PRACTISCHE ERVARINGEN.



Gedenatureerde suiker in honingkamer.
Een imkerkennis had in 't voorjaar hiermee altijd veel last. Hij voerde zijn bijen in 't najaar nog al zwaar op, wat niet hinderde, want hij overwinterde de volken altijd op twintig raten. In 't voorjaar werden de onderste raten omgewisseld voor kunstraten. Was het volk naar beneden afgezakt en al enige raten uitgebouwd en belegd, dan zag hij na of de koningin beneden zat en legde het rooster.

Dan begon zijn jammerklacht! De raten met broed en al, dus ook nog de verzegelde suiker, werden de honingraten om te slingeren, en telken jaren dezelfde last. Ik keek hem eens aan en zeg: doe het nu een beetje anders, en wel zo: de raten welke onder het rooster uitgebouwd zijn, hang je boven en die waarin nog suiker vermoed wordt, weer naar beneden. Na het slingeren kunt ge de nieuwe raten weer omwisselen om een nieuw broednest te krijgen van jonge raten.

Oude koninginnen omwisselen voor jonge, bevruchte. Van verschillende kanten kreeg ik deze zomer aanvragen om hun nog eens mijn methode van omwisselen te vertellen. Enkelen, drie procent, gaven aan mijn verzoek gevolg om te berichten of ze succes hadden gehad. Ze vonden het de eenvoudigheid zelve. Dit is zo en een mislukking is dan ook uitgesloten.

Ik geef ze dan ook nog even weer en knoop het in uw oren. „Het volk waar je de koningin van wilt omwisselen neem je uit de kast. De raten zo ver uit elkaar hangen dat de bijen geen communicatie met elkaar hebben, b.v. in twee, ledige broedbakken. Het raampje waar ge de oude moer vindt, noteer je, en vangt ze af. Laat het volk zo lang staan totdat het op alle ramen loopt, alsook in de kast. Gewoonlijk na een minuut of tien. Laat de jonge moer op het raampje lopen waar ge de oude hebt aangetroffen

Dit zijn alle jonge bijen en moedertje marcheert direct rustig onder hen. Hang deze raat het eerst in de kast en wel op dezelfde plaats waar ze hing. Het is voor mij altijd „vrolijke muziek" het tevredene gezoem van de duizenden bijen in de kast te horen; blij als ze zijn een „moedertje" terug te hebben. De andere raten hang je in dezelfde volgorde terug. De kast sluiten en na een dag of vier, vijf, mag je nazien. Alles is dan in orde en zelfs wanneer er gesloten moerdoppen aanwezig waren zijn deze afgebeten. Een „Jantje secuur" kan nog heengaan en de jonge moer in een kooitje tussen-hangen, afgesloten door een prop suikerdeeg of vaste honing.
Rijswijk (Z.H.) S. FR.

Mag ik naar aanleiding van een gezegde van Prof. Zander wel mijn mening zeggen of liever mijn werkwijze?
Ik heb al in geen jaren een goed volk doodgemaakt en ook in geen jaren een volk met honig door de winter gebracht. Ze worden bij mij allemaal levend uitgebroken. Dan haal ik al de korven schoon leeg: heb dat in geen geval voor 20 September gedaan, zo komen er twee volken in één lege korf zonder raat, dan opvoeren met suiker en dan zitten ze gewoon om 10 October dik in 't broed en daar verheug ik mij altijd over. Prof. Z. zegt, half September moeten de wintervolken broedschoon zijn.

Wie heeft het nu bij 't rechte eind, de Prof. of de domme praktijkimker? Mijn volken zijn voorjaar gewoon volkrijk en prima gezond sinds ik dit doe, nooit roer. Voor een jaar of 5 heb ik er de Nozema in gehad in de zwerm tijd en schreef hier over naar Wageningen met bijvoeging van bijen. De Heer Minderhoud raadde mij suikerwater te voeren maar dat ging slecht, eigenlijk niks. Nu ga ik (ik heb wel eens weer iets roer gehad) direct bij de eerste verschijnselen als volgt te werk. 's Morgens als het tijd is, dat de waterhaalsters voor de deur komen om uit te vliegen neem ik een gewone tuingieter en besproei al mijn korven (drie gieters vol op plm. 80 korven) en dan een week of iets langer volhouden.

Dan bemerk ik van die Nosema zo goed als niets. Alles gaat dan zijn gewone gang. Als er zijn die niet of weinig uitvliegen zet ik die op de kop en sproei er wat in, dat deed ik voor vijf jaar toen het erg was, later nooit weer nodig geweest.

Mag ik ook nog even zeggen dat ik thuis (ik reis naar de hei) zelden of nooit een masker gebruik, handschoenen zou ik niet weten hoe ik die gebruiken
moet. Carbol nooit gezien; beroker, ja maar zeer zeer zuinig roken. Maar kalm met de bijen omgaan. Er kunnen op het heetst van de dag niet zoveel vliegen, dat ik niet op een of twee pas van de stal ga lopen, zonder masker of pijp. Ze steken heel weinig. Verleden jaar werd in 't Groentje (dat ik trouw lees) aanbevolen met een vleugel de zwerm in de nieuwe korf of schepkiep te doen; ik doe het met een deksel van een blikken sigarenkist.

De randen allen naar binnen ombuigen, dan zijn ze niet scherp, een houtje met zaagsnee, een spijkertje er door dat moet een 15 c.M. buiten het blik komen (handvat) daar kalm van onder naar boven de zwerm opstrijken en in de korf doen. 't Gaat best zonder masker, beter dan met vleugel en masker. Vleugels en borstels maken de bijen kwaad — de mijne tenminste -— en het is al bijna 60 jaar dat ik voor het eerst een zwerm in de korf bracht toen met kap en met (meel-klonts puils, Gron. dialect) om handen. Dat ging me slecht af, ik kreeg de meesten in de korf, maar veel te veel in de kap, kousen en in die klontzakken om de handen, zodat ik dacht maar nooit imker te worden, maar 't is sinds jaren mijn liefste werk
ZUIDHORN. B. BULLEMA.

Naschrift Red.
Wij danken dhr. Bullema, dat hij van zijn jarenlange meer dan 60 jaar — ervaring eens mededeling doet; dat vele oudjes hem mogen navolgen. Het doet ons recht prettig aan, dat ook de oudere imkers zo trouw ons Groentje lezen. Met zulke imkers, die op de hoogte blijven van wat het nieuwe geslacht doet, zijn we er niet slecht aan toe. RED.