Wenken voor beginnende korfimkers.

Augustus is voor de korfimkers een der mooiste maanden. Deze maand en de eerste helft van September moet n.l. uitmaken of het bedrijf lonend zal zijn of niet. Van de zomerhonig kan de kastimker wel oogsten, doch bij de korfimkers wordt de voorjaarshonig grotendeels omgezet in broed en bijen.

Omdat een korfimker gedurende de maanden Mei, Juni en Juli het aantal volken meestal verdubbelt en soms verdrievoudigt, heeft hij op de heide een goede kans.
Om echter zo veel mogelijk van de heide te profiteren moet gezorgd worden dat de volken in goede staat zijn, d.w.z.:

1. Ze moeten een goede koningin hebben. In een nazwerm en in een afgezwermd volk moet n.l. een jonge bevruchte moer zitten, terwijl de jagers en voorzwermen een oude moer hebben. Voordat dus de volken reisklaar gemaakt worden, wordt nog eens terdege nagezien of ze allen z.g. moergoed zijn. Moerloze volken verzamelen in de regel niet veel honig en geven bij weinig of geen dracht gauw aanleiding tot roverij. Zijn er volken die enige korven leeggeroofd hebben, dan trachten ze al gauw hiervan een beroep te maken en proberen dit leegroven ook bij andere volken. Moerloze volken naar de heide is dus een gevaar voor onszelf en voor andere imkers.

2. Ze moeten geen zwermplannen meer hebben. Dit kan zich nog al eens voordoen bij een jager die nog al vroeg en wat groot genomen is of bij een grote bromzwerm (voorzwerm. Hebben deze in de eerste tijden gunstig weer voor de volksontwikkeling gehad dan is het niet zelden dat zulke op de heide nog eens gaan zwermen. Het gevolg is dan vaak, dat ze zich geheel kaal zwermen en dat als de korven opgehaald worden er nauwelijks een jonge bevruchte moer in is. Hebben we er volken bij die we in deze niet vertrouwen dan verdient het aanbeveling het getal vliegbijen te verminderen. Dit kan door een dergelijk volk „om te zetten" met een zwak volk of wel "koud te zetten" (Zie Meth. Vignole, Meinr. blz. 107). Zien we geen kans meer deze volken de zwermplannen te doen opgeven, dan is het wijzer deze thuis te laten.

3. Ze moeten goed in 't broed zitten. De ondervinding heeft geleerd, dat nergens het getal vliegbijen zó sterk vermindert als op de heide. Wij moeten zorgen dat deze leemte zo goed en veel mogelijk wordt aangevuld hetwelk kan gebeuren door te zorgen dat veel uitlopend broed aanwezig is.

Laten we aannemen dat 10 Augustus de bijen naar de heide zullen gaan. Er moet dan gezorgd worden dat op dien datum veel vliegbijen aanwezig zijn en tevens veel gesloten als ook open broed. In een woord het volk moet op zijn hoogtepunt zijn.

Hoe kunnen we zorgen dat 10 Augustus veel vliegbijen aanwezig zijn? Dit kunnen we door te zorgen dat zes weken voor die tijd veel eieren gelegd worden. Immers het duurt drie weken voordat uit een ei een bij wordt geboren en na drie weken huiswerk (korfwerk) te hebben gehad wordt ze vliegbij of drachtbij. Zorgen we dus dat begin Juli veel eieren gelegd worden dan hebben we 10 Aug. veel vliegbijen. Is begin Juli dus geen dracht, dan moet gevoerd worden. Als we nu bedenken dat op 10 Aug. niet alleen veel vliegbijen aanwezig moeten zijn, doch ook veel gesloten (verzegeld) broed, dan volgt hieruit dat niet alleen begin Juli eieren gelegd moet worden, doch ook op 20 Juli en zelfs tot de tijd van vertrek. Wie dus zijn volk en broednest voor de heide goed in orde wil hebben moet vanaf begin Juli tot 10 Aug. bij géén dracht een weinig voeren.

4. Ze moeten voldoende voedselvoorraad hebben. Het kan gebeuren dat na het plaatsen op de heide de volken gedurende de eerste acht of veertien dagen (en jammer genoeg ook al eens gedurende de gehele periode) noemenswaard niets halen. Zouden ze dan geen voedselvoorraad hebben, dan wordt al gauw met "het broedtrekken" begonnen. Het broed wordt dan door de bijen uit de cellen gerukt omdat er geen voedsel meer voor hen is en van honger in de cel dood laten gaan doen ze niet. Het verdient daarom aanbeveling om, als we de volken zes weken vóór de heide geregeld een kleinigheid gegeven hebben, twee a drie dagen voor 't vertrek nog eens een extra portie te geven, ± 1 L. suikeroplossing.

