De kostprijs van honig.


In de Nieuwe Rotterdamse Courant verscheen begin Juli een artikel waarin de schrijver betoogt, dat het onmogelijk is een basis te vinden, waarnaar voor de honing een richtprijs zou kunnen worden bepaald, omdat naar hij zegt de stabiliteit in de productiekosten ontbreekt, aangezien de bijen het ene jaar veel, het andere jaar weinig honing kunnen halen.
Hij schrijft dit mede naar aanleiding van het feit, dat ervaren imkers hem mededeelden, dat er slechts eens op de zeven jaar een behoorlijke heidedracht is. Nu moge het waar zijn, en dit is ons allen bekend, dat de productie van een bijenstal niet constant is, zo erg als de schrijver het voorstelt is het gelukkig nog niet. Ik ben dan ook zo vrij aan de ervaring en deskundigheid van deze imkers te twijfelen.
Mijns inziens is het zeer wel mogelijk een richtprijs voor honing te bepalen, wanneer we rekening houden met de gemiddelde opbrengst, zoals dit ook bij andere land- en tuinbouwbedrijven moet geschieden. We kunnen een boerderij nu eenmaal niet vergelijken met een textielfabriek, waar van te voren door berekening de productie der weefgetouwen kan worden bepaald. Daarvoor zijn we in de land- en tuinbouw te veel afhankelijk van niet van te voren te bepalen factoren en omstandigheden, in hoofdzaak verband houdende met de weersgesteldheid.

Bij de aan de Regering gevraagde steunmaatregelen voor de bijenhouders is door de aanvragers rekening gehouden met een netto groothandelsprijs voor slingerhoning van 50 tot 55 cent per kilogram, dus zonder onkosten voor verpakking, vracht, enz. en niet een prijs van 25 tot 30 cent per kilogram voor uitgebroken korfhoning.
Ik laat hieronder een kostprijsberekening voor de honing volgen, waaruit moge blijken, dat het bepalen van een richtprijs zeer goed mogelijk is en dat de genoemde prijzen van f 0.50-f 0,55 per K.G. slingerhoning en f 0.25-f 0.30 per K.G. uitgebroken ruwe honing zeer zeker niet aan de hoge kant zijn.
Ter toelichting moge nog het volgende dienen.

De kostprijs van honing moet worden samengesteld uit
1e a. rente van in het bedrijf vastgelegd kapitaal; b. afschrijving op de in gebruik zijnde kasten, stal en bergruimte, gereedschappen enz.
Bovendien kan in deze afschrijving verrekend worden het eventueel verlies aan volken, gedurende de winter b.v. door moerloosheid. De afschrijving kan dus gerekend worden over het gehele onder a. bedoelde kapitaal.
2e arbeidslonen.
Voor de berekening heb ik aangenomen een uurloon van 30 ct., hetgeen mij in verhouding tot de in de landbouwbedrijven verdiende lonen alleszins verantwoord lijkt.
Door de jaarlijkse werkzaamheden na te gaan en deze bij elkaar te tellen kom ik tot een voor de behandeling benodigd aantal uren per volk en per jaar. Ik heb dit gesteld op
1e voor kastvolken 8 uren per jaar en per volk.
1e voor korfvolken 2 uren voor het wintervolk voor de zwermtijd
2e voor korfvolken
2 uren voor het wintervolk voor de zwermtijd
6 uren voor het wintervolk en de zwermen na de zwermtijd 8 uren totaal per jaar en per wintervolk.
Ik heb aangenomen, dat de kastimker geen zwermen opzet en dat de korfimker zijn bedrijf uitbreidt van één op 2 1/2 (dus de voorzwermen aanneemt en verder van de nazwermen per twee volken nog 1 zwerm opzet).
3e onkosten voor:
a. reis naar de heide;
b. suikervoeding voor de winter;
c. diversen, Vereniging, verzekering enz.

De rentabiliteit zal natuurlijk groter worden naarmate het bedrijf, dus het aantal volken, groter is. Ik heb daarom de kostprijsberekening opgesteld voor bedrijven van 25 (te noemen l), 50 (te noemen II) en 100 (te noemen III) volken, waaruit deze betere rentabiliteit duidelijk blijkt.
Als opbrengst aan honing heb ik aangenomen
1e voor een bedrijf met kasten een gemiddelde opbrengst van 12 K.G. per volk en per jaar;
2e voor een bedrijf met korven een gemiddelde opbrengst van 18 K.G. per wintervolk per jaar (de uit te breken korven moeten dus per stuk gemiddeld 12 K.G. uitgebroken ruwe honing opleveren).

Kostprijsberekening voor slingerhoning.

A. Bepaling van de grootte van het in het bedrijf vastgelegde kapitaal.