Van Amsterdam begint de victorie?


Of zou het vraagteken verwisseld mogen worden met een uitroepteken? Met blijde verrassing las ik op de laatste bladzijde van de Augustusaflevering de mededeling, dat de Heer v.d. Puttelaar met den Directeur van de Centrale markthallen te Amsterdam een onderhoud had gehad over het houden van een bijenmarkt en enkele honing verkopingen per jaar. Bravo zou ik willen zeggen en alle hulde brengen aan hen, die hiertoe het initiatief hebben genomen. Zoals ik ook hulde wil brengen aan den Heer Poel te Groningen, die, al hielden zijn medeleden zich afzijdig, met zijn honing aldaar ging markten, naar ik hoop met even goed resultaat als zij, die dit reeds sinds enige jaren te Deventer doen. Dan zal het niet voorkomen, dat, zoals hij schrijft, „duizenden, tienduizendend ponden van de fijnste raathoning in de vaten der handelaren zijn gestoten voor om en bij een dubbeltje per pond". Let wel, raathoning en zeker heide-raathoning, ons fijnste product en een, waarbij geen concurrentie met buitenlandse honing te vrezen is! Dit, terwijl een bekend handelaar mij vertelde, dat hij bij de enorme vraag niet genoeg raathoning kon kopen! Kan men zo iets lezen zonder ergernis? Is het niet schande? Schande voor die en die en dit en dat, maar toch ook voor hen, die door hun laksheid -hun laat-maar-waaien systeem er zelf de dupe van werden?

Nu, dan weet men in Ring 8 (Amsterdam) van andere dingen (zoals ook P.) Hier geen gejeremieer over die geweldig goedkope buitenlandse honing, over de lage invoerrechten en wat dies meer zij, wat de Regering toch niet tot een andere beslissing zal brengen en alleen maar de lust om zelf wat te doen, als die er nog is, kan doden. Hier weet men van aanpakken. En dit met behulp van het Rijksmerk. Natuurlijk. En toch...Ik hoorde althans tot mijn niet geringe teleurstelling van Dr. de Boer, dat het Rijksmerk er niet zo goed voorstaat en dit door toedoen van de imkers zelven. Van sommigen kon worden gezegd, dat de eerste liefde ging verkoelen, voorstanders werden weifelaars en groot-afnemers bedankten. Waarom? Omdat zij nu zelf in die vroeger zo gesmade buitenlandse honing gingen handelen! Is het niet in-treurig? Evenzeer als het propaganda blijven maken voor vreemde rassen, de ernstige waarschuwing van Dr. Winkel ten spijt. Het Rijksmerk ter zijde gesteld. Hoe dom en kortzichtig! En hoe ondankbaar ook. Ondankbaar jegens de Regering, die hiervoor jaren lang subsidie heeft gegeven, zelfs in jaren der crisis en die hiermede eerst ophield, toen het werkelijk niet langer kon. En niet minder jegens Dr. de Boer en zijn staf, die door zijn grote opoffering en toewijding het mogelijk maakte het R.M. in stand te houden ook zonder Regeringsbijdrage! Of is het soms niet dwaas, als imkers hun eigen glazen ingooien?
Vraagt ge misschien of ik dan niet weet, dat het R.M. aan de verwachting niet heeft beantwoord, dat het publiek er veelal geen acht op geeft, dat de winkeliers over het geheel slechts buitenlandse honing willen verkopen enz.?

Zeker, dit weet ik ook wel. Maar ik weet evenzeer, dat het grote publiek met het R.M. nog niet bekend is en dat, als men er iemand mee bekend maakt, hiermede wel degelijk rekening wordt gehouden. Ik weet ook, dat slechts langdurige en met inspanning volgehouden arbeid de kennis er van algemeen kan maken. En dat, als de winkeliers om de grotere winst met het buitenlands goed er niet aan willen, wij hen voorbij moeten lopen en zelf tot de kopers gaan. Dat doet P., dat doen ze in Amsterdam en dat juich ik van harte toe.
Daarom weg met de Jan-Saliegeest, die iemand aan zijn stoel doet kleven en zeggen: och, och, wat zijn de tijden slecht (een geeuw) en wat is die buitenlandse honing toch goedkoop (weer een geeuw) en waar blijven toch de kopers (nog een paar geeuwen, een slokje koffie en een hapje taai-taai). Laat toch niemand denken, dat, als hij straks zijn heide-honing heeft geoogst, niets anders rest dan het inwinteren en dat hij verder rustig thuis kan blijven. Neen, nu komt aan de orde uw waar aan den man te brengen. Wie zijn het, die in deze crisistijd nog wat van hun zaak weten te maken? De thuisblijvers, De klagers? Of zij, die er op uittrekken en door de aantrekkelijke wijze waarop zij hun waar aanbieden en hun volhouden er een redelijke prijs voor weten te maken? Ja, dat natuurlijk ook. De prijzen van vroeger behoren tot het verleden. Maar het kan immers ook wel minder, nu de bedrijfskosten zoveel minder zijn.
Is men er wel van doordrongen, dat de gehele productie onzer bijen nog maar een vijfde of een vierde bedraagt van de hoeveelheid honing, die jaarlijks door het Nederlands publiek wordt genuttigd? Terwijl een aanzienlijk gedeelte, en juist een, waarnaar de meeste vraag is, n.l. Heidehoning, geen concurrentie van het buitenland te duchten heeft? Zou het dan wel zo moeilijk zijn om onze honing te slijten? Als maar eens begonnen werd het voorbeeld van P. en van Amsterdam te volgen.

Daarom: gaat met Uw honing ter markt en als ge dit niet zelf wilt of kunt doen, zend er dan iemand voor gezamenlijke rekening heen. En zorgt vooral voor doeltreffende reclame. Dit behoeft werkelijk niet veel te kosten. Misschien kunt ge zelf of kunnen uw kinderen wel met sierlijke letters pakkende spreuken op karton aanbrengen of ook een bij in groot formaat van karton vervaardigen. Ik noem maar iets. Er is allerlei te bedenken, dat dienstig is om de aandacht van het publiek te trekken, zodat Uw stand de kijkers lokt, die straks mogelijk kopers worden. Ook is zeker aan te bevelen om vooraf in de plaatselijke pers op de waarde van het honinggebruik te wijzen. Zo nodig zal onze secretaris U wel adressen opgeven van hen, die U hieraan willen helpen.
Imkers "let op u saeck"! Spiegelt U aan P. en Amsterdam en volgt hun voorbeeld na! Wat zou het een geluk zijn als in het boek der geschiedenis onzer bijenteelt met gulden letters kon worden geschreven: Van Amsterdam begon de victorie!

A. VAN DER FLIER,

Oud-Voorzitter der Vereniging.