HONING BIJ UITWENDIG GEBRUIK.


In het „Münchener Medizinischen Wochenschrift" is in het laatst van 1934 een artikel onder bovenstaande titel verschenen van de hand van Dr. Med. Zaiaz te Heiligenkreuszsteinach, waarvan wij de inhoud hier in het kort weergeven.

De schrijver heeft gewacht deze mededelingen in een wetenschappelijk tijdschrift te publiceren totdat in het „Archiv für Hygiëne und Bacteriologie" het resultaat van uitgebreide biologische proeven, door Prof. Gundel en Dr. Blattner genomen, onder de titel : ,,Ueber die Wirkung des Honigs auf Bak-terien und infizierte Wunden" verschenen was. Zijn ervaringen op het gebied van wondbehandeling met honing eerder te publiceren achtte hij „bij de soort van ons bedrijf in de tegenwoordige tijd doelloos".

En dit is volkomen te begrijpen, waar hij vele jaren lang iedere gelegenheid benut heeft om artsen op de waarde van honing te wijzen; ja nu en dan zelfs een arts aan den lijve op wonderbaarlijke wijze met honing te helpen en vaak de toepassing van honing de door hem aangekondigde verwachting algeheel beantwoordde, wat niet naliet, dat de aanwending door anderen achterwege bleef.

Door den chirurg v. d. B. te Hamburg en den Primarius A. aan het bergwerk ziekenhuis te R. werd de uitwendige werkzaamheid bevestigd en hoewel er herhaaldelijk plannen werden gemaakt om wetenschappelijk werk te verrichten, bleef de uitvoering toch achterwege. „Niemand wilde degene zijn, die als eerste niet met de sleur medeging" en steeds werd gevraagd: „Kunt gij mij wetenschappelijke literatuur aangeven?", die helaas nog niet bestond, ondanks de „duizenden gevallen van iedere zwaarte, die door (hem) op deze wijze zonder de minste mislukking behandeld werden”; ondanks vele jaren geleden Prof. D. toegaf : „Er gaan werkingen van honing uit, maar zij zijn in hun gecompliceerdheid nauwelijks te ontcijferen" en Dr. B. meldde: „Of honing onmiddellijk bakteriën doodt, is vooreerst nog de vraag. Het schijnt eerder, alsof door zijn werking een geweldige bloed- en sappenstroom naar de wond te voorschijn geroepen wordt, waardoor de bacteriën deels mechanisch naar buiten gevloeid, deels door de abnormaal grote massa van uit het lichaam afkomstige afweerstoffen vernietigd worden.

Opvallend is het, dat de witte bloedlichaampjes uit het wondafstrijksel na afname van het honingverband massa's door hen opgevreten bacteriën bevatten; ook de reactie van het wondafscheidsel is na de inwerking van honing voor het voortbestaan en voortwoekeren van bacteriën zeer ongunstig. Het zuivere, „blitzblanke" uitzien van de wondvlakken na inwerking van het honingverband schijnt er op te wijzen, dat hier een sterke, in afstotende zin werkende afzondering van het weefsel is aangevangen, (waarbij aan de werking van zekere in honing aanwezige minerale stoffen moet worden gedacht, wellicht ook aan ferment-werkingen). In ieder geval kan men nu reeds met een zuiver geweten verklaren, dat iets en wel iets bijzonder goeds, aan de dag treedt".

Wel is waar scheen na deze zo hoopgevende uitlatingen van onderzoekers de strijd voor het goed recht van honing weer gans en al verloren te zijn, toen Dr. Gundel na moeizame laboratoriumproeven verklaarde: „Men kan met het resultaat niets beginnen". Met hoeveel te groter voldoening begroette Dr. Zaisz dan ook bij verder onderzoek op dit gebied door Prof. Gundel en Dr. Blattner verkregen positieve resultaten, die een wetenschappelijke publicatie ten gevolge hadden, welke wij hiervoor reeds aangaven, en waarin zij in het kort het volgende mededelen: „Vanwege zijn veelzijdige werkzaamheid is honing beslist boven vele tot nu toe veelvuldig gebruikt wordende medicamenten te stellen. Honing presteert enerzijds meer dan boorzalf, anderzijds meer dan kamillenthee. Er blijft dus nog veel te doen!"

En na deze publicatie kon hij dan ook zeggen: „Mij is de ondervinding, die namelijk bij sterk verontreinigde wonden met de honingbehandeling opgedaan wordt, steeds weer bevestigd geworden. Eindelijk ontstaat bij mij de plicht deze ervaringen aan de medici bekend te maken".

Dr. Zaisz hield zich nu sedert bijna 25 jaren op ernstige wijze met de bijenteelt bezig en nadat hij uit de militaire dienst ontslagen was kwam de volgende gedachte bij hem op: „In de oeroude honingwondzalf is het eigenlijke werkzame bestanddeel toch wel de honing; waarom dus die werkzaamheid door storende toevoegsels te benadelen?"

Dienovereenkomstig begon hij voorzichtig honing op zichzelf op wonden te gebruiken; na enige tijd liet hij na de wonden vooraf met jodium te behandelen, daar deze niet bevordelijk was voor het genezingsproces en naast de honingwerking ook overbodig was. Doordat deze wondbehandeling met honing iedere andere behandeling in resultaat verre overtrof, groeide zijn vertrouwen al meer en meer in dit middel en zo werden vooral de zozeer gevreesde gescheurde en sterk verontreinigde wonden het domein van zijn honingbehandeling.

