Raadgevingen van een ouwe rot.


Beste vriend,

In mijn laatste brief heb ik je een methode beschreven, waarbij we de zwermdrift niet geheel onderdrukken, doch haar binnen zeer bepaalde perken houden. In verband met deze methode schreef ik, dat de voorzwerm in een streek met zomer- en heidedracht omstreeks 1 Juni moet afkomen. Hierop wil ik dit maal iets dieper ingaan.
Uit de beschrijving van het bijenleven door Dr. Minderhoud in het maandschrift heb je kunnen lezen, dat de ontwikkeling van ei tot bij drie weken duurt, terwijl een bij dadelijk na de geboorte in het algemeen nog gedurende drie weken werkzaamheden binnen de woning heeft te verrichten. Eerst daarna wordt ze vlieg- of haalbij. We kunnen dus aannemen, dat een bij vliegbij wordt zes weken nadat de koningin het eitje, waaruit ze zich heeft ontwikkeld, gelegd heeft en hiermede hebben we rekening te houden op welke wijze we een dracht het beste kunnen uitnutten.

De hoofddracht in de zomer op klaver, korenbloem en linde begint ongeveer 20 Juni. Op 20 Juni moet dus een groot leger vliegbijen gereed staan om van deze dracht te kunnen profiteren. De eitjes hiervoor moesten dus reeds gelegd zijn vóór of op 10 Mei, zodat het broednest toen reeds een behoorlijke grootte moest hebben. Van evenveel belang echter is het, dat ook na 10 Mei nog vele eitjes gelegd worden, daar de bijen, die zich hieruit ontwikkelen, gedurende de dracht vliegbij worden.
Gedurende de dracht hebben we dus voortdurend een aanvulling en versterking van ons leger van vliegbijen, hetgeen ook zeer noodzakelijk is, daar er ook voortdurend verloren gaan, denk b.v. maar eens aan de verliezen bij plotseling opkomende onweersbuien.
Wanneer de oude moer omstreeks 1 Juni de woning verlaat, zullen de laatste eitjes door haar ook op die dag gelegd worden. De hieruit zich ontwikkelende bijen zullen dus vliegbij worden op ongeveer 12 Juli en nu kunnen we zeggen, dat we dan tot aan het einde van de zomerdracht voldoende vliegbijen hebben, want deze zomerdracht duurt meestal tot omstreeks 20 Juli. Soms lijkt het wel of de bijen ook na die datum nog halen, klaver is er in overvloed, het weer kan goed zijn, zodat ze nog druk vliegen, maar de voorraad vermeerdert niet. Meermalen heb ik een volk op een bascule gecontroleerd, maar slechts zeer zelden is er na 20 Juli een noemenswaardige zomerdracht.

Nu gaan we zien hoe het ons volk verder gaat.De jonge koningin kan ongeveer 10-12 Juni reeds bevrucht zijn, maar het is zeer merkwaardig, dat ze in het algemeen niet aan de leg gaat voordat alle broed van de oude koningin is uitgelopen, en dat zal dus zijn om en bij 21 Juni. Dan kan ze dadelijk volop beginnen te leggen, want zoals ik zoeven schreef begint dan juist de zomerdracht. Je zult begrijpen, dat we om van deze zomerdracht te kunnen profiteren, nu een prima volk gekregen hebben: Een jonge koningin, dus geen zwermplannen en volop vliegbijen uit eitjes van de oude koningin. Echter ook voor de toekomst wordt gezorgd, daar het volk tengevolge van de dracht, dadelijk een flink broednest zal gaan maken.
De bijen uit de eerste eitjes van de jonge koningin, die gelegd zijn omstreeks 21 Juni zullen vliegbij worden zes weken na 21 Juni, dus op 2 Augustus, terwijl de grote massa enkele dagen later komt, omdat het broednest eerst enkele dagen na 21 Juni een voldoende grootte heeft gekregen. En nu valt juist in deze dagen - 7 à 10 Augustus - het begin van de heidedracht. Je ziet dus, dat we ook nu weer gedurende de heidedracht voortdurend een toevoer van nieuwe vliegbijen hebben en wel uit eitjes van de jonge koningin.

