De zwermverhindering (methode Snelgrove).


In 1933 verscheen een boekje van L. E. Snelgrove over beperking en verhindering van het zwermen. De beschreven methode is de vrucht van een tiental jaren diepgaande studie en dat de methode met goed gevolg werd toegepast moge blijken uit het feit, dat in 1932 van 23 volken 22 niet zwermden; in 1933 zwermde van 43 volken slechts één. Volgens schrijver vereist de toepassing zeer weinig werk. Er is echter één bezwaar; de methode is alleen bruikbaar bij vrij in de tuin opgestelde kasten.

Voorwaarden die leiden tot het zwermen zijn:
Gebrek aan ruimte voor uitbreiding van het broednest.
Gebrek aan ruimte voor het bergen van honing.
Overbevolking. Onvoldoende ventilatie en bijgevolg te hoge temperatuur.
Dit zijn evenwel bijkomende omstandigheden; de eigenlijke zwermneiging ontstaat op andere wijze.
Onder de invloed van hoger temperatuur en overvloediger voeding stijgt het legvermogen van de koningin totdat dit een zeker hoogtepunt bereikt heeft. Op dit hoogtepunt kan ze enige dagen blijven, maar daarna moet het noodzakelijk verminderen. Aangezien het ogenblik, dat de jonge bijen hun cel verlaten valt drie weken nadat de eieren gelegd zijn, komt er een tijd, dat de jonge bijen in steeds groter aantal worden geboren, terwijl de koningin steeds minder eieren legt. Het gevolg is, dat er een periode komt waarin een groot aantal voedsterbijen, begerig om larven te voeden en een groot aantal, begerig om nieuwe raten te bouwen, weinig te doen vindt en dus overtollig is voor de behoeften van de woning. En deze periode valt samen met de tijd waarin de haalbijen voorraden honing en stuifmeel binnen brengen. In deze omstandigheden voelen de bijen, dat de geschikte tijd gekomen is om nieuwe kolonies te stichten.
Deze theorie komt overeen met die van Gerstung; een theorie, die vaak bestreden toch algemeen wordt aangenomen en die tot grondslag heeft gediend voor de hier in 't kort te beschrijven methode van zwermverhindering.

S. redeneert nu als volgt: Wanneer een overvloed van voedsterbijen de zwermdrift wakker maakt en men zou de voedsterbijen van de vliegbijen kunnen scheiden, dan zou de zwermdrift zich niet kunnen ontwikkelen. Dit is juist gebleken en deze scheiding is de karakteristiek van de methode, die toegepast kan worden zonder dat de eierafzet van de koningin wordt onderbroken of de sterkte van de vliegbijen gedurende de dracht verminderd wordt.
Vóór de laatste week van Mei moet het volk zo sterk mogelijk zijn zonder dat door overbevolking de zwermneiging zich ontwikkelt; het volk moet dan 2 broedkamers bezetten.
De eerste operatie bestaat hierin, dat de raten gesorteerd worden. In de onderste b.k. komen alle raten zonder broed, met uitzondering van één raat waarop een klein stukje open broed plus de koningin. Hierop de rooster, hierboven de honingkamer en daarop de bovenste b.k. met alle broedraten. In geen geval mogen er moerdoppen aangezet zijn. (Is dit wèl het geval, dan moet een gewijzigde methode worden toegepast).

(Wordt vervolgd).