Ernstige bijensterfte door vergiftiging; ijmkers weest op uw hoede.


De korte beschrijving over deze catastrofale en massale bijenvergiftiging is bedoeld om allerwege de ijmkers te waarschuwen, steeds hun ogen en oren open te houden waar het betreft het gebruik van giftige stoffen, bedoeld als verdelgingsmiddel tegen schadelijke insecten en dergelijke.

Hier volgen aantekeningen uit mijn ijmkersalmanak van het ene overwinterde volk bij mij thuis
10 Mei: sterk volk. 16 Mei: 2e broedkamer opgezet met één uitgebouwde raat en 9 kunstraten. 18 Mei: werkt boven. 22 Mei: reeds drie ramen broed boven. 23 Mei: plotseling sterfte onder de vliegbijen. Ongeveer 50 dode bijen voor de kast. 24 Mei: massa doden. 25 Mei: monster dode bijen opgezonden aan Dr. Winkel van de Rijksseruminrichting. Sterfte gaat onrustbarend door. 27 Mei: antwoord Dr. Winkel: geen der bekende ziekten kunnen constateren. Deze raadt mij aan dode en bewusteloze bijen naar Dr. de Boer, Directeur Honingcontrolestation te zenden voor stuifmeelonderzoek. (Sterfte en aanvang bloei twee grote perken Azalea pontica in omgeving vallen samen. Ik constateer overvulde endeldarm met ogenschijnlijk stuifmeel). Ook Dr. Winkel constateert dat. 28 Mei: monster dode Dijen met stuifmeel aan Dr. de Boer verzonden. Sterfte gaat door. De bijen strompelen de kast uit, draaien rond, vallen om, stuiptrekken en sterven. Niet alle bijen hebben volle darm. Er blijft zwakke vlucht en de uitlopende bijen kunnen net het broed warm houden. Sommige sterven thuiskomende met stuifmeel aan de pootjes.
In de kast is niets bijzonders waar te nemen. Opvallend is, dat geen darren sterven en de koningin gaat door eitjes af te zetten.
5 Juni: sterfte neemt iets af, er zijn eitjes en larven, doch weinig volk meer. 8 Juni: sterfte gaat door. Het volk naar Tietjerk gebracht. (Afstand van Leeuwarden ongeveer 7 Kilometer.) 10 Juni: nog enkele doden. 13 Juni sterfte houdt op.18 Juni: bijen thuis gehaald, waarna hier geen abnormale sterfte meer voorkwam.
De 11 Juni antwoordt Dr. de Boer, dat in de darminhoud der dode bijen naast veel ander stuifmeel dat van rhododendron en Azalea pontica is aangetroffen, evenals tussen de haren van heel veel bijen, doch hij denkt, dat die bloemen hier te lande geen giftige honing of stuifmeel leveren omreden in de omgeving van zijn woonplaats zeer veel van deze planten voorkomen en hij met zijn volken daarvan nimmer last ondervond. Wel vond Dr. de Boer in de bijen duidelijk een zeer geringe hoeveelheid arsenicum, n.l. in circa 4 gram bijen 1/100 m.G. Men zou dus aan bespuiting van fruitbomen of andere gewassen moeten denken, welke bespoten of bestoven zouden zijn geworden met arsenicumhoudende preparaten.
Tot zover de aantekeningen. Volgt aanvulling.
Ondertussen was door mij alles afgezocht, wat enige opheldering kon geven, want de zaak was ernstig, aangezien hetzelfde geval zich voordeed op de stal van mijn broer op een afstand van ongeveer 300 meter, en wel in 25 volken 3/4 van het normale aantal bijen deed afsterven. Een andere ijmker met 4 volken op een afstand van ongeveer 600 meter kreeg een tip daarvan. Iemkers aan de andere windstreken der stad bleven gelukkig geheel gevrijwaard.
De gedachte aan bespuiting van fruitbomen konden we uitschakelen, aangezien de sterfte na de laatste bloei nog doorging en ook daar de hoven welke hiervoor in aanmerking kwamen ook door andere bijenvolken bevlogen werden, waar in het geheel geen abnormale sterfte optrad. De vergiftiging openbaarde zich uitsluitend bij de vliegbijen en was streng plaatselijk.
De heer Lantinga voor de VARA-microfoon beluisterende, waarschuwde deze om het door hem aanbevolen vergif voor mierenverdelging vooral te beschutten met een stuk papier met kleine gaatjes, waardoor wel de mieren konden kruipen, doch geen bijen, daar deze anders vergiftigd konden worden. Aangezien me bekend was, dat in mijn buurt veel last van mieren werd ondervonden, vreesde ik, dat in deze richting de oorzaak gezocht zou moeten worden en ik schreef direct aan den Heer Lantinga onze ervaringen, met verzoek me nader met de vergiffen bekend te maken, om zodoende in die richting de Heren Dr. Winkel en Dr. de Boer in hun meerdere onderzoekingen tot richtlijn te kunnen dienen.
Prompt voldeed de Heer Lantinga aan mijn verzoek, waarschuwde nog eens voor de microfoon en zond me onderstaand schrijven:

