DRIE SEIZOENEN MET BIJEN IN DE WIERINGERMEER.
I


De berichten uit de Wieringermeer klinken fabelachtig. Enerzijds worden de honingoogsten aldaar door de„oud-Nederlanders" overschat, anderzijds haalt men er de schouders ongelovig voor op.
In een serie artikeltjes toont dhr. Vergouwen, bijenteeltleraar in Middenmeer, de Wieringermeer in al zijn schoonheid en rijkdom. Oogsten van 100 tot 150 pond per volk. Onder de eminente leiding van dhr. Vergouwen ontstaat een corps bekwame imkers en de uitnodiging met zijn bijen naar de Wieringermeer te komen, zal stellig een dankbaar en gretig gehoor vinden.

Voor deze echte gastvrijheid, een speciale eigenschap van Imkers, een woord van hulde !
Red.


Zo langzamerhand begint de nieuwe Wieringermeerpolder een goede naam te krijgen bij de imkers in Nederland, als een honinglandje bij uitstek. Meerdere imkers hebben zich in 1934, maar vooral in 1935 willen overtuigen van de toestand der bijen en van de hogingopbrengsten in de 20.000 H.A. grote landaanwinst.

Eerlijk gezegd, geachte lezers, kostte het ons nooit moeite, de imkers in verwondering te brengen, als we doodnuchter onze resultaten vertelden. En wat een enthousiasme kwam er dan weer boven bij de excursie's die we ontvingen en geleidden door ons lage honinggebied ! De meer of minder slechte opbrengsten in hun eigen gebied waren de bijenvrienden voor een poos vergeten en uit nagezonden dankbrieven klonk weer een toon met hoop voor de toekomst. Ik stel me voor, mede-imkers, in enkele artikeltjes, mijn ervaringen mee te delen, die ik in drie zomerseizoenen opgedaan heb, en mijn mening kenbaar te maken, betreffende het imkeren in „Nieuw-Nederland". Ik beoog daarbij meerdere bijenhouders, die aanstalten maken om een stand in 1936 in de Meer in te nemen, van dienst te zijn en om optimisme gaande te houden en zonodig op te wekken.

Er was heel wat moed voor nodig om vanuit het Zuidelijke Brabant het kolonisatiewerk ter hand te nemen in de onontgonnen Wieringermeer. Och, ons werk zou wel marcheren; daar zouden we ons gehele persoon en onze jonge krachten aan geven. "Maar zouden we onze bijenliefhebberij daar voort kunnen zetten?",
vroegen we ons af. Na wikken en wegen en inlichtingen inwinnen, viel het besluit de bijen met de verhuiswagen mee te geven en medio April 1934 arriveerde geheel ons hebben en houden in Middenmeer, het tweede kerndorp van de Wieringermeer.

De bijen werden al spoedig officieel welkom geheten door de schooljeugd, als bizondere pioniers, maar enkele waaghalzen moesten hun plagerijen al spoedig duur betalen en de lust verging.
Na de huisinstallatie zouden de bijen een beurt krijgen voor onderzoek, of ze de reis van 255 k.m. goed doorstaan hadden. Och arme, een drietal vlieggaten van de kasten zaten geheel dicht gestoven en de voorjaarswind in de kale vlakte liet geen nazien toe. In alle volken werd leven geconstateerd en daarmee zouden we voorlopig maar genoegen nemen. Een verkenningstochtje door de poldervlakte leerde ons, dat het koolzaad z'n eerste bloemetjes opende.

Een geschikte standplaats was spoedig gevonden en een gecharterde vrachtwagen bracht ons achttal volkjes te midden van de nu al gele bloemen-weelde op 29 April '33. Ziezo aan 538 H.A. koolzaad konden ze zich te goed gaan doen. En concurrentie? Later bleek ons dat elk bijenvolk ruim 5 H.A. voor zich kon nemen. Geschikt weer en tijd werden na een paar dagen te baat genomen voor een grondige inspectie. Het resultaat viel niet mee. Sterkte pover, maar .... al aardig eitjes; er werd dus een flinke drang op de moeren uitgeoefend en dat gaf hoop. Eén der volken bleek moerloos, met reeds een eierleggende werkbij. Deze werd geholpen met 'n raam eitjes uit mijn meest productieve kast, nadat het volk afgeschud was aan 't andere einde van de kavel. Een klompje getrouwen vond reeds de dood op de nog niet onlzilte bodem.

Excursie op een bijenstand in de Wieringermeer.
't Werd een waar genoegen de bijen te bezoeken, gade te slaan en na te zien. In de tweede helft van Mei kon ik op alle kasten de honingzolders plaatsen. In de 2de week van Juni verminderde de bloei van het koolzaad sterk. Het nat staan der bijen en de nectardroppels in de bloemen brachten ons voorlopig nog van het voornemen af om aan verhuizen te denken. We kwamen tot de wetenschap, dat tegen het einde van de bloei het koolzaad mogelijk op z'n best honingt. Pas 24 Juni braken we onze stand op. De chauffeur kon maar niet begrijpen, dat die „dingen" zo zwaar geworden waren.

In de luwte van het kleine kerkje „Maris Stella" vonden ze een tweede standplaats. De klaverweiden van enige honderden H.A. lokten en geurden en spoedig zou blijken dat de diertjes dit nieuwe arbeidsveld graag beliefden. De koolzaadoogst werd nu spoedig binnengehaald. Vier kasten leverden 112 pond honing. En wat waren die volken schitterend sterk!! Bijen, broed, eieren, hele ramen vol.

Lezers, ik wil wat vooruitlopen tot besluit van dit artikel, en U alvast verklappen, dat mijn bijtjes me in 1933 hielpen aan een honingopbrengst van 1040 pond. Gelukkig besluit om m'n volkjes mee te nemen ! ! !
MIDDENMEER. C. P. VERGOUWEN.