelijk staat met een centimeter. Zie wel door het vergrootglas naar de lengte van het stuk. U zult zeer gemakkelijk de tienden van een millimeter kunnen schaffen. Ik zeg schatten, want er is middel om juistere afmetingen te bekomen, tot op het honderdste van een millimeter bij name van een "palmer".

Nu, een gewichtige opmerking: de klavers verschillen in grootte, en de bloemen dus in diepte, volgens het weder dat zij hadden gedurende de groei; volgens de aard van de grond waar zij staan; volgens de winden die er heersen. De afmetingen kunnen dus maar alleen dienen voor één jaar. Zij moeten voortgezet worden gedurende enige jaren én in verschillende streken.

Welke zijn nu de uitslagen voor 1934? Ik heb ongeveer 600 bloemen gemeten en ziehier wat ik bekwam:


Aangezien ik alleen van de grootste bloemen geplukt heb (ik zeg niet hoogste planten, want daartussen heb ik er gevonden met kleine bloemen) mag ik zeggen dat het grootste deel der bloemen in de tussensoort blijven.
Welk is nu het verband tussen deze afmetingen en de lengte van de tong der bieën? Zie het tafel „Wiskunde voor bieëntelers" door Baudoux. Voor de tong lees ik: bieën uit 640 bezitten een tong 8 nm. lang. Wanneer ik 1,5 mm. afgetrokken heb van de diepste der bloemen, heb ik zeker en vast te weinig gerekend. Dus heeft de 640 fel op de klavers gevlogen. Op 480 bloemen vind ik dat 80% van de bloemen benuttigd zijn geweest. Daar ik de grootste bloemen uitzocht, mag ik vrij zeggen dat de hele tussensoort bezocht is.

Dagelijks ging ik zes klavervelden bezoeken. Hoe aangenaam was het dat gegons te horen. Dees jaar was ik hier de enige die zuivere Italiaanse bieën bezat. Ik geloof dat al de bieën van mijn twee kassen „vosjes" in de klavers zaten. Veel zwarte en gekruiste bieën vond ik er ook. Al mijn kassen zijn met 700 en 640 bevolkt en wanneer ik alleen 640 zal bezitten (hetgeen niet lang meer duren zal) dan zal de uitslag nog beter zijn.

Ik denk toekomend jaar een kas in gang te brengen met bieën 640. Dan zal het doel waarschijnlijk totaal bereikt zijn. Toch, Vrienden, ik had het niet verwacht, zulke puike uitslag te mogen vaststellen voor Baudoux.
Ik ben overtuigd, dat al wie bieënteler is in ons land, er van genieten zal en de 640 zal toepassen. Dat kan nog enige jaren duren, maar dààr is de vooruitgang, daar gaan wij allen naar toe, willen of niet.
E. DE MEYER.