Vragenrubriek




Vraag 291. Op blz. 109 van "het Groentje" van Mei 1935 schrijft dhr. C. de Jong te Hoensbroek over de Simplex-blokkenkast. Hij geeft verschillende methoden en mogelijkheden aan en noemt dan onder 5 "In Juli 14 dagen voor de dracht moer op 4 ramen sperren, geeft veel honig".
Gaarne verneem ik, of de bijen inderdaad in de honigkamer werken, ook boven de blokken? Dat wil dus zeggen, dat zij dan niet boven het broednest en ook niet boven andere ramen, doch de honigkamer voldragen. Indien dit werkelijk gebeurt, dan kan ik mij indenken, dat er een vracht in de honigkamer wordt gebracht.
Verzwakt het volk echter niet teveel? Uw antwoord verneem ik gaarne in "'t Groentje".
C. H. K. te Sch. (Z.-H.)
Antwoord: Als men een sterk volk heeft gekweekt en men spert dit 14 dagen vóór de dracht op 4 ramen, dan zullen de overtollige bijen vanzelf een uitweg naar boven moeten zoeken. Zet de dracht in, dan zullen de bijen ook boven de blokken wel werken, als het gewin tenminste maar goed sterk is en lang genoeg aanhoudt.
Het volk zal natuurlijk na de dracht er wel door verzwakt zijn, omdat het slechts op 4 ramen zit en het broednest dus sterk wordt ingeperkt. Aanbeveling zal het mijn inziens ook verdienen, dat er een jonge bevruchte moer op deze 4 ramen zit, omdat deze minder zwermlustig is dan een oude. Benut men alleen de mid-zomerdracht, dan is het niet hinderlijk, dat het volk wat verzwakt is. Reist men echter in Augustus naar de hei, dan zal het aanbeveling verdienen reserve-ramen met broed in te hangen direct na de dracht om weer een leger bijen te hebben als men naar de hei gaat. Vooral op de hei zou inperking van het broednest aanbeveling verdienen, omdat de bijen in de nazomer bij gewin niet zo graag meer naar boven trekken als midden in de zomer.
Ondervinding heb ik met de blokkenkast niet, doch liefhebbers zouden eens een proef kunnen nemen. Er zit wel wat goeds in. Inperking van het broednest kan wel zijn goede zijde hebben, doch men zou deze inperking dan kunnen maken naarmate de sterkte en langdurigheid van de dracht in Uw streek. Is de dracht overvloedig en lang, dan zou men het broedmest niet al te eng behoeven in te perken, vooral als met het volk naar latere drachtstreken wordt gereisd en men dus veel bijen moet hebben. Ieder imker kan dit dus het beste beoordelen. Men kan dan tijdens een dracht verder nog rekening houden met de weersgesteldheid, of deze vast of zeer veranderlijk is en de grootte der inperking ook hiernaar regelen.


Vraag 292. Ik heb een bevolkte 7-raams Simplex-kast. Wil dit volk volgend jaar op een 8-raams kast brengen en dan de Franse raammaat invoeren 35x35 c.M. Hoe doe ik dat het gemakkelijkst?
H. B. te R. (Ov.)
Antwoord: De eenvoudigste methode lijkt mij, zodra het volk de Simplexramen goed heeft bezet en de dracht intreedt de broedbak met de 8 Franse ramen van hele vellen kunstraat voorzien onderin de kast te plaatsen zonder rooster en hierop de volle Simplex-broedkamer.
Zet de dracht door dan bouwen de bijen de kunstraten beneden uit en en gaat de koningin hierin al vrij spoedig eieren deponeren. Na enige tijd kijkt U eens of de moer eitjes heeft. Ziet U haar dan tevens onderin lopen, dan legt U een rooster tussen de beide broedkamers.
Komt er aanhoudend slecht weer, of een drachtloze tijd, dan verdient het aanbeveling van onderen af en toe te voeren. Een voerinrichting aan de onderkant is in dit geval aan te bevelen, omdat U geen ramen met honig kunt inhangen, omdat U die in de Franse maat nog niet hebt. Heeft men geen voerinrichting beneden, dan neemt men ook wel een broedraam aan de kant uit en hangt hierin een voerbakje in de vorm van het broedraam van boven open, waarin men het voeder giet en een drijvertje bovenop om verdrinken der bijen te voorkomen.