Wanneer je het bovenstaande goed verwerkt hebt zul je tot de volgende conclusies komen:
1e. Wanneer de koningin meerdere dagen voor 1 Juni de woning verlaat, kan het zijn, dat we tegen het eind van de zomerdracht een tekort aan vliegbijen krijgen, terwijl we reeds enige tijd voor de heidedracht, dus te vroeg, een grote massa vliegbijen hebben, waarvoor geen dracht aanwezig is (tenzij deze heidedracht ligt in een streek met veel dopheide, die ongeveer half Juli reeds bloeit en waarop de bijen in sommige jaren, b.v. 1935, veel honing kunnen halen).
2e. Wanneer de oude koningin meerdere dagen na 1 Juni de woning verlaat, hebben we aan het einde van de zomerdracht een overschot van vliegbijen, die niet meer kunnen halen, omdat er geen dracht is, terwijl we aan het begin van de heidedracht een tekort aan vliegbijen hebben.
Je begrijpt natuurlijk wel, dat het niet op 1 of 2 dagen aankomt, evenals ook de genoemde datums niet elk jaar op de dag af juist zullen zijn.

In verband met je vraag betreffende de honingkamers het volgende:
Inderdaad komt het dikwijls voor, dat zoals je schrijft de imkers klagen, dat de bijen niet naar „boven", dus niet in de honingkamers "willen". Allereerst wil ik opmerken, dat er hier van "willen" of "niet willen" geen sprake is en hiermede hebben we meteen de kern van de zaak te pakken. Wanneer de bijen een honingkamer in gebruik nemen, dan doen ze dit, omdat de omstandigheden er hen toe dwingen, d.w.z. dat ze beneden in de broedkamer geen ruimte meer hebben. Bij de plaatsing van de honingkamers moet dus de broedkamer, wanneer we het dekkleedje wegnemen, letterlijk overlopen van bijen. Ook de beide hoeken links en rechts achter moeten geheel met bijen gevuld zijn.
Indien dit werkelijk het geval is behoef je er niet aan te twijfelen of ze wel naar boven zullen trekken.

Een veel toegepast middel om de bijen in de honingkamer te lokken is het naar boven halen van een raam open broed. Je neemt dan midden uit de broedbak een raam broed en plaatst dit in de honingkamer, waartoe je een honingraam er uit neemt. Daarna plaats je de honingkamer op de broedbak zonder rooster er tussen en wel zodanig, dat het broedraam, dat door zijn grotere diepte onder de honingramen uitsteekt, in de lege plaats van de broedbak komt te hangen. De bijen zullen dit open broed dan gaan verzorgen, terwijl de koningin dikwijls eitjes gaat leggen in de naast het broedraam hangende honingramen. Is dit gebeurd, dan kan het broedraam weer in de broedbak teruggehangen worden en kunnen broedkamer en honingkamer door een koninginnerooster worden gescheiden. De bijen zullen het broed in de beide honingramen nu eveneens gaan verzorgen en tevens zullen ze de honingkamer ook verder in gebruik nemen. Deze methode moet echter een hulpmiddel blijven alleen voor zwakkere volken. Je moet zorgen, dat je volken zo sterk zijn, dat ze tegen de dracht, met het oog op de ruimte, behoefte aan een honingkamer hebben.

