[Vragenrubriek]



Vragen bestemd voor deze rubriek richte men tot den Heer A. Oonk te Warnsveld. Beantwoording kosteloos. Wenst men schriftelijk antwoord, dan sluite men een postzegel in. Alleen vragen, die ook voor anderen van nut kunnen zijn worden beantwoord.

Vraag 327. In het Nov.-nummer 1935 van het Maandschrift staat op blz. 279 "Op het eerste het beste uitgenomen raam, midden in het broednest, bevond zich de moer, welke plotseling door een dozijn bijen werd ingeklemd. Voor ik gelegenheid had in te grijpen, had ze een steek te pakken."
M. Maeterlinck schrijft in zijn boek "Het leven der bijen" op blz. 53: "Maar al hebben ze haar angel altijd gereed, al gebruiken ze die ieder ogenblik in haar onderlinge strijd om de darren en de parasieten ter dood te brengen, nooit steken ze een koningin".
Nu is mijn vraag, wie heeft hier gelijk?
J. L. te W. (Gld.)
Antwoord: Als de bijen een koningin inklemmen, maken ze een sterk sissend geluid. Het is zeer moeilijk een koningin uit zulk een bal te verwijderen, tenzij men deze in lauw water dompelt. De bijen zitten er zeer vast omheen en maken aanstalten, of ze de koningin willen steken, daar ze de achterlijven zeer sterk gekromd hebben. Het lijkt er echter meer op, of zij de koningin willen verstikken, want als zij een steek zou krijgen, schijnt ze hier weinig hinder van te hebben. Het gebeurt echter, dat ne een inballing de moer door de bijen toch weer wordt vrijgelaten en dan vindt men later zulk een koningin in het volk terug met een beschadigde poot of een deuk in het borststuk. Ik geloof, dat een koningin eerder verstikt wordt, dan dat ze wordt doodgestoken. In het laatste geval behoefde zij niet zo lang ingebald te zijn.

Vraag 328. Wie is (was) Maeterlinck?
J. L. te W. (Gld.)
Antwoord: Polydore, Marie, Bernard (genaamd Maurice) Maeterlinck werd in 1862 te Gent geboren, weer hij zijn school- en academiejaren doorbracht. Hij is een zeer bekend Vlaams dichter. Zijn eerste bundel verzen (serres chaudes) verscheen in 1889. Ook schreef hij toneelwerken. Tot zijn meest aantrekkelijke werken behoren ongetwijfeld zijn wijsgerige bespiegelingen. In 1901 verscheen o.a. zijn: "La vie des abeilles", is "Het leven der bijen", dat in het Nederlands vertaald werd door Mevr. G.M. van de Wissel-Herderschée. Hierin beschrijft Maeterlinck niet alleen in schoon lyrisch proza het leven der bijen, maar ook uit het voorbeeld van zelfopoffering, dat dit leven geeft, trekt hij lessen, die Maeterlinck's opvattingen moeten steunen. In 1911 kreeg hij de Nobelprijs. In 1935 schreef hij nog een soort dagboek "Avant le grand silence". Elk imker moet "het leven der bijen" lezen, daar het zeer mooi beschreven is en in de bibliotheek te Wageningen is te verkrijgen.

Vraag 329. Met welke stof kan men bussen van blank blik inwendig bestrijken (verven) om er gedurende lange tijd slingerhoning in te kunnen bewaren? Conservenlak was bij een verfhandelaar niet verkrijgbaar. Als dit echter de vereiste stof is, kunt U mij dan een adres van genoemde vernis noemen?
S. v. d. W. te G. (Dr.)
Antwoord: Ik heb mij gewend tot de „N.V. Mij de „Veluwe" te Nunspeet, welke schrijft: „Wij raden aan voor het door U genoemde doel onze witte zuur- en alcali-bestendige Veluvine 0. F. 1 te gebruiken. Deze witte verf is giftvrij en geeft geen smaak af. Wel moet de verf goed door en door hard zijn vóór men de honing in de bus doet".
Misschien is deze verf bij een verfhandelaar of drogisterij, die "Veluvine verven" verkoopt, in Uw buurt wel verkrijgbaar. Ik maak U er op attent, dat ook 2 1/2, 5, 10 Kg. blikken bussen en nog groter in de handel worden gebracht door handelaren in imkersartikelen. Deze bussen zijn mooi gelakt en van binnen met een stof bestreken. Zij zijn niet duur en de honing bleef er altijd uitstekend in.


