Wenken voor beginnende korfimkers.


Was Augustus een der mooiste maanden voor den korfimker, September is wel een der drukste maanden.
Wat moet er dan in Sept. gebeuren ?
1. De volken verzorgen op de heide.
2. Het transport huiswaarts.
3. Het uitzoeken der wintervolken.
4. Het uithalen van de honig.
5. Een begin maken met de herfstvoedering.

De verzorging op de heide kan bestaan in:
1. het voorkomen van zwermplannen zoals in het Aug.-Groentje beschreven is;
2. ruimte geven voor het bergen van honig b.v. randen onder zetten.
Is dit noodzakelijk, dan gaan de zaken wel voor de wind.

Het tegendeel kan echter ook nodig zijn, n.l. 3 noodvoederen.
Het kan voorkomen zoals b.v. in 1934, dat de volken nog niet zoveel kunnen halen om zich zelf en het broed te voeden. In zo'n geval moet gevoerd worden Dit gaat op de heide het meest practisch met droge suiker of borstplaat. Van de droge suiker wordt een hand vol onder de korf gelegd. Dit kan direct op de grond, of wel op een stukje stijf papier, asphalt of iets dergelijks gelegd worden.

Wordt borstplaat gebruikt dan kan ook hiervan een stukje onder de korf worden aangebracht of tegen „het werk" gespijld worden. Bij deze soort van noodvoedering hebben we het minst last van roverij.

Schrijven we de laatste helft van Sept. dan is de heide zo goed als uitgebloeid en worden de korven huiswaarts gehaald. Dit is evenals het brengen naar de heide nachtwerk.
Vóór dat de korven opgeladen worden heeft een voorlopige selectie plaats. De volken die voor wintervolken (opzetters) moeten dienen worden getekend, b.v. met een heidetakje, kippenveer, lucifer, enz. opdat, als thuis afgeladen wordt, deze direct hun plaats krijgen in de winterstal.

Welke volken moeten we nu daarvoor nemen? Hierbij wordt gelet op: koningin, de ratenbouw, de korf en 't gewicht.
Meestal worden hiervoor jongemoervolken, d.z. volken met een koningin van dit jaar, genomen. Hiervoor komen dus in aanmerking de afgezwermde korven en de nazwermen en niet de voorzwermen en jagers. Hebben de jagers gezwermd, dan hebben deze vanzelfsprekend ook een jonge moer.

Wat de ratenbouw betreft, deze moeten mooi recht in de korf zitten en in koude bouw, geen dwars- of warbouw. Verder moet weinig of geen darrenraat aanwezig zijn, althans niet aan de middelste raten. Zijn er zijraten bij die uit darrenraat bestaan, dan is dit minder bezwaarlijk.

Niet alleen op z.g. grof of fijn werk wordt gelet, ook op oud of nieuw werk. Hebben we een korf met nieuw werk, zoals dit b.v. het geval is bij een nazwerm en is daarbij nog al veel honig van de heide gekomen, dan zal in zo'n korf meer 1ste kwaliteit raathonig te vinden zijn dan in een korf met oud werk, zoals b.v. een afgezwermd wintervolk. Hiervan is onder gewone omstandigheden de raat geheel bruin en kan dus geen raathonig geoogst worden.

Ook moet de korf een oordeel ondergaan. Het kan n.l. voorkomen dat moer en ratenbouw aan de eisen voldoen voor een wintervolk, doch dat de korf zo slecht is, dat deze het aanstaande seizoen geen reis meer naar de heide zal kunnen meemaken. De korf moet dus nog voldoende stevig en bijendicht zijn.

Volken die te zwaar zijn, moeten meestal voor de oogst dienen. Zijn ze te licht dan is dit geen bezwaar voor wintervolk, omdat we dit euvel gemakkelijk kunnen verhelpen door gebruik te maken van de suikerzak. We nemen juist het liefst die volken, die nog wat bij gevoerd moeten worden. Waarom een volgende keer.