Het vooraf uitsnijden van sterk gekwetste huid- en vleesdelen blijft achterwege tot aan de volledige zelfreiniging van de wond. Na 24 uur kleeft alle vuil aan het verband en het zuivere wondveld is in ieder onderdeel gemakkelijk te overzien en te beoordelen. Met honing behandelde wonden kunnen later nog, als verse, genaaid worden. Zaisz behandelt thans iedere wond principieel met honing, zo is bij hem het steeds bruikbare honingverband in de plaats getreden van het eventueel in aanmerking komende steriele verband. Hij gebruikt daarvoor geen vooraf bijzonder bewerkte honing, doch eenvoudig zuivere slingerhoning uit de honingflacon, omdat hij „onbedorven honing praktisch een steriele substantie" acht.

Bij deze behandeling moet er alléén op gelet worden, dat honingverbanden binnen de 24 uur verwisseld moeten worden, wanneer men veilig schadelijke werking wil vermeden. Hiervan moeten uitgezonderd worden de gevallen, waarin het eerste honingverband onder de inwerking van de lucht vernisachtig aan de wond indroogt.

Zeer interessant zijn de vijf voorbeelden, die hij aangeeft van door hem met honing behandelde verwondingen, waarvan de vermelding ons echter teveel plaats zou kosten. Naast deze en talrijke andere verwondingen behandelt hij ook tot zelfs de zwaarste brandwonden met honing, eveneens kwetsuren en infecteren en in de mondholte, en allerlei kleinere en grotere zweren en bloed-vinnen, die op natuurlijke wijze behandeld, ook de geringste lidtekens achterlaten.

Wanneer men de werking van honing tracht te verklaren, dan moet daarbij in het oog gehouden worden, dat honing een uiterst samengesteld natuurproduct is. De wondverzorging heeft aan de ene kant tot taak de kiemen te doden of te remmen, waarop men lange tijd maar al te zeer de nadruk heeft gelegd, doch daarnaast en in hoofdzaak heeft ze tot taak het weerstand-, afweer-, het wederopbouw- en geneesvermogen van het levende weefsel te bevorderen of te versterken en geenszins gans en al te verstoren.

Het luchtafsluitend vermogen van honing werkt al zeer gunstig, terwijl als in honing aanwezige werkzame stoffen door hem genoemd worden: suiker i suikerbehandeling van wonden volgens Lexer) resp. druivensuiker enz., de minerale zouten en plantenzuren (beïnvloeding van de pH in het wondgebied), de ,,hogere alcohols", de gisten, de fermenten, de hormonen, een zekere radio-activiteit, waarmede echter nog niet alle in aanmerking komende stoffen-groepen genoemd zijn.

Aan de andere kant interesseert het degene, die wonden te behandelen heeft, geenszins, of nu bij het uitwendig gebruik maken van honing in een zeker geval de genezing aan een bepaalde stof dan wel aan een bijzondere eigenschap te danken is dan wel of hij meer in het bijzonder als een combinatiemiddel beschouwd moet worden; voor hem is de algemene geneeskracht hoofdzaak, terwijl hij het onderzoek van deze moeilijkheden behoort over te laten aan de competente wetenschap.

En waar de practijk uitwijst, dat honing een uitstekend wondbehandelingsmiddel is, daar moet, naar zijn mening, de man van de practijk zich niet door het niet aanwezig zijn van wetenschappelijke literatuur laten weerhouden, om een niet te vervangen hulpmiddel in gebruik te nemen.

In dit opzicht is echter door Prof. Gundel en Dr. Blattner een begin gemaakt door hun publicatie van hun wetenschappelijke arbeid en bestaat de hoop dat dit door meerdere arbeid gevolgd zal worden; vandaar zijn artikel in het ,,Münchener Medizinischen Wochenschrift", waarin hij zich tot zijn collega's richt.

En zo rijst ook bij ons de vraag, of eventuele publicatie van deze arbeid in een Nederlands geneeskundig tijdschrift, waartoe wij een poging gewaagd hebben, aanleiding zal geven aan enkele energieke- en de wetenschap willende dienen Nederlandse geneesheren, om onbevoordeeld op dit gebied te gaan arbeiden, in het belang van de lijdende mensheid niet alleen, maar ook van onze Nederlandse bijenteelt met alles, wat daaraan annex is en zodoende in het waarachtig belang van gans het Nederlandse volk, juist omdat zo zeer terecht „DE BIJENTEELT EEN VOLKSBELANG" is.
Ref. W. E. ASBEEK BRUSSE.


Naschrift Red.
Van Dr. Zaisz, dien ik kort na de oorlog ter gelegenheid van een imkerbijeenkomst in Duitsland ontmoette en die bekend is om zijn onvermoeid streven om de honing in de geneeskunde, speciaal in de heelkunde aan te wenden, ontving ik het verzoek, om bovenstaand (doch om de plaatsruimte omgewerkt) artikel in ons blad over te nemen. Het behoeft natuurlijk geen betoog, dat wij als leken ons verre houden van enige aanbeveling of zelfs kritiek. Dat laten wij natuurlijk aan onze medici over. Wij wensen echter onze lezers op de hoogte te houden met hetgeen ook in het buitenland gepubliceerd wordt, voor zover ons blad daarvoor plaatsruimte kan bieden. Wie wat meer wil weten omtrent de publicaties van Dr. Zaisz raden wij sterk aan zich de brochure van Dr. Zaisz „Der Wert des Honigs" aan te schaffen.

Ondergetekende kreeg voor enige jaren van Dr. Zaisz daarvan het vertalingsrecht, doch om financiële redenen moest daarvan worden afgezien. De brochure is te verkrijgen bij Dr. Zaisz. Prijs Mrk. 1.10. Postchequekonto 534, Karlsruhe. Wij bevelen de lezing daarvan, vooral voor onze leden medici, welke wij in zo grote getale tellen zeer gaarne aan en hopen, dat zij deze materie eens ernstig willen bestuderen.
RED.