HILVERSUM, 2 Juli 1936.
Met bijzondere belangstelling nam ik uit Uw opeenvolgende brieven kennis van Uw ervaringen betreffende de gevaren van bijenvergiftiging.
Zoals U weet heb ik voor de microfoon ook reeds de aandacht op deze gevaren gevestigd.
Voor zover het de vergiftiging van mieren betreft, heb ik de wenselijkheid betoogd, deze vergiften buiten het bereik der bijen te houden. De vergiften, die voor de bestrijding van mieren worden gebruikt zijn: Arsenas natricus, Thalliumsulfaat en Parijs groen. Deze vergiften worden vermengd met honing, jam of suiker, gebruikt. Ook pleegt men mieren met borax of potas te vergiftigen.
Mocht U in verband met het gebruik van deze vergiften als bestrijdingsmiddel tegen mieren of ongedierte bijzondere opmerkingen wensen te maken, dan houd ik mij daarvoor gaarne aanbevolen.
U kunt in dat opzicht op mijn volle medewerking rekenen.

Na opzending van vorenstaand schrijven aan Dr. de Boer antwoordde deze: De opmerkingen, welke ik naar aanleiding van nevengaand schrijven nog zou willen maken, zijn de volgende:
Alhoewel in de door U gezonden bijen duidelijk arsenicum kon worden aangetoond, zodat zonder twijfel kon worden aangenomen, dat deze van een arsenicum-houdend besproeiïngs- althans verdelgingsmiddel hebben "gesnoept", acht ik het wenselijk, de iemkers te wijzen op het gevaar, dat voor onze bijen kan schuilen in het gebruik van Derrris-poeder en andere Derris-preparaten.
Derris is n.l. een insectengif en werkt bij zekere concentratie ook dodelijk op bijen. Het is nu volstrekt niet onmogelijk, dat bijen planten bevliegen, die kort geleden met Derris zijn behandeld. Dit is b.v. het geval met karwij, welke thans op grote schaal ter bestrijding van de karwij-mot met Derris wordt bespoten of bestoven. Bij het bespuiten zowel als bij het bestuiven kunnen de karwij-bloemen met Derris worden verontreinigd. Bovendien is het niet onmogelijk, dat Derris-poeder door de bijen voor stuifmeel wordt aangezien of dit onwillekeurig, als dit poeder in het haarkleed van de bij geraakt, op dezelfde wijze als stuifmeel wordt "uitgekamd" en verzameld in de stuifmeelkorfjes.
In dit laatste geval kan m.i. ernstige vergiftiging niet uitblijven.
Het zou m.i. wenselijk zijn, dat alle iemkers in de streken waar Derrispoeder of Derris-preparaten worden gebruikt door de landbouwers, op sterfte onder de bijen gaan letten.
In verband met het vorenstaande zou ik gaarne, in het algemeen belang der bijenteelt, ieder die omtrent dergelijke verschijnselen en hun oorzaken nog iets zou kunnen mededelen, wat tot ophelderring van dit bijendrama kan leiden, dit aan mijn adres te willen doen toekomen, waarvoor bij voorbaat dank.

Den Heer Dr. A. J. Winkel, Rijksseruminrichting te Rotterdam en den Heer Dr. H. W. de Boer, directeur van het Honingcontrolestation te Groningen, alsmede den controleur van het Honingcontrolestation, den Heer E. Lamerink, vanaf deze plaats mijn hartelijke dank voor de zeer vele en uitgebreide werkzaamheden, welke zij zich geheel onverplicht in dezen hebben willen getroosten.
Ook hartelijke dank voor de objectieve voortvarende medewerking en toezegging van den Heer S.S. Lantinga en het VARA-bestuur.
De bijenteelt is een, zij het dan treurige, ervaring op het gebied van gevaren rijker geworden. Laten we hopen, dat dit zich niet meer zal herhalen, noch hier, noch elders in ons landje, waar langzamerhand zoveel bijen worden gehouden.

Onder dankzegging voor uw welwillende aandacht,
Hoogachtend,
TJ. STIENSTRA, Pinkstraat 18, LEEUWARDEN.