Drie seizoenen imkeren in de Wieringermeer


I

Het jaar 1935.
Iet wat huiverig heb ik mijn aantekeningen gerangschikt en zet ik me weer voor een bijdrage voor het maandschrift. Te concluderen uit de tientallen brieven, die de post me bezorgt, zet ik de gehele imkerswereld in Nederland zo ongeveer op stelten.
Kalmte lezers. U zult alles via dit orgaan vermeld vinden! Pionierswerk is toch al zwaar en druk en tijdrovend, laat me toch iets vrije tijd voor mijn gezin.

Om met de deur in huis te vallen, kan ik meedelen, dat 1935 in opvolging weer best is geweest in honinggewin in Nieuw Nederland. Door een goedbedoelde ordening en opruim-woede van mijn ega, kan ik tot mijn spijt niet nauwkeurig de opbrengsten van mijn volken afzonderlijk opgeven. Echter zullen we nu van een andere zijde ons "slingerlijstje" bekijken en bespreken, waaruit ook nuttige dingen te concluderen zijn. Vooral wil ik de aandacht der lezers vragen voor de tijden waarin in 1935 door mij de meeste honing werd geoogst. Vooraf meen ik goed te doen mee te delen, dat ik mijn werkwijze er op heb ingericht om practisch steeds enkel volle ramen in de slinger te plaatsen, liefst geheel verzegeld of nagenoeg geheel. Daar ik ook geen roosters hier meer gebruik, worden de ramen met half honing half broed teruggeplaatst, tot het broed plaats had gemaakt voor verzegelde honing. Bij deze werkwijze is het wonderlijk, hoe de koningin bijna steeds in de eigenlijke broedkamer wordt gehouden, neergedrukt door de intense opslag van honing boven. Het spreekt hierbij vanzelf, dat ik na de slingering steeds broedkamer en honingkamer verwisselde. Op de lege ramen onderin kon de koningin dan haar gang weer gaan en bovenin zaten de huishoudelijke werkbijen op het uitlopende broed te wachten. De 3-weekse regel in het bijenleven was dus de basis voor mijn handelingen.

Toch heeft deze handelwijze me niet geheel voldaan, vooral niet bij de meest productieve kasten in het volle-hoofddrachtseizoen. Er was ruimte te kort naar het mij voorkomt. Ruimte voor leg en bijen en ook voor honingopslag. Alle mogelijke plaats werd benut om te bouwen. Aan het raam uitnemen moest steeds een breekpartij vooraf gaan. Heel wat broed, geplaatst aan de buitenkanten en onderzijde der ramen, is hierbij gesneuveld (gelukkig meest darren).
Door één kast werd de brutaliteit zo ver doorgevoerd, dat onder de vliegplank werd gebouwd, dus in de vrije buitenlucht. Zeker 3 pond raathoning heb ik daar weggesneden. Door deze omstandigheden gedwongen, lijkt het mij ook noodzakelijk na allerlei overwegingen en observaties, dat bij sterke volken de kasten 3 hoog komen te staan, dus met 3 broedkamers op elkaar.
Zo zullen we in 1936 gaan werken en ik meen veilig te mogen veronderstellen, dat op deze manier de volken nog meer zullen opbrengen. Sterker kunnen hierdoor de volken nog worden, zwermneigingen zullen mogelijk verminderen, en er is alle kans op hogere productie.

Lezers, van volkssterkte moeten we de uiteindelijke resultaten beleven!! Liever 80.000 bijtjes in een kast dan 50 of 60 duizend. Beter 1 kast met 60.000 beestjes dan 2 van 30.000. Mogen we ieder imker die een hoofddrachtstreek gaat bezoeken hierop terdege wijzen. Vandaar komt het ook, dat sommige Wieringermeer-bezoekers maar 25 pond per kast haalden en anderen in ongeveer dezelfde tijd 150 pond honing per kastvolk.
Mijn sterkste kast, waarvan een bezoeker zo typisch zei, dat deze kast nu eens ècht bevolkt was, vergastte mij op een opbrengst in 1935 van een slordige 250 pond. Ik stel hierbij een brutale vraag:
Zou het geen enquête waard zijn in de imnkerswereld of dit honingresultaat reeds ergens benaderd of overtroffen is?
Tot goed begrip diene, dat mijn kast een Simplex is, met gewone broed- en honingkamer.

Nu het reeds genoemde slingerlijstje
1e slingering op 13, 14 en 15 Juni 136 pond
2e slingering op 27, 28 en 29 Juni 178 pond
3e slingering op 11, 12 en 13 Juli 220 pond
4e slingering op 31 Juli, 1 en 2 Augustus 361 pond
5e slingering op 24 Augustus 75 pond
6e slingering op 14 September 89 pond
7e slingering op 21 September 30 pond
8e slingering op 5 October 24 pond
1 korf uitgebroken op 7 September 23 pond
Netto opbrengst 1136 pond

Dit alles werd bereikt met 7 voorjaarsvolken in kasten, die vermeerderd werden met 1 jonge zwerm in een kast en een korfje.
Gemiddeld hebben de wintervolken dus ± 150 pond per kast geleverd. Eén drachtplant, de zeeaster, heeft geen drup geleverd, door slecht weer in de Septembermaand.
(Slot volgt).

MIDDENMEER. C. P. VERGOUWEN.