Vraag 330. Wat zijn de inwendige afmetingen van een broedraampje uit een hoograams Versteegkast en hoeveel ramen zijn er naast elkaar? Welke binnenwerkse afmetingen heeft een honingraampje uit zo'n kast?
S. v. d. W. te G. (Dr.)
Antwoord: Een H.R.V. kast bevat 10 raampjes. De afmetingen van het broedraam bedragen in c.m.:
(dik; breed; lang)
ratendrager 0.8; 2.2; 43 1/2;
zijlatten 0.7; 2.2; 22;
onderlat 0.5; 1.7 1/2; 36.
En voor het honingraam:
ratendrager 0.8; 2.2; 43 1/2;
zijlatten 0.7; 2.2; 14;
onderlat 0.5; 1.7 1/2; 35.
U kunt nu zelf wel de inwendige afmetingen berekenen. Tegen de prijs van f 1.- is bij dhr. H.C. Versteeg "Sprengen" te Apeldoorn de werktekening dezer kast verkrijgbaar. De werktekening bestaat uit verschillende onderdelen der kast. Er is een beschrijving bij en aan de hand van deze diverse tekeningen is de kast zeer gemakkelijk zelf te maken.


Vraag 331. Hoe groot is de afstand van het gazen deksel tot de gazen bodem van een Labordoos in gesloten toestand, m.a.w. de juiste dikte van de raat, die er juist tussen past en hoe wijd zijn de mazen van het gaas?
S. v.d. W. te G. (Dr.)
Antwoord: Ik heb mij gewend tot den directeur van het Bijenhuis, afd. Handel te Wageningen, die de Labordoos verkoopt. Deze schreef mij: "De Labordoos is lang 40 c.M., breed 27 c.M. en hoog 43 m.M., verdeeld in 2 gelijke helften van 21 1/2 m.M. De raten kunnen dus 42 m.M. dik zijn, of minder. Het gaas heeft mazen van 3 m.M. in het vierkant (beste maaswijdte). De twee helften zijn met koperen scharnieren aan elkaar bevestigd en sluiten met z.g.n. vioolhaak. De randen van het gaas zijn met zinken stroken op hout bevestigd".

Vraag 332. Kan men bijenvolken (2 kasten, 1 korf) gedurende de winterrustperiode verplaatsen naar een ca. 50 M. verder gelegen nieuw te bouwen bijenstal? Ze kunnen er heen gedragen worden.
B. de V. te L. (Fr.)
Antwoord: Als de bijen 's winters in ca. 5 weken niet hebben gevlogen, kan men ze wel verplaatsen. Men maakt dan de oude standplaats onherkenbaar door deze b.v. geheel te verwijderen. Het verplaatsen doet men bij voorkeur tegen de avond. De allerbeste manier van verplaatsen is natuurlijk na terugkomst van een heide- of andere dracht, die men met de bijen bezocht heeft. In dit geval verspeelt men nooit bijen.

Vraag 333. Ik heb eens een oud imker horen zeggen, dat, wanneer de bijen in het voor- of najaar met bolletjes stuifmeel thuiskomen er een koningin aanwezig is. Is dat zo? Zelfs in die mooie werken van dhr. Minderhoud en Joustra meen ik het niet gelezen te hebben.
J. L. C.-K. te O. (Z.)
Antwoord: Als een bijenvolk in het voor- of najaar flink wat stuifmeel binnendraagt, is in de meeste gevallen een bevruchte moer aanwezig.

Vraag 334. Mocht dit zo zijn, hoe is het dan, als een eierenleggende werkbij het werk der moer heeft overgenomen, of komen die in het late najaar, of vroeg in het voorjaar niet voor?
J. L. C.-K. te O. (Z.)
Antwoord: Als een eierenleggende werkbij het werk ener koningin heeft overgenomen, of als een volk moerloos is, wordt toch nog wel stuifmeel binnengebracht, doch niet in die hoeveelheden, als bij een normaal volk. Dit laatste vliegt ook veel vlijtiger.
A. OONK.