Raadgevingen van een ouwe rot.


Beste vriend,

In October loopt het bijenseizoen ten einde. Evenals de gehele natuur bereiden ook onze bijen zich op de winter voor. Dikwijls verschijnen om deze tijd in de dagbladen berichtjes, dat een of meerdere imkers mededeelden, dat de bijen dit jaar de openingen van hun korven zeer sterk met voorwas of propolis dichtkitten, waaruit men dan wil opmaken, dat er een strenge winter op komst is. Door vele leken wordt hieraan geloof gehecht, in werkelijkheid echter geschiedt het dichtkitten van openingen, kieren en spleten elk jaar, terwijl het ene volk het soms in veel sterker mate doet dan het andere.
Vooral in de tweede helft van October treden reeds nachtvorsten op, zodat de bijen dan gedwongen worden zich tot hun bolvormige wintertros samen te trekken. Toch kan er soms in October op heldere dagen nog een vrij drukke vlucht zijn en kunnen soms nog vrij grote hoeveelheden stuifmeel worden gehaald, hierop mag je echter niet rekenen. Het voeren moet je daarom zo inrichten, dat het in elk geval op 15 October is afgelopen en ik raad je aan niet zuinig op de suiker te zijn. Wanneer je de volken hebt opgevoerd moet je er zeker van zijn, dat ze tot half April voldoende voedsel hebben. Gewoonlijk wordt gerekend, dat in een kastvolk ongeveer 20 pond verzegelde honing of suikeroplossing aanwezig moet zijn. Je kunt om de aanwezigheid hiervan te bepalen aannemen, dat een vierkante decimeter verzegelde raat ongeveer één pond weegt.

Eigenlijke werkzaamheden zijn er na half October op de stand niet meer te verrichten. Het enige, waarvoor je dan hebt te zorgen is, dat er volkomen rust heerst, dat b.v. geen katten of kippen tussen de kasten en korven kunnen rondscharrelen.
Ik vertrouw, dat je deze raadgeving om je bijen gedurende de winter een volkomen rust te verzekeren niet zo zult opvatten, dat je er de gehele winter niet naar zult omzien, het is natuurlijk goed ook des winters regelmatig eens een kijkje op de stand te nemen en na te gaan of alles in orde is. Ik ben b.v, enige jaren geleden eens in het voorjaar bij een imker geweest, die een stal van ongeveer 20 korven had. Deze zei toen tegen me: "Och, al dat geschrijf over rust voor de bijen in de winter, dat is onzin. Ik heb jarenlang bijen gehad en ik had altijd de gewoonte ze eenmaal in de maand als het mooi weer was de korven stuk voor stuk om te keren om te zien of ze leefden en het ging altijd best! Maar nu het laatste jaar heb ik ze de gehele winter laten staan, omdat ze in het boekje (hij bedoelde het maandschrift) steeds maar weer schrijven, dat je de bijen in de winter rust moet geven. En weet U wat het gevolg was? Toen ik ze in het voorjaar ging nazien waren in 8 korven muizen geweest, 5 waren er helemaal dood en in de andere 3 was nog maar een handjevol bijen".
Kijk deze wijze van handelen is natuurlijk niet juist en de bedoelde imker had natuurlijk over het hoofd gezien, dat er verschil bestaat tussen "rust geven" en "geheel aan zichzelf overlaten".

Nu ik toch over muizen schrijf kan ik er meteen op wijzen, dat je moet zorgen, dat de vlieggaten van je kasten zo laag zijn, dat er geen muizen door kunnen. Ze mogen niet hoger zijn dan 7 à 8 millimeter.
De breedte van de vlieggaten doet in de winter weinig of niets ter zake. Sommige imkers gaan ze door middel van een schuif of door middel van latjes smaller maken, je kunt ze echter even goed over de volle breedte van de kast open laten.

Eisen dus de bijen onze aandacht niet meer voor zich op, wel is het meestal nodig een en ander op te ruimen. Oude raten en wasresten die je gedurende de zomer bewaard hebt (het beste door ze tot bolvormige ballen van vuistgrootte samen te knijpen, omdat de wasmot er dan geen vat op kan krijgen) moeten worden gesmolten en geperst, waarna je in het voorjaar van de verkregen zuivere was kunstraat kunt laten maken. Een kastimker is wel geen wasproducent, zoals de korfimker, maar toch is het jammer dat nog zoveel was door slordigheid en nonchalance verloren gaat. Met enig overleg kan een kastimker het gemakkelijk zo inrichten, dat geen kunstraat meer behoeft te worden bijgekocht, doch dat hij deze kan laten maken uit was van zijn eigen bedrijf.

De uitgebouwde broed- en honingramen, die wel eens en zeer terecht "het kapitaal van de losse-bouw imker" worden genoemd, moeten in een wasmotvrije kist of kast op een droge plaats worden opgeborgen. Gedurende de wintermaanden zul je van de wasmot geen last hebben, omdat ze voor hun ontwikkeling warmte nodig hebben.
Jammer is het, dat het zich in de raten bevindende stuifmeel zo goed als altijd gaat bederven, of het schimmelt of het verdroogt tot een harde massa. In beide gevallen is het als voedsel voor de bijen verloren. Bovendien kunnen de raten vooral door het schimmelen aanmerkelijke schade lijden, zodat de bijen ze in het voorjaar tot op de middenwand gaan afknagen, terwijl ze op de vrij gekomen plaatsen dan meestal darrenwerk gaan bouwen.
Soms gelukt het dit stuifmeel te conserveren door het te bestrooien met een dun laagje poedersuiker.

De voedertoestellen en gereedschappen, zoals pijp, ontzegelvork, kolbtoestel, moerhuisjes, koninginneroosters, bijenuitlaten, afstandsblikjes, enz. moeten grondig worden gereinigd en op een droge en stofvrije plaats worden opgeborgen. Voorwas of propolis kun je verwijderen door de voorwerpen af te wrijven met een doekje, bevochtigd met brandspiritus.

Met beste imkersgroeten,
WILLEM VAN DEN IEMENHOF.