Wenken voor beginnende kastimker.

Schreef ik in het Septembernummer, dat de natuur, (en dus ook de bijen) zich in September op haar winterrust voorbereidt, in October neemt deze winterrust een aanvang. Duidelijk kunnen we reeds waarnemen, dat het bijenvolk een bolvorm aanneemt, waardoor het warmteverlies zo gering mogelijk wordt. Sommigen zijn van mening, dat bijen een winterslaap houden, hetgeen echter onjuist is. Integendeel, de bijen moeten in de winter voortdurend voedsel opnemen, daar ze niet zoals andere dieren, die wel een winterslaap houden, in staat zijn in hun lichaam zoveel reservestoffen op te nemen, dat ze hierop de gehele winter kunnen teren.

Op de plaats, waar het volk bij het begin van de winter zit, dus de bolvormige ruimte in het midden der kast voor het vlieggat, wordt geen wintervoorraad opgeborgen. We zien dus, dat de middelste ramen aan boven- en achterzijde en de buitenste ramen geheel met voedsel gevuld zijn.
Naarmate nu het volk gedurende de winter van dit voedsel gebruikt, verplaatst zich de (gehele tros (bol) naar boven en naar achteren, zodanig, dat de buitenste bijen aan boven en achterzijde steeds in contact blijven met hun vooraad.

We moeten bedenken, dat het gedurende een langere, koudere periode in de winter voor de bijen als individuen onmogelijk is de tros te verlaten, daar ze alleen te zamen zoveel warmte kunnen ontwikkelen, dat de vereiste temperatuur behouden blijft. Wil nu het toeval, dat juist in een dergelijke koude periode, b.v. in Januari, het voedsel aan boven- en achterzijde der middelste ramen is opgebruikt, dan is het voor de bijen onmogelijk via de onderzijde der ramen het voedsel op de kantramen te bereiken, omdat daarvoor de gesloten bolvorm zou moeten worden verlaten. Inderdaad komt het voor, dat op deze wijze in strenge winters volken a.h.w. naast het voedsel verhongeren.

Het is daarom gewenst dwars over de bovenlatten van de ramen onder de dekkleedjes enkele latjes van ongeveer l cm. dikte te leggen, zodat de bijen via de bovenzijde der ramen kunnen passeren om het voedsel in de zijramen te bereiken.

Het voeren moet vóór 15 October zijn afgelopen, omdat de tweede helft van de maand door nachtvorsten reeds zo koud kan zijn, dat de bijen de toegediende suikeroplossing niet meer halen. Men doet verstandig de volken goed zwaar in te voeren, zodat men tot half April gerust kan zijn. Vooral door de lage suikerprijs van tegenwoordig maken enkele ponden suiker meer of minder in financieel opzicht weinig verschil.

Voor een normaal volk is een hoeveelheid voedsel van 10 Kilo voldoende, waarvan we de aanwezigheid kunnen schatten door aan te nemen, dat één vierkante decimeter verzegelde honig of suikeroplossing ½ Kilo weegt. Gedurende het voeren mag de volgorde der ramen niet meer veranderd worden, daar we hierdoor de orde, die de bijen bij het opbergen van hun voorraad in acht nemen, zouden kunnen verstoren. Zoals hierboven reeds gezegd, wordt namelijk aan de voorzijde van de kast ongeveer in het midden een bolvormig deel als winterzit gereserveerd, waarin geen suikeroplossing wordt opgeborgen.

Over de afdekking van onze bijenwoning lopen de meningen onder imkers nogal uiteen. Sommigen zijn voorstanders van een zeer warme afdekking, anderen vrezen door te warme afdekking voor vochtigheid en daardoor schimmelvorming in de kasten. In de practijk blijken warme en ook minder warme afdekkingen beide goed te voldoen hoewel bij de laatste het voedselverbruik iets groter zal zijn.

Met het oog op de vochtigheid is het in elk geval nodig te zorgen voor een poreuze dus niet luchtdichtsluitende afdekking. De kleedjes van wasdoek b.v., die vele imkers des zomers gebruiken, moeten in de winter worden verwijderd. Als directe afdekking op de ramen is een zware kwaliteit jute zeer geschikt, waarop dan de stromat of meerdere andere dekkleedjes (b.v. gesneden uit een oude wollen deken of vloerkleed) worden gelegd.

Tenslotte worden hierop enige opgevouwen oude kranten gelegd, daar deze zeer veel vocht kunnen opnemen. Deze kunnen dan zo nodig gedurende de winter door andere worden vervangen.

De vlieggaten van de simplexkasten kunnen over de volle breedte open blijven, daar hierdoor de toetreding van verse lucht wordt bevorderd. Wel moet er gezorgd worden, dat de hoogte der vlieggaten niet meer bedraagt dan 7 a 8 millimeter, zodat er geen muizen door kunnen.
E. L.