Niet alleen de volken moeten in goede staat verkeren, ook aan de woningen (korven + doeken wordt dezelfde eis gesteld. Bij vele, en ik zou haast durven zeggen bij de echte imkers wordt alleen gelet op 't volk. De korf daar wordt maar overheen gekeken en minder op gelet. Zeker, het volk in de eerste plaats in orde, doch we mogen in de tweede plaats toch ook wel even aandacht schenken aan de korf en laat ik volledigheidshalve de doek erbij noemen. Als alle imkers hun eigen korven vervoerden was dit misschien minder bezwaarlijk, doch als dit door een ander gebeuren moet en dan natuurlijk in 't donker, dan is het minder aardig dat, alhoewel het vlieggat goed dicht zit, toch het volk heel gemoedelijk aan de buitenkant der korf verblijf houdt. Deze hebben dan nieuwe vlieggaten gevonden in de vorm van oude spijlgaten, gescheurde of stukgevreten doek enz. De korf en doek moeten niet alleen bijendicht zijn, maar ook groot genoeg.

We stellen ons immers altijd voor, dat ze veel zullen halen en om hun nu hiervoor de gelegenheid te geven moet de korf groot genoeg zijn. Het is altijd aardiger dat de honig in de korf wordt gedragen dan er buiten of onder aan! Oude imkers vertellen wel eens dat in goede jaren gaten in de grond gemaakt moesten worden en dat door de volken gezamenlijk de honig onder aan de heiplaggen die de korven afdekten werd geborgen. Voor de raten is het ook niet aanbevelenswaardig dat deze tot op de grond reiken. Ze worden daardoor broos en schimmelen. Neen, dan liever een rand er onder gezet.

De doek moet goed lucht doorlaten en aan de hoeken voorzien zijn van oognagels of houten pennen, die door sommige imkers keurig kunnen worden vervaardigd.
Om over het "opdoeken", laden en transport, alsook over de avontuurlijke nachtelijke tochten nu niet te spreken zullen we het toch nog even hebben over het plaatsen der volken op de heide.

Het is gewenst, dat de Westenwind en daarmee ook de regens uit deze hoek niet met volle kracht tegen de korven kunnen slaan. Het vlieggat mag om deze tijd v. h. jaar gerust naar 't Oosten geplaatst worden, terwijl dan aan de Zuid- en Westkant enige beschutting kan gezocht worden in de vorm van struikgewas of wel aangebracht worden door middel van een smacht of rietmat. Staan de korven niet beschut, dan kan een ouderwetse dakpan of gewone heiplag ook al goede diensten bewijzen. Bij voorkeur worden de korven op een kleine verhevenheid gezet, zodat bij eventuele sterke regenval het water niet aan de voet der korven komt te staan.

Het kan voorkomen dat volken naar de heide gebracht nog geen zwermplannen vertoonden en wel doen als ze enige tijd op de heide staan. Dit zwermen kan men voorkomen door het z.g. „uit de rij zetten". Zijn we dit bij voorkomende gelegenheden van plan dan dienen we daar al rekening mee te houden met het plaatsen der volken op de hei. Dit gebeurt doordat afwisselend een sterker en een zwakker volk geplaatst wordt, zó, dat er nooit twee sterkere naast elkaar komen te staan.

Vertoont nu de sterkere zwermplannen, dan wordt deze „uit de rij gezet", d.i. gedurende een paar vlieg- en liefst haaldagen 2 a 3 Meter naar voren gezet. De vliegbijen van dit volk zullen zich dan grotendeels bij 3e twee naburige zwakkere volken inbedelen. Is dit 't geval dan krijgt de sterkere na 2 a 3 dagen weer een retourtje. Door deze operatie worden de twee zwakkere sterker en de sterkere blijft sterk doordat deze de zwermplannen heeft opgegeven en zich dus niet kaal zwermt.

Moge de heide van '35 het voor de voorafgaande 5 a 6 slechte heidejaren weer goed maken, dan zal dit vast en zeker ook voor de bijenteelt in Nederland bevorderlijk zijn.
M. B.