De zwermverhindering (methode Snelgrove).


Vervolg.

Zó blijft de woning gedurende 24 uur. In die tijd zijn alle voedsterbijen uit de onderste b.k. door de rooster en de honingkamer naar de bovenste b.k. gelopen op een klein gedeelte na, dat beneden blijft om de koningin te verzorgen.
Nu moeten de voedsterbijen van de vliegbijen gescheiden worden. Dit geschiedt door een speciaal voor dit doel vervaardigde separator.
Een plank (triplex), die de b.k. geheel bedekt, is aan beide zijden, aan de kanten voorzien van latten, dik 1 c.M. (rinklatten zijn heel geschikt). In het midden wordt een gat gezaagd, dat met gaas wordt afgesloten (maak dit gat zó, dat er later een uitlaat in gemonteerd kan worden). Aan drie zijden van de plank worden, zowel aan onder- als bovenzijde, stukjes uit de latten gezaagd; de vierde zijde blijft heel. De uitgezaagde stukjes dienen om de ontstane openingen weer te kunnen afsluiten. We krijgen dus 6 schuifjes, genummerd: boven 1, 3, 5 en onder 2, 4, 6 (dus 2 tegenover 1, 4 tegenover 3 en 6 tegenover 5).
Een kleine schets moge een en ander verduidelijken.

erratum: In de tekening staat een fout. 3 m/z 5 en 5 m/z 3.

24 Uur na de eerste operatie wordt de separator geplaatst tussen honingkamer en bovenste b.k., maar zó, dat de dichte zijde naar voren komt.
Trek schuif 1 uit.
Wat gebeurt er nu? De bijen in de bovenste b.k. zijn afgesloten van die in de onderste. De vliegbijen echter, die in de bovenste b.k. zijn, kunnen door de gemaakte opening (1) ontsnappen. Ze voegen zich bij thuiskomst bij het onderste volk, maar kunnen niet naar de bovenste b.k. De koningin gaat door met leggen, maar bij gebrek aan voldoende voedsterbijen, gaat dit vrij langzaam. Honing is niet nodig voor broed en wordt dus opgeborgen.
Het volk in de bovenste b.k. voelt zich moerloos en begint moerdoppen aan te zetten Jonge bijen worden dagelijks in groter aantal geboren en in een week hebben vele bijen zich tot vliegbijen ontwikkeld. Het is gewenst, dat deze bij het onderste volk gevoegd worden om deel te nemen aan de vulling van de honingkamers.
Op de 7e of 8e dag wordt daarom opening 1 weer gesloten en No.2 (dus die er vlak onder) uitgetrokken; ook schuif no.3 (aan de tegenovergestelde zijde van de kast) wordt weggenomen.
De vliegbijen uit de bovenste b.k. moeten nu door opening 3 uitvliegen; bij thuiskomst trachten ze, als gewoon, door opening 1 binnen te gaan. Deze is echter gesloten, maar aangezien opening 2 slechts enige millimeters lager is, gaan ze hierdoor gemakkelijk binnen en komen zo bij het onderste volk. Dit wordt dus opnieuw versterkt, en weer is het bovenste volk zonder vliegbijen.
Een week later zal een nieuwe hoeveelheid vliegbijen door opening 3 uiten invliegen. Om deze bij het onderste volk te voegen wordt (15e dag) opening 3 gesloten en schuif 4 uitgetrokken; trek ook schuif 5 uit. Hierdoor herhaalt zich wat gebeurd is bij de vorige manipulatie. Omstreeks deze tijd zullen jonge koninginnen uit hun cellen komen; gewoonlijk zou dit aanleiding geven tot een of meer zwermen. Aangezien echter het volk van zijn vliegbijen beroofd is, gebeurt er niets en de eerst uitgelopen koningin zal de andere in de cel afmaken.
Deze jonge moer, die door opening 5 uitvliegt, zal bevrucht worden en een nieuw broednest vormen. Het spreekt vanzelf, dat het bovenste volk gevoerd moet worden.
De open gebleven openingen 2 en 4 bevorderen de ventilatie, maar kunnen bij gevorderd seizoen gesloten worden; de bijen vinden hun weg wel door het grote vlieggat. Opening 6 is dicht gebleven, maar kan (zo nodig) gebruikt worden om na de bevruchting van de koningin de onderste stok nogmaals te versterken, waartoe dan weer 1 of 3 geopend kan worden.

De lezer zal begrepen hebben, dat deze methode berekend is voor toepassing bij enkelwandige kast. Voor dubbelwandige moet de separator enige wijziging ondergaan. Boven en onder de latten op de scheidingsplank moet dan een raam gespijkerd worden, dat zo breed is, dat de ruimte tussen binnen- en buitenbak volledig wordt afgesloten. Dit zal dikwijls moeilijk zijn, vooral als de bovenkant van beide bakken niet volkomen in één vlak liggen. Daarom heeft S. een methode bedacht voor dubbelwandige kasten, waarvoor geen separator nodig is.
Het beginsel, scheiding van voedsterbijen van vliegbijen gedurende de zwermtijd is hetzelfde. De eerste separatie is als die bij de voorgaande methode; dus onder (op de bodemplank) lege raten met de koningin op een raat met een weinig open broed; daarop de rooster, honingkamer en bak met broedraten.
2e dag. Plaats de bovenste broedkamer op een bodemplank, vlak naast de onderste. De vliegbijen keren dan terug bij het onderste volk en de voedsterbijen in de verplaatste bak zullen moerdoppen aanzetten.
14e dag. Plaats de bovenste (dus reeds eens verplaatste) broedkamer op enige afstand. De vliegbijen vinden hun gewone plaats ledig, maar bedelen zich in bij het niet verplaatste volk in de onderste bak, (men kan deze een eindje in de richting van de ledige plaats verschuiven). Dit niet verplaatste volk wordt zeer sterk, maar zal niet zwermen, evenmin als het verplaatste.
Wil men in de verplaatste broedkamer jonge moeren kweken, dan kan men de broedkamer door tussenschotten in 2 of 3 delen verdelen. Elk deel moet dan een raat met één of meer moerdoppen hebben.

Ik wijs nog eens uitdrukkelijk op wat in de aanvang gezegd is, n.l. dat de beschreven methoden veronderstellen, dat nog geen moerdoppen zijn aangezet. Is de zwermneiging reeds zover gevorderd, dat doppen zijn aangezet, dan moet een gewijzigde werkwijze gevolgd worden. Hierover misschien later.
De schrijver geeft nog veel behartigingswaardige wenken en ik kan Engelslezende imkers de lezing van het boekje aanbevelen. De titel is: Swarming, its control and prevention by L. E. Snelgrove, M. A., M. Sc. Bleadon, Westonsuper-Mare, England (in de boekhandel f 1.75).
Verder volgen nog curiositeitshalve 18 methodes van zwermverhindering, waarvan vele ondoelmatig en practisch onuitvoerbaar; een hoofdstuk over kunstzwermen; gebruik van natuurzwermen en een aanhangsel over de oorzaken van het zwermen.

NIJMEGEN. F. SPARENBERG.