Raadgevingen van een ouwe rot.


Beste vriend,

De werkzaamheden voor het inwinteren van bijenvolken beginnen voor een imker, die de heide bezocht heeft, omstreeks half September. Met deze inwintering wordt reeds de grondslag gelegd voor het komende bijenjaar, daar wij ons op het standpunt moeten stellen, alleen prima volken in te winteren. Je moet alle volken stuk voor stuk nazien. Zwakke volken, waaronder verstaan moeten worden zulke, die een broedkamer met tien Simplexramen niet kunnen bezetten, moeten worden versterkt. Zeer geschikt hiervoor zijn de door korfimkers verkochte kale volken. Is de koningin van het standvolk goed, dan kun je deze in het volk laten en de koningin uit het naakte volk wegnemen. Is daarentegen, wat dikwijls het geval zal zijn, de koningin van het standvolk slecht, hetgeen b.v. op de heide gebleken kan zijn, doordat ze slechts in staat was een klein broednest te beleggen of dat er veel open cellen tussen het verzegelde broed zijn, dan moet deze koningin worden weggenomen en kun je de koningin in het naakte volk laten. Wel zou ik je aanraden deze koningin in zo'n geval even een dag in een moerhuisje op te sluiten.
Voor het samenvoegen van de bijen zijn in het najaar niet veel voorzorgsmaatregelen nodig. Meestal gaat alles goed, wanneer je ze maar gewoon bij elkaar opdoet. Het besprenkelen met wat honing of suiker kan echter geen kwaad en zou ik je wel aanbevelen.
Je begrijpt, dat ook volken, die door zwermen b.v. moerloos van de heide komen, eveneens op deze wijze op kracht kunnen worden gebracht.

Bij het nazien van de volken moet je er op letten, dat je de ramen met slechte raten, dus met veel darrenwerk of gaten en de zeer donker gekleurde aan de buitenzijde van de kast komen te hangen. Ze kunnen dan in het voorjaar door kunstraat worden vervangen. Dit verplaatsen van ramen mag echter niet meer gebeuren, wanneer de bijen reeds een groot deel van hun wintervoorraad hebben opgeborgen. Vooral de middelste 5 of 6 ramen moeten dan op hun plaats blijven, omdat de bijen deze gedeeltelijk niet gevuld hebben, zij hebben namelijk een bolvormig gedeelte gereserveerd voor winterzit. Ongeveer half September is deze winterzit meestal tevens nog gevuld met broed.

Over het afdekken van bijenvolken is reeds veel geschreven. Vroeger was men algemeen van mening, dat ze zo warm mogelijk moesten worden ingepakt. De ruimte tussen binnen- en buiten-bakken werd dikwijls opgevuld met turfmolm, papier of dergelijke isolerende stoffen.
Langzamerhand echter is men hiervan teruggekomen en in de praktijk is wel gebleken, dat volken, die minder warm worden ingewinterd, minstens even goed en soms veel beter overwinteren dan andere. In vochtige streken zul je in een koud ingewinterde kast veel minder last van vocht hebben dan in een kast, die aan alle zijden zeer sterk geisoleerd is.
Het gevolg is geweest, dat vooral ook op aandringen van Dr. Minderhoud, reeds op meerdere standen enkelwandige kasten in gebruik zijn genomen, die zeer goed voldoen. Bovendien zijn ze in de eerste plaats veel minder kostbaar, en in de tweede plaats zijn ze bij het reizen veel gemakkelijker te hanteren. Wel zal een koud ingewinterde kast misschien wat meer suiker nodig hebben, dit speelt echter zo goed als geen rol.
Van grote invloed op de overwintering is de afdekking aan de bovenzijde. Dikwijls ziet men nog kleedjes van wasdoek. Deze zijn ongeschikt, omdat ze de kast aan de bovenzijde hermetisch afsluiten. Hier moet juist gedurende de winter de waterdamp gelegenheid hebben te ontwijken, terwijl de bijen het in de zomer spoedig doorgeknaagd hebben. Als dekkleedje acht ik het meest geschikt een zware kwaliteit jute, zoals de meubelmakers b.v. gebruiken bij het bekleden van meubelen onder het trijp. Door de bijen wordt hieraan niet spoedig geknaagd, hetgeen wel het geval is met een dekkleedje van een gewone jutezak, deze is te los geweven. Als isolatie hierop is zeer geschikt een stromat of enige wollen dekkleedjes, gesneden uit een oude wollen deken of een karpet. Hierop kunnen dan nog weer enige oude kranten gelegd worden, omdat deze in staat zijn veel vocht op te nemen.
Ik raad je aan om dadelijk onder het dekkleedje enkele latjes van ongeveer 1 cm dik dwars over de bovenlatten van de ramen te leggen, zodat de bijen over deze bovenlatten van de ene straat in de andere kunnen komen. In strenge winters, of beter gezegd in winters met een langere koude-periode, kan het namelijk voorkomen, dat de bijen, die zich in het najaar aan de voorzijde in het midden der kast bevonden, het zich in de middelste ramen bevindende voedsel opteren, terwijl ze zich naar de achterzijde van de kast verplaatsen. Door de lage temperatuur, die onder in de kast heerst, zijn ze dan niet in staat zich via de onderzijde der ramen naar de met voedsel gevulde zijramen te begeven. We zien dan het merkwaardige en voor den imker en de bijen betreurenswaardige verschijnsel, dat een volk temidden van een overvloedige voorraad verhongert.
Voor de afdekking gebruiken sommige imkers ook wel houten deksels, die precies op de broedkamer passen. Deze voldoen in 't algemeen goed, ze zijn op zeer eenvoudige wijze te voorzien van een lijstje, zodat ze ook weer ongeveer één centimeter vrij zijn van de bovenlatten.

Met beste imkersgroeten,
WILLEM VAN DEN IEMENHOF.