Vraag 293. Brengt grootcellige kunstraat grotere bijen voort en waar is deze verkrijgbaar?
H. B. te R. (Ov.)
Antwoord: Verleden jaar zijn belangrijke en uitvoerige artikelen over grootcellige kunstraat in ons Maandschrift verschenen. Ik raad U dus aan deze artikelen op te slaan in het Aprilnummer 1935 blz. 80 enz. en Augustusnummer 1935 blz. 186. Lees dan ook het artikel op blz. 187 „Nederlanders maken kennis met grote cellen".
Hebt U deze nummers niet in Uw bezit, vraagt dan in de Bibliotheek te Wageningen Jaargang 1935 van ons Groentje aan.
Grootcellige kunstraat is o.a. verkrijgbaar bij "de Afdeling Handel" Bijenhuis, Wageningen.


Vraag 294. In het Dec.-nummer Jrg. 1934 staat een belangrijk artikel van dhr. L. J. van Rhijn „Hoeveel voedsel verbruikt een goed bijenvolk in een jaar". Daarin staat o.a. „gewicht der koningin 0.24 gr. Een bijenei weegt 0.15 mg., 1000 eieren dus 1,5 gr. Als zij 1000 eieren op één dag legt is dit toch nog 5 maal haar gewicht. Voorzeker een geweldige prestatie!"
Nu neem ik aan, dat een koningin in een sterk volk bij hoogtij een 2000 à 3000 eitjes per etmaal kan leggen, dat is dan 12 à 18 maal het gewicht der koningin. Is deze voorstelling wel juist? Ik had altijd gehoord, dat een koningin per dag in het hoogseizoen wel 2 à 3000 eitjes kon leggen, doch dat zulks dan 2 à 3 keer haar gewicht was. Nu lijkt mij 170 eitjes voor het gewicht der koningin veel te weinig. Gaarne Uw idee hierover.
R. P. te A. (N.-H.)
Antwoord: Wij zullen eerst een rekensommetje maken : 1 gram = 1000 mg. Een ei weegt 0.15 mg., dus 1000 eieren 150 mg. = 0.15 g. (dus geen 1.5 g.) De koningin weegt 0.24 g.= 1.6x 0.15 g. Men komt dus tot een totaal van 1.6x1000 = 1600 eieren, dat met haar gewicht overeenkomt.
Thans wil ik hieraan nog enige gegevens toevoegen.
In "Der Bau der Biene" van Dr. Enoch Zander 2e Auflage staat op blz. 1 De koningin is op de hoogte van hare capaciteit met 0.23 g. het zwaarst van al harer volksgenoten. Dan volgen de darren met 0.196 g. De arbeidsters daarentegen wegen al naar gelang zij met voedsel beladen of niet beladen zijn 0.06 tot 0.18 g. Het doorsnede gewicht kunnen wij op ongeveer 0.1 g. stellen.
Verder lezen wij in "Das Leben der Biene" van Dr. Enoch Zander 2e Auflage op blz. 67: In de beste legtijd van half April tot midden Juni legt een goede koningin volgens opgaaf van Baron von Berlepsch in doorsnee dagelijks 1200 eieren. Leciejewski vindt dit getal echter te laag. Volgens hem zijn koninginnen waargenomen, welke 1604, 1755 ja 3021 eieren in 24 uur legden. Men heeft zelfs van koninginnen gemeld, die 5000 eieren op 1 dag produceerden. Dit zijn echter beslist uitzonderingsprestaties. Gemiddeld mogen wij de dagprestatie in doorsnee volgens Müsebeck op 1200 à 2000 eieren stellen. Welk een prestatie dat is, kan men daaraan beoordelen, dat 1500 eieren met het lichaamsgewicht van een koningin van 0.23 gr. overeenkomen. Als een koningin dus 3000 eieren legt, is dit het dubbele van haar eigen gewicht in de vorm van eieren.
Deze berekening komt dus met ons rekensommetje en Uwe veronderstelling overeen.


A. OONK.