INGEZONDEN.


Electrisch insmelten van draden in kunstraat.

Mijnheer de Redacteur,
In het belang van mijn collega-imkers voel ik mij gedrongen enige opmerkingen te maken naar aanleiding van het lezenswaardige artikel van den Heer Gout in het Maandschrift van Mei '35 en van het ingezonden stuk van den Heer Strijland in het Julinummer. Ik moet beginnen met te zeggen, dat de beide door den Heer Gout aangegeven methodes gevaarlijk zijn en daarom ten sterkste moeten worden ontraden.

Met den Heer Strijland ben ik het in zoverre eens, dat geen enkele leek moet proberen met een zelf gemaakt toestelletje zo iets te doen. De methode met het drinkglas is héélemaal uit den boze, maar ook wanneer men een goed en vakkundig gemaakte weerstand gebruikt, blijft de methode gevaarlijk en zou verboden worden door de Arbeidsinspectie en door de Directies der Electrische Centrales, als ze het bestaan er van kenden.

In de meeste plaatsen waarin ons land imkers wonen, leveren de Electr. Centrales wisselstroom met een spanning van 220 Volt tegenover de aarde, en zo'n weerstand vermindert het aan die spanning verbonden gevaar niet. Natuurlijk kan iemand zo'n apparaat misschien honderd keer gebruiken zonder een ongeluk te krijgen, maar dat neemt niet weg dat men elke keer dat men het gebruikt, aan gevaar bloot staat. Er bestaat echter wel een methode die even gemakkelijk en geheel ongevaarlijk is; daarbij maakt men gebruik van een transformatortje, zoals b.v. ook voor electrische schellen gebruikt wordt.

Direct na lezing van het Meinummer voelde ik mij verplicht de lezers hierover nader in te lichten, doch ik heb daarmede gewacht omdat ik niet alleen wou afkeuren doch ook tevens wou aangeven hoe het wèl kon. Een gewoon schel-transformatortje is n.l. te klein voor dit werk en bij gebruik van een duurdere transformator zou de aanschaffingsprijs weer een bezwaar zijn. Ik ben daarom gaan zoeken naar een veilig toestelletje van voldoende grootte en toch goedkoop, en heb dat ook gevonden.

Een transformator met gescheiden wikkelingen, goedgekeurd door de K.E.M.A. (Keuring Elektrotechnisch Materiaal te Arnhem) met een nominale capaciteit van 2 Ampère bij 8 Volt, aan de ene zijde voorzien van een twee-aderig snoer met een gewone contactstop en aan de andere zijde voorzien van 2 enkel-aderige snoertjes met contactstiftjes voldoet aan het doel, is ongevaarlijk, gemakkelijk in het gebruik en daarbij goedkoop.

Ik wil natuurlijk geen reclame maken voor de een of andere firma, maar verwijs degenen die willen weten waar zoiets te krijgen is, naar de advertentie-kolommen in dit nummer.
Onder verwijzing naar het artikel van den Heer Gout in het Mei-nummer wil ik er nog op wijzen, dat het plankje waar men de raat op legt, niet dikker moet zijn dan de helft van de breedte van de raamlatjes (dus 10 a 11 m. M.) en dat men de draden een voor een moet insmelten, door eerst gedurende enkele seconden de contactstiften te drukken op de spijkertjes l en 2, daarna op 3 en 4 en dan op 5 en 6.

M. d. R. ik hoop, dat alle lezers bovenstaande ter harte willen nemen; daardoor zullen dan ongelukken worden voorkomen, die anders beslist niet zullen uitblijven. Een bijkomend voordeel is nog, dat op deze wijze belangrijk minder electriciteit verbruikt wordt. H B STRUIVIG DE GROOT. Elektrotechnisch Ingenieur
BILTHOVEN, Juli '35.

----------------------------
.
Hooggeachte Redacteur,
In het Groentje van April '35 vraagt de heer Reints te Hoogezand of de roofvlieg (Asilus) hetzelfde insect is als de „negensteker" van Westerwolde. De redactie tekent tussen haakjes aan, dat met.negensteker" de horzel of paardewesp zal bedoeld worden (Vespa Crabro). Inderdaad is de "negensteker" de Vespa Cabro. De algemeen gebruikelijke naam is hoornaar en niet horzel. Dat dit insect echter bijen doodt, geloof ik niet.
Hoogachtend, Naarden F. L. FOKKENS.

----------------------------

Na enige keren in het maandblad voor bijenteelt gelezen te hebben over het al of niet schadelijk zijn voor de bijen der Koolmees, bijenvretertje of ook wel genoemd het Blaartje het volgende:
Het vogeltje houdt, dat is waar, zich veel op bij de bijenstallen, voor de korven en kasten. Ook eet het beestje bijen, of gedeelten ervan, maar wij behoeven haar niet te vrezen op de bijenstand.

