KUNSTRAAT EN GROTERE CELLEN.


Omdat dit onderwerp aan de orde van de dag is wordt hier medegedeeld wat Dr. Philipp te Dobbeln hierover schrijft in die Deutsche Imker-führer van Jan. 1935. Prof. Baudoux in België heeft reeds aangetoond, dat door het gebruik van grotere cellen in kunstraat ook grotere bijen ontstaan.

Helaas is deze onderzoeker overleden, waardoor de vraag of door grotere bijen ook de honigoogst toeneemt niet beantwoord is. (Doch wel onderzocht wordt. Red.) Philipp heeft nu nauwkeurig nagegaan hoeveel cellen in gewoon kunstraat van de handel per vierk. d.M. voorkomen. Dit aantal varieert van 800 tot 840 cellen per vierk. d.M., terwijl bekend is dat de eerste gietvorm van Mehring slechts 750 cellen per vierk. d.M. telde.

Worden volken oplettend nagezien, dan moet het opvallen, dat de grootte der werkbijen niet steeds gelijk is, in ieder volk komen grotere en kleinere werkbijen voor, al valt dit bij oppervlakkig bekijken niet dadelijk op. Te verwonderen is dit niet; want bij alle dieren komen kleine verschillen in de grootte voor, is het verschil groot dan valt het natuurlijk iedereen op. Hierbij komt dat, naarmate de raten ouder zijn, ook de celinhoud kleiner moet worden, zodat bij zeer oude raten alle werkbijen in grootte moeten afnemen.

Slaan wij nu na wat in bekende bijenboeken over de celgrootte wordt aangegeven, dan blijkt dat deze maat niet steeds overeenstemt. Zie hiervoor Zander: Das Leben der Bienen S. 42, Ludwig S. 261 en H. Huber S. 27. Merkwaardig is het, dat alleen door Prof. Zander de celdiepte wordt aangegeven, omdat deze toch ook invloed moet hebben. Philipp heeft nu bij twee volken uit Palestina nauwkeurig de grootte, de dikte der celwand en de diepte der cellen van natuurraat van deze bijen opgenomen.

De bijen uit Palestina zijn iets kleiner dan de bijen uit Europa. Hij heeft daarbij gevonden dat zelfs bij natuurraten de afmetingen der cellen niet geheel overeenstemmen, kleine afwijkingen komen ook daarbij voor. Nemen wij na aan, dat 800 cellen per vierk. d.M. normaal is bij de gewone kunstraat in de handel, dan zullen er, wanneer wij grotere cellen gaan gebruiken er minder cellen per vierk. d.M. zijn. Philipp heeft daarom het aantal cellen van kunstraat met grotere cellen geteld en kwam toen tot het aantal cellen van 692 per vierk. d.m.

Twee volken voorzien van deze kunstraat werden vanaf het voorjaar geregeld nagegaan. De ontwikkeling der volken liet niets te wensen over; maar toen de dracht begon viel het op, dat het aantal haalbijen opvallend klein was bij vergelijking met een volk dat alleen natuurraat of gewoon kunstraat had. Wanneer er minder cellen zijn, kan de moerbij ook minder cellen beleggen en komen er later ook minder haalbijen. Waren dit slechts enkele bijen, dan zou dit weinig invloed hebben; maar Philipp berekent dit aantal op bijna 2500 werkbijen. Dit geeft te denken; want het onaantastbare beginsel blijft toch, dat het volk om veel honig te kunnen winnen zo sterk mogelijk moet zijn.

Wordt een volk door het gebruiken van grotere cellen hinderlijk zwakker, dan zou dit verholpen kunnen worden door aan de broedkamer meer ramen te geven; in deze richting wil Philipp zijn onderzoekingen dit jaar voortzetten, theorethisch schijnt mij dit logisch toe; want door meer cellen te geven moeten er ook meer bijen komen. Gebruiken wij kunstraat met grotere cellen, dan moet nu en dan worden onderzocht of er geen natuurraat gemaakt is; want die zal cellen met gewone grootte bevatten. Alle natuurbouw in de broedkamer moet steeds verwijderd worden, in de honigkamer maakt het geen verschil of er natuurraat is. (Toch wel iets. Red.) Die Imker-fuhrer komt eerst in 1936 ter beschikking van de leden.
L. J. VAN RHIJN.

Naschrift Red. Aan het bezwaar van minder bijen kan worden tegemoetgekomen door omhangen, onderzetten of desnoods nog een broedkamer op te zetten. De kwestie van grotere bijen wordt in een apart artikel behandeld: (zie het artikel: „Nederlanders maken kennis met grotere bijen" in dit nummer.)
RED.