DRIE SEIZOENEN IMKEREN IN DE WIERINGERMEER.
III


Mijn twaalf volken kwamen schitterend door de winter, 6 kasten, 1 boog-korf, 5 ronde korven. De 5 ronde korven, die in de tweede week van September '33 waren uitgebroken, werden na jagen, afsalpeteren en leeghalen direct weer opgezet, wat schitterend verliep, l boogkorf bracht het werk zelfs nog op de plank. Vol trots op onze 12 vrienden, zou '34 aangevangen worden. Wat zou het worden ?

Er kwamen kapers op de kust! Terwille van de vooruitgang van de bijenteelt ging de ene korf na de andere naar een vriend of liefhebber in spé, in de polder. Ofschoon ik ongaarne mijn volkjes afstond, werd een plicht in me wakker om de bijenteelt sterk te gaan propageren in zo'n Eldorado. Theoretisch en practisch moest ik dat gaan doen. 't Was economisch te betreuren, dat hier zoveel nectar doelloos afgescheiden werd! De tijd van liefhebbers winnen, imkers gaan kweken, brak aan, om een kern voor propaganda te formeren.

Het slot van de hulp was een aderlating voor mezelf en ik bleef met 6 kasten voer. Eén kast is jammer hiervan op het koolzaad nog zowat te gronde gegaan, na te laat opgemerkte moerloosheid en tegenslag met reddingspogingen.
In het seizoen '34 werd gelukkig de Meer door heel wat meer bijen bevolkt. Vele imkers van korter bij en ook van ver af verzochten en verkregen een stand bij het koolzaad in het voorjaar. Typisch echter verdwenen helaas de meesten nadat deze crucifeer ontijdig met de Pinksterdagen, einde Mei, zijn bloemenweelde verloor. De witte klaver scheen te versmaden, want op de zeeaster kwamen vele imkers pas terug. Standen van 50 en meer kasten lachten ons toen toe als we de verre vlakten eens verkenden. Beste zaken zijn gemaakt, want flink zwaar zijn de volkjes weer huiswaarts gevoerd.

Om tot onszelf terug te keren, wil ik U eerst vertellen, dat ik in die zomer voor eerste hulp bij ongelukken en bijendokter bij alle gewone en ongewone voorvallen gespeeld heb. Ik werd gewoon altijd opgehaald, om "eens even te komen zien". Practische lessen voor groepjes heb ik legio gegeven. Ik had echter meer succes bij mijn streven en dat maakte alles goed. Het honingen der planten geschiedde als in 1933, behalve dat de klaver einde Augustus een einde nam, omdat er geen nieuwe weiden waren aangelegd. Ook de dracht van de zeeaster was begin October afgelopen. Alles bijeen genomen hadden we drukke dracht gehad van medio April tot begin October, zodat we tevreden, ja meer dan tevreden konden zijn, wederom.

Ondanks veel drukte heb ik bij mezelf van alle volken alles nauwkeurig gewogen en kom ik tot de volgende resultaten:
Opbrengsten (Winter)volken
Nummers der kasten
No. 0 — 168 pond
No. 1 — 133 pond
No. 2 — 169 pond
No. 3 — 108 pond
No. 4 — 107 pond

Hierbij valt op te merken, dat No. 3 en 4 beiden op 6 Juli '34, temidden van de klaverdracht hebben gezwermd. Om m'n aantal volken te vermeerderen, was ik gedwongen de zwermen in een paar nieuwe kasten te huisvesten.
De 3 nieuw opgezette kastvolken gaven de volgende opbrengsten:
Nummers der kasten
Tijd/opzetting en Honing
29 Juni . No. 5 — 70 pond
6 Juli . No. 6 — 94 pond
6 Juli . No. 7 — 65 pond

Voegen we hierbij nog het zoete vocht, dat een paar korfjes gaven, waarvoor ik in Juli nog zwermpjes had machtig kunnen worden, dan kom ik in 1934 aan een netto opbrengst van 957 pond honing in totaal. Volledigheidshalve dient nog vermeld te worden, dat het koolzaad practisch geen opslag van honing had gegeven.

Ook de jonge imkers, door mij zowat ingewerkt, brachten het tot goede resultaten. Begonnen met l korf wintervolk, hadden allen de zwermen in l of meerdere kasten geplaatst, en zonder uitzondering oogstten allen meer dan 100 pond. Eén liefhebber kwam zelfs aan 300 pond honing.

Dat de ambitie er was spreekt en de eerste cursus in bijenteelt zou in het honinglandje gegeven worden, tot meerdere uitbouw en propaganda en misschien tot...... een vereniging.

Inmiddels zijn onze plannen geheel verwezenlijkt en onze afdeling telt momenteel nagenoeg 40 leden.
Slot over 1935 volgt.
MIDDENMEER, C. P. VERGOUWEN.