Ik heb haar gedurig geobserveerd. Dat kon ik prachtig doen, zonder dat het diertje mij bemerkte. Zo zag ik voor 14 dagen, dat het af en aan ging naar mijn bijenstand, en vandaar naar haar nest met talrijk kroost. Ik zag daar, dat het steeds de dode bijen voor de kasten wegnam en hoe of ik ook oplette nooit nam ze een levende bij.

Eén keer zag ik, dat zij zich vergreep aan een verkleumde bij, maar toen het beestje teken van leven gaf, liet het meesje het net zo gauw weer los en het bleef ongedeerd op een blad van de aardbeien zitten. Ik zag voortdurend dat zij een dode bij wegnam, haar meenemende naar een paaltje. Met twee goed geslaagde pikken was de bij het kopje kwijt en dan het achterlijf en het middenstuk ging mee naar de jonge mezen.

Bij mij is het de vaste overtuiging dat de levende bijen geen schade hebben van de aanwezigheid van de Koolmees, want telkens heb ik gezien dat er wel half verkleumde of' vleugellamme bijen vlak in haar nabijheid waren, maar zij kikten er nooit naar, als die ene keer, zonder dat toen nog die bij enig letsel kreeg. Ik heb haar verwarmd en ze mankeerde niets.
Met Imkersgroeten, Doetinchem B. FRIJLINK.
----------------------------


Geachte Redactie,
Naar aanleiding van het ingezonden stukje van den heer R. v. d. Kley in het maandschrift voor bijenteelt van Dec. '34, voeg ik gaarne mijne opgedane ervaringen van dit zomer. Ook bij mij in mijn moestuin streek een zwerm neer. Of deze van mijn eigen stal kwam, of van vreemde kasten of korven, kon ik niet met zekerheid zeggen.

Toen ik het ontdekte, waren ze reeds flink aan het bouwen, notabene tussen een klein, geschoren buscusstruikje, wat wel zeer weinig beschutting bood door de fijne blaadjes en takjes. Na enige tijd was de raat tot bovenaan toe afgebouwd, verder is deze niet gekomen. Er was broed in en er werd voortdurend gewerkt. Toen de erge slagregens en onweders kwamen, legden we er een stuk zeildoek over. Honing was nihil, vermoedelijk alleen voor eigen gebruik en larvenvoeding; opgezameld in de cellen was er nagenoeg niets. Het naar boven openliggen van de raten was vermoedelijk ook hiervoor een bezwaar. Toen we een en ander pas ontdekten, was het reeds onmogelijk, de zwerm over te brengen, de helft was reeds voltooid, en de bijen zouden er niet uit te krijgen zijn geweest.

Toen het kouder werd, hokte alles kleumerig tezamen, en bij de hevige hagelslag, gepaard aan scherpe kou, die we toen kregen, is het geheele volkje dood gegaan van koude, honger en gebrek.

Als een vuil, zwart en kleverig hoopje zaten alle raten tegen elkander geplakt, die het buscusstruikje, dat als woning gekozen was, een weinig uit elkaar hadden gebogen.
Ook ik had nooit vermoed, dat een zwerm een klein geschoren buscusstruikje gekozen zou hebben om haar tenten op te slaan, dat niet eens een bladerdak bezat, waaronder ze betrekkelijk veilig zaten opgeborgen.

De hele bouw was dan ook evenredig aan de plaats, klein en gedrongen, zeker een derde van een gewone normale bouw. Het is wel een bewijs, hoe de bij de mens nodig heeft, om hem de weg te wijzen en te vergemakkelijken.

Immers zelfs het instinct heeft de diertjes niet gewaarschuwd voor de ondoelmatigheid der woning in verband met de optredende koude en vorst, zodat een overwintering aldaar eenvoudig een onmogelijkheid zou blijken.
Hopende met mijn ervaring dit zomer, die van den schrijver te hebben aangevuld,
Hoogachtend, E. FROWEIN-GRATAMA.
----------------------------


Geachte Redactie,
Door verschillende imkers dezer streek wordt bevestigd dat de bijenwolf (Philanthus Triangelum) ook aan de kast op de vliegplank komt om zijn prooi te bemachtigen. Door mijzelf en enige mede-imkers werden op de heide te Brunsum verschillende dode bijenwolven gevonden, vlak voor de vliegplank op de grond, ja voor ene simplexkast tot zelfs vier stuks.
Misschien kan men daaruit afleiden: dat de bijenwolf het raadzamer acht de bijen afzonderlijk van de bloem te vangen. De mogelijkheid, dat vele bijen hem of haar ondanks hun taai leven, aan de woning wel dood krijgen zou kunnen bestaan. Gevechten met dodelijken afloop der wolven zijn hier echter nog niet gezien.
C. DE JONG.