Tenslotte wil ik in deze brief nog iets schrijven over moerloze volken en hun behandeling.
Moerloosheid kan door verschillende oorzaken ontstaan. De meest voorkomende zijn wel
1e. Verloren gaan van de jonge koningin op de bruidsvlucht.
2e. Het sterven van de koningin b.v. door ouderdom.
3e. Het verloren gaan van de koningin door onvoorzichtigheid van den imker.
Dat ik ook deze laatste oorzaak moet noemen is wel jammer, maar een feit is het, dat verscheidene koninginnen hierdoor verloren gaan. Vroeger schreef ik je reeds, dat de bijen voorzichtig en met zorg behandeld moeten worden om ze rustig te houden en zo weinig mogelijk last van steken te hebben. Buitengewoon voorzichtig moet je echter zijn met het raam, waarop zich de koningin bevindt, door een te vlugge beweging zou ze van de raat kunnen vallen of opvliegen en buiten de kast kunnen geraken. Mocht het je overkomen, dat een koningin gedurende de behandeling van het raam, dat je in de handen houdt, opvliegt, houdt dan dit raam rustig en stil op dezelfde plaats, dan zal ze meestal binnen enkele ogenblikken weer hierop terugkeren.
Ook het terugplaatsen van ramen in de kast moet uiterst voorzichtig geschieden, zodat de koningin niet tussen de raten of latjes gedrukt kan worden.
De ervaren imker ontdekt meestal de moerloosheid reeds aan het vlieggat. Een moerloos volk is namelijk onrustig, vooral kort na het verlies van de koningin. Hetzelfde heb je b.v. ook, wanneer je een raam met bijen zonder koningin enige tijd wegzet buiten de kast. Het duurt dan maar kort, of alle bijen lopen en rennen in alle richtingen over de raat. Ook het geluid van een moerloos volk verschilt van dat van een moergoed volk. Wanneer we tegen de buitenwand van de kast kloppen horen we bij een normaal volk een korte krachtige zoemtoon, die spoedig weer ophoudt, als het ware een opbruisen. Bij een moerloos volk echter volgt een langgerekte toon, die veel langer aanhoudt, men zegt wel dat een moerloos volk huilt.
Moerloze volken zijn als regel ook veel trager en minder actief dan normale, terwijl ze zich als gevolg hiervan lang niet zo krachtig tegen rovers verdedigen.
Wanneer je een volk van moerloosheid verdenkt moet het worden nagezien. Blijkt het werkelijk moerloos te zijn (afwezigheid van eitjes en jonge larven, aanwezigheid van redcellen) dan moet een nieuwe koningin of, liever nog, een reservevolkje met koningin worden toegevoegd. Zijn redcellen aanwezig, dan moeten deze alle worden weggebroken.

Om de koningin toe te voegen wordt ze opgesloten in een moerhuisje, dat. gesloten met een kurk twee maal 24 uur tussen de raten wordt gehangen. Wanneer wehet volk na afloop van deze twee maal 24 uur dan openen zien we meestal het moerhuisje aan de buitenzijde goed met bijen bezet, hetgeen een bewijs is, dat deze de koningin goed gezind zijn. De kurk van het moerhuisje wordt dan verwijderd en vervangen door een prop versuikerde honing, zo nodig (om een stijf deeg te krijgen) vermengd met wat suiker. Daarna wordt het moerhuisje weer op dezelfde plaats in de kast gehangen. De bijen verwijderen dan het suikerdeeg, waarna de koningin zich bij het volk kan voegen. Zeer practisch zijn ook de in ons land nog niet zo lang bekende moerhuisjes model Gapir, die als het ware automatisch werken.
Een volk dat een nieuwe koningin gekregen heeft mag gedurende ten minste zeven dagen niet worden verontrust, dus niet worden nagezien. Dikwijls mislukt het toevoegen alleen door te grote nieuwsgierigheid van den imker.

Behalve de bovenvermelde wijze van toevoegen van de koningin zijn er nog meerdere andere. Sommige imkers beroken b.v. het volk zeer sterk en laten dan de koningin door het vlieggat naar binnen lopen, terwijl ze haar nog een paar flinke rookwolken nasturen. Deze manier zou ik je niet aanraden, daar tabaksrook voor de bijen een vergif is en dus bij grote hoeveelheden schadelijk moet werken.
Anderen bevochtigen de koningin geheel met vloeibare honing door haar er in te dompelen en laten haar dan ook eenvoudig door het vlieggat naar binnen lopen. Van deze zeer eenvoudige methode heb ik meermalen zeer goede resultaten gezien.
Bij alle methoden om een koningin toe te voegen gaat het er om haar eigen (dus voor het volk vreemde en daardoor vijandige) geur te bedekken of weg te nemen (rook, honing) en haar de geur van het volk te doen aannemen (opsluiting in een kooitje en drooglikken door de bijen van het volk).

Wanneer een van je volken moerloos mocht worden roep dan als beginneling steeds even de hulp in van een ervaren imker, daar zich dikwijls bizondere omstandigheden voordoen - vooral bij langere tijd moerloos geweest zijnde volken, b.v. eierleggende werkbijen of b.v. bij een darrenbroedige koningin -die bizondere maatregelen vereisen.

Met beste imkersgroeten,
WILLEM VAN DEN IEMENHOF