DRIE SEIZOENEN IMKEREN IN DE WIERINGERMEER.
II


De drachtplant en in 1933 waren:
a. koolzaad van einde April tot 20 Juni.
b. witte klaver van 20 Mei tot...... einde October.
c. zeeaster van einde Augustus tot einde October. Uit mijn aantekeningen put ik nog het volgende :
Het koolzaad bloeide, door ongelijke stand en groei, erg lang. De opvolgende jaren zouden laten zien, dat begin Juni de bloei prachtisch afgelopen was en is.

a. Vanaf 20 Mei bloeide de witte klaver langs de wegen en tussen het hooigras. Heerlijk werd de geur door de wind door de polder gedragen. Druk bijenbezoek hebben we steeds van den beginne af geconstateerd, vooral tegen het vroegere eiland Wieringen aan. (Lichtere en zodoende warmere bodem!)

b. Half Juni begon het feest van de witte klaver recht gemeend in de beweide weiden en een mooie ontwikkeling ving aan in de gehooide weiden. Deze klaverbloei hield op het weiland aan tot in September. Tientallen keren heb ik de weiden bemonsterd en trof er steeds bij goed weer volop bijen aan, gedurende al die tijd.

c. Einde Augustus kwam de klaverbloem voor de dag op de nieuw aangelegde weiden, waar de dekvrucht van gemaaid was. In September waren deze percelen één wit veld. De bloei, de geur en het honigen hield aan tot einde October. Steeds werd deze massaplant druk door bijen bevlogen.
Beste lezers van oud-Nederland, 't is om jaloers te worden, niet waar? En wat deed die warme nazomer van '33 ons deugd. Waar honingt de witte klaver zo intens en zo langdurig? Op de zoute bodem reageren de planten toch wel zeer uitzonderlijk !

De derde drachtplant, de zeeaster, heeft ons ook overvloedig van zijn rijke gaven meegedeeld. De bloeitijd van deze plant is geweest van einde Augustus tot einde October. Het is een zoutminnende composiet, die evenredig gaat afnemen, met het ontzilten van de bodem (verdwijnen van zout, uitloging) Op de ongecultiveerde kavels, langs de greppels en sloten en kanalen stond hij als gezaaid.

Tot 24 October ben ik bezig geweest, in een hardnekkige strijd, tegen de haaldrift in, om de kasten kaal te slingeren. Meer dan eens is me de verzuchting ontsnapt : ,,Laat het nu toch eens uit zijn, beestjes!" Vooral de ondervinding van een randbewoner-imker maakte me angstig. De zeeaster-honing zou spoedig kristaliseren en zeer hard worden en zodoende slecht overwinteringsvoer zijn. Eén volk heb ik toen practisch op deze honing laten overwinteren en .... 't is best gegaan. Laat, heel laat, heeft de suikervoedering en de inwintering plaats gehad, maar gelukkig bleef het weer me dienen. Alles werd verzegeld en m'n 12 volken kwamen kerngezond door de winter.
Wat de dracht betreft zijn de volgende opmerkingen voor ons inwonende imkers te maken :

1e. Het voorjaar is lang en vrij guur. Vóór 25 April hebben onze beestjes niets ; drijfvoeren met honingen suikeroplossing is allernoodzakelijkst. Mede door actie onzerzijds begint er op heden al aardig wat verbetering te komen. Arabis, Primula, Ribes enz. enz. staan als voorjaarsbloeiers in de tuintjes en zullen de bijen wel lokken in voorjaar '36.

2e. Begint echter het koolzaad te gelen, dan begint het spel, het zomerfeest ! Zonder onderbreking, in schitterende opvolging, wordt het voor de bijen hartje wat lust je, liefje tast toe.

Waar in Nederland vinden we de toestand zo gunstig? Waar treffen we zo'n heel-de-zomer-durende-massa-cultuur ? We leven hier in een waar honing-paradijs! Geen zorgen over reizen, geen angstvallige kunstgrepen, geen roosters, niets van dat alles. Prepareer de volken op sterkte, plaats als ruimtetekort noodzaakt, de broed-honingzolders 2, 3 en 4 hoog en de honing vloeit, stroomt, nee .... bruist naar binnen. De bewijzen hiervoor volgen ; let wel, we vernoemen de resultaten in 1933.

Vier kasten leverden einde Juni 112 pond kooizaadhoning. Vijf kasten (waarbij een jonge zwerm) en een boogkorf
gaven ± 20 Juli 192 pond witte klaver honing. Door vacantie zagen we onze bijtjes weer op 19 Augustus .... ongelooflijk lezer, zoiets had ik nog nooit gezien. Waarheidsgetrouw zal ik U enkele feiten meedelen. De eerste kast was met geen mogelijkheid open te krijgen. De breekpartij bracht aan het licht dat de diertjes zich toegang hadden verschaft boven het dekkleedje en de ruimte onder het deksel hadden benut en geheel volgebouwd en volgedragen.

Heerlijke vette stukken raathoning lieten na het openen de inhoud rijkelijk vloeien. De tweede kast bleek wel normaal, maar met geen mogelijkheid was er een raampje uit te krijgen. Bij een andere kast was de ruimte tussen binnen- en buitenbak geheel benut voor opslagplaats. De nieuwsgierigheid was voldoende bevredigd en alles werd maar vlug geregeld om te oogsten. U begrijpt, dat ik handen vol werk had en alles niet direct van een leien dakje ging. Alle beschikbaar vaatwerk stond spoedig vol honing en m'n wederhelft trok er op uit om raad te schaffen.

Acht voorjaarsvolken, die aangroeiden tot 12 volken leverden me 1040 pond honing. Van 5 korven kwam 180 pond pershoning. De "opzetter" van 3 Juli, 'n flinke zwerm, leverde op 9 September 48 pond honing.
6 kasten + boogkorf produceerden 860 pond. Nemen we voor boogkorf 60 pond (het was voor mij geen beste) dan blijft er voor de opbrengst van de kasten 800 pond. De beste kast is door mij ruw berekend op ruim 180 pond.

Duidelijk spreken hierbij de opbrengsten ten gunste van de losse bouw in zomerdrachtstreken!!
MIDDENMEER. C. P. VERGOUWEN.