Een goede raad.


Het zwermen zal nu wel afgelopen zijn en wie nog van de heide wil profiteren moet er in ieder geval een eind aan maken en wel zo spoedig mogelijk.
3 Weken na het afkomen van de voorzwerm (zwerm met oude moer) moet de moederstok eens duchtig onder handen genomen worden. Alle oude raat wordt zover mogelijk weggesneden en eventuele verkeerd geplaatste spijlen moeten beter worden aangebracht.
Wie van een korfvolk zooveel mogelijk 1e kwaliteit raathoning wil winnen, dient er voor te zorgen, dat in het achterste derde van een korf zich geen spijlen bevinden, of de spijlen zodanig aanbrengen, dat zij niet hinderen.
Vóórdat men naar de heide gaat steekt men nogmaals in het achterste derde van de korf de raten weg, tot zover mogelijk boven in de kop. Men spare natuurlijk zoveel mogelijk het broed.
De korfvolken moeten zo sterk mogelijk aan volk zijn, zonder dat de kans bestaat, dat zij op de heide gaan zwermen. Mocht de kans daartoe aanwezig zijn, dan kan men beter de volken omjagen.

Omjagen wordt in heidestreken veel toegepast. Een volk, dat men ten aanzien van het zwermen niet vertrouwt wordt uit de korf gejaagd en wel geheel.
Vervolgens jaagt men uit een nazwerm met bevruchte moer of uit het moedervolk ook de bijen er uit. Nu gooit men het eerst afgejaagde volk op het werk van dat van de nazwerm of moedervolk en het volk, dat men uit deze korf verkregen heeft op het werk van het zwermlustige volk. De korven worden vervolgens van plaats verwisseld, zodat elk volk zijn eigen plaats blijft behouden, doch de korven verwisseld zijn. De kans op zwermen is dan zo goed als uitgesloten en beide volken zullen bij behoorlijke dracht goede honingvolken worden.
Deze methode is wel de meest aanbevelenswaardige.

Staat men al op de heide en is er kans op, dat een volk gaat zwermen, dan zou men ook deze methode nog kunnen toepassen, doch er zijn ook nog wel andere methoden. Een goede methode is, het zwermlustige volk geheel uit te jagen en dit opgedoekt met gesloten vlieggat weg te zetten in een schuur o.i.d.
Het afgejaagde volk stort men in een geheel ledige korf en zet dit op de plaats van het afgejaagde volk. De volgende dag haalt men het afgejaagde volk uit de schuur en gooit het afgejaagde volk weer op zijn werk, na eerst eventueel darrenwerk te hebben uitgesneden. Gewoonlijk zwermt zo'n volk dan niet.

Men zou het ook kunnen proberen op andere wijze, n.l. het vlieggat "om te snijden". Daartoe snijdt men in de achterzijde van de korf een vlieggat op dezelfde hoogte als het oorspronkelijke. Men sluit dit laatste en draait de korf om, zodat dus de achterzijde frontzijde wordt. Ook dat wil nog wel eens helpen.
Weet men helemaal geen raad meer, zet dan het zwermlustige volk enige
meters vooruit en later geleidelijk weer in de rij. Hierbij is het echter noodzakelijk, dat er dracht is.
Wie bevreesd is, dat bij het jagen het jonge werk zal afbreken, bediene zich van kortgeknipt nat gras (1 c.m.) dat men over het te jagen volk strooit (ongeveer een handjevol) en men jaagt heel voorzichtig. Wie zich al eens van gras bij het jagen bediend heeft, wil dit hulpmiddel nooit weer loslaten.

JOH. A. JOUSTRA.