Het winnen van raathoning in kasten


Behalve nieuwe, worden ook wel gebruikte honingkamerramen voor het winnen van raathoning gebezigd. De gleuf of groef waarin het reepje voorbouw bevestigd moet worden is dan nog gevuld met de overblijfselen (was en kunstraat) van een vorige gelegenheid. Deze resten zitten dikwijls erg vast en zijn lastig te verwijderen. Mesjes en krabbers zijn voor dit doel in de handel. Hiermede worden de ramen vaak erg beschadigd, terwijl de gleuf toch niet volmaakt schoon te krijgen is. Het geldt ook hier alweer: Het juiste stuk gereedschap op de juiste plaats.
[1.] Dit werkje nu, gaat volgens mijn ervaring nergens beter, sneller en gemakkelijker mee, dan met een electrisch soldeerboutje. Deze zijn in de handel verkrijgbaar voor de prijs van ± f 1.-. Het roodkoperen boutje geeft men met behulp van een hamer en nijptang een zodanige vorm en stand, dat het gemakkelijk door de gleuf loopt. Het was waarmee de gleuf opgevuld is wordt hierdoor warm en vloeibaar en loopt, als we het raampje in schuine stand houden, restloos uit de gleuf. De stroom, die voor deze werkwijze verbruikt wordt is 1 K.W.U. voor 245 ramen, dat is bij een prijs van 9 cent per K.W.U. ± 25 ramen voor 1 cent.
2. De te gebruiken kunstraat moet niet te dik zijn. Alhoewel voor de broedkamer de dikkere kunstraat verschillende voordelen heeft, mag deze voor de honingkamer nimmer gebruikt worden, omdat dit hinderlijk is bij het consumeren van de raathoning. Men probeert soms, door met een stopnaald dwars door de raathoning heen te steken, of dikkere kunstraat is gebruikt. Dit bij wijze van controle.
3. Willen we toch stevige kunstraat gebruiken, dan mag dit maar een heel smal reepje zijn, hetwelk maar een kleine c.m. buiten het bovenlatje steekt. Wordt hier de raathoning uitgesneden, dan blijft dit gedeelte aan de bovenlat bevestigd en dient weer als begin voor een volgende maal.
Van de zéér dunne kunstraat mogen we hele vellen gebruiken, omdat deze practisch niet dikker is dan de maagdelijke raat.
4. Waar de broedramen aan een bepaalde onderlinge afstand zijn gebonden, n.l. 35 à 35 m.m. is dit enigszins anders bij de honingramen. Een minimum afstand bestaat wel, dat is dezelfde als bij de broedramen, doch de grootste afstand is niet gemakkelijk aan te geven. Dit hangt veel af van de dracht, met dien verstande, dat, hoe sterker dracht, des te groter de afstand kan zijn.
Bezien we sommige honingraten uit kast of korf die bij goede dracht zijn uitgebouwd, dan kunnen deze een enorme dikte hebben. Het gebeurt wel, dat op de gewone cellen, die toch al iets gerekt zijn, nóg een cellenlaag gebouwd wordt. Dit is dan meestal het geval bij kantramen uit de kast die niet aangesloten hebben gezeten of bij kopraten uit de korf en worden spekraten genoemd. Afmetingen hiervan kunnen wel tot 6 c.m. belopen. Deze zien er nog smakelijker uit, dan de gewone dikte en worden dan ook steeds gretig gekocht.
De imker die tracht aan te bieden wat het publiek vraagt, is er dan ook op uit om de volken dergelijke spekraten te laten bouwen. Dit kan worden bereikt door de onderlinge raamafstand te vergroten. Werkt de dracht mee, dan zal hiermede ongetwijfeld resultaat verkregen worden.
Een ander voordeel van deze methode kan zijn, dat de cellen minder graag door de koningin belegd worden, omdat beweerd wordt, dat een moer in dergelijke cellen met haar achterlijf niet tot de celbodem kan reiken om het ei haar plaats te geven (koninginnerooster overbodig).
Een goed afstand voor spekraten lijkt mij 42 a 43 m.m. Bij al te ruime afstand wordt graag een tussenraatje gebouwd.
5. De raampjes moeten vervaardigd zijn van mooi wit en kwastvrij hout, dat aan alle zijden geschaafd is. Het beste hout is hiervoor het vurenhout, dat fijn van draad is. De maat der latjes moet goed zijn. Zijn deze te licht, dan wordt het raampje daardoor zwak, zijn ze te zwaar, dan krijgt het geheel hierdoor een lomp aanzien. Een mooie raat is: 7 à 8 m.m. dik en 22 á 25 m.m. breed. Bij een groot raam kunnen de maten ruim en bij kleinere ramen iets minder genomen worden. Over 't algemeen worden de raathoningramen graag klein genomen omdat deze eerder vol zijn, dan een groot raam en de ramen pas de volle waarde hebben, als ze geheel zijn gevuld.
Willen we de ramen zo wit mogelijk houden, dan moeten ze stofvrij en afgesloten van het licht bewaard worden. Zijn ze gedurende de dracht door de bijen verontreinigd, dan worden ze vóór de verkoop met behulp van een glasscherf schoon geschaafd. Ook hier wil het oog wat hebben.

Een volgende maal iets over de voorwaarden waaraan volk en woning moeten voldoen om raathoning te winnen.

BABBERICH. G. MEIJER.