Hebbende korven te weinig volk, dan kan dit verholpen worden door bijen uit andere volken bij te geven.
De volken welke niet voor opzetters gebruikt worden krijgen een tijdelijke plaats (zomerstal) om daar geduldig hun „stervensuur" af te wachten.
Hebben we de zaak zover in orde, dan moet ons eerste werk zijn de wintervolken goed te verzorgen. Dikwijls gebeurt het dat bijen van de heide gehaald, arm aan volk zijn en verdient het aanbeveling er bijen bij te voegen. Dit kan door van de volken die niet gehouden worden voor opzetters af te jagen of te salpeteren.

Het afjagen houdt wat langer op dan het salpeteren en men heeft nog wel eens last van afbijten en terug vliegen . Dit laatste is minder bezwaarlijk als de af te jagen korven tussen de opzetters hebben gestaan of achter in de winterstal. Een voordeel van het afjagen is, dat de bijen gezond blijven wat bij het salpeteren niet altijd het geval is, vooral als het niet vakkundig gebeurt.

Door het salpeteren worden de bijen tijdelijk bedwelmd, waardoor zij zich laten vallen. Als het goed gebeurt dan duurt deze toestand maar l a 2 minuten, waarna de bijen direct weer bij zijn. Door het bedwelmen hebben ze hun oorspronkelijke plaats vergeten en moeten zich na bijgekomen te zijn, weer opnieuw oriënteren. In bedwelmde toestand missen ze ook de hun eigen "nestreuk".

Het bedwelmen kan gebeuren door middel van salpeterzure zouten en de z.g. bouvies. Deze bouvies zijn vruchtlichamen van een paddestoel die ten tijde van rijpheid gevuld zijn met een grote massa grauwe stof (sporen).
Dit wordt aangestoken en door de rook welke zich hieruit ontwikkelt, worden de bijen bedwelmd.

Van de salpeterzure zouten wordt 't liefst kalisalpeter genomen. Hiervan wordt een verzadigde oplossing gemaakt, liefst warm, waarin men dan enige droge doeken, b.v. oude bijendoeken, drenkt. Deze vochtige doeken worden te drogen gehangen en na gedroogd te zijn in stukjes geknipt ter grootte van ± 10 c.M. in 't vierkant. De grootte hangt af van de hoeveelheid kalisalpeter welke de doek bevat. Is kalisalpeter gebruikt, dan blijven de doeken droog, terwijl van b.v. chilisalpeter de lappen vochtig zijn en telkens vóór 't gebruik gedroogd moeten worden.

Ook kan chilisalpeter voor de bijen schadelijke stoffen bevatten.
Waarop moet worden gelet bij het bedwelmen der bijen ?
In de eerste plaats moeten we ruimte geven dat de bijen kunnen vallen. Een korf tot onderaan uitgebouwd mag dus niet op een platte plank gezet worden. De bijen zouden dan onder tussen de raten blijven hangen.

In de tweede plaats moeten we de bijen de juiste hoeveelheid damp geven. Krijgen ze te weinig dan zijn ze niet uit de korf te schudden. Geven we hen te veel dan bevuilen de bedwelmde bijen elkaar in sterke mate doordat clan braak- en roerverschijnselen tegelijkertijd optreden. We kunnen dan niet meer spreken van normale bijen, doch zouden het beter lege velletjes kunnen noemen.

Ook moet gezorgd worden dat alle bijen tegelijktijdig en zo snel mogelijk de damp te pakken krijgen. Dit kan gebeuren door:

1. de damp zo veel mogelijk in 't midden van het te bedwelmen volk te brengen en.
2. door niet te handelen zonder voorafgaande storing.

Wordt het volk vooraf gestoord, dan zetten de bijen zich op de kop in de cel om zich vol honig te zuigen, waardoor ze niet ten volle met de rook in aanraking komen en niet bedwelmd worden. Voorafgaande storing is minder bezwaarlijk als dit lang genoeg heeft geduurd, b.v. 5 a 10 minuten. De bijen hebben zich dan volgezogen en lopen weer vrij tussen de raten.
Een volgende maal hierover meer.
M. B.