Brieven aan en van den Ouwen Rot


Geachte Heer van den Iemenhof,
Het verheugt me, dat we onze oude betrekkingen weer kunnen opvatten en dat thans de bijen het onderwerp van onze correspondentie kunnen vormen.
Toen ik vroeger vrij regelmatig bij U kwam en ik zag U dan werken met Uw bijen, dan had ik steeds het verlangen ook zelf nog eens imker te kunnen worden. Helaas was dat toen nog niet mogelijk ; door veranderde omstandigheden echter gaat het nu wel en zo ben ik dan eigenaar van vijf Simplexkasten en één ronde korf.
Ik hoop, dat U het goed zult vinden, dat ik als beginner (1937 wordt mijn derde bijenjaar) met mijn moeilijkheden en vragen bij U kom en dat U met Uw raadgevingen me terzijde wilt staan.
Zo zal ik als eerste moeilijkheid dit jaar al krijgen het verplaatsen van mijn bijenstal. Door een verbouwing zullen mijn bijen moeten verhuizen naar een ander gedeelte van de tuin. Welke tijd acht U hiervoor het best geschikt en naar welke zijde moet ik het vliegfront plaatsen?
Een imker hier uit de buurt raadt me aan het vliegfront op het Zuiden of Zuid-Oosten te plaatsen, hij zegt gelezen te hebben, dat dit het beste is, een ander echter raadt me de Noordkant aan, omdat de bijen dan in de winter meer rust zouden hebben, ze zouden dan bij zonnig weer niet zo spoedig naar buiten worden gelokt. Wie van beide heeft nu gelijk?
Ook was ik van plan een nieuwe stal te bouwen. Tot dusver heb ik eigenlijk geen stal gehad, doch meer een laag afdakje van ongeveer één Meter hoog, waarvan het dak opklapbaar was. Hierin was echter maar plaats voor vier kasten, ik heb er nu drie kasten en de ronde korf in staan, zodat er ook nog twee kasten buiten staan.
Wat zou nu het beste zijn, dat ik mijn afdakje uitbreid of dat ik een nieuwe stal met twee verdiepingen ga bouwen?
Tenslotte ben ik nog van plan enkele bevruchtingskastjes zelf te gaan maken. Nu heb ik reeds twee modellen van imkers uit mijn omgeving ter leen gevraagd. Van één ontving ik het Grazekastje uit de handel en van de ander een eigengemaakt kastje voor drie Simplexbroedramen. Beide zeggen, dat hun de kastjes goed voldoen, zodat ik nu nog niet weet, wat ik zal maken. Graag zou ik eens van U horen, aan welk model U de voorkeur geeft.
Met beste imkersgroeten,
Dirk Byker.

Beste vriend,
Ook mij verheugt het, dat je nu over je bijen geschreven hebt en ik zal je met genoegen naar beste weten op je vragen antwoorden.
In de eerste plaats dan de vliegrichting voor je nieuwe stand. We kunnen wel zeggen, dat geen enkele richting als geheel ongeschikt verworpen moet worden, wel echter is de ene richting beter en de andere minder goed.
De weerkant, dus West met de richtingen Noord-West en Zuid-West zullen we zoveel mogelijk moeten vermijden, omdat de regenvlagen in voor- en najaar uit die richtingen in geen geval bevorderlijk voor de bijen kunnen zijn. De Noord- en Oostkant moet ik je ook afraden. Ogenschijnlijk lijkt de redenering van je collega juist, want inderdaad zullen de bijen op de Noordkant minder vliegen, zodat een rustige winterzit verzekerd zou zijn.
De praktijk leert echter, dat we bij op het Noorden en Oosten uitvliegende bijen meer roer aantreffen dan bij op het Zuiden geplaatste volken. De verklaring hiervoor is als volgt. Juist omdat de bijen van Zuidstanden in de winter gaan vliegen, zodra ze door de zonnewarmte naar buiten worden gelokt, krijgen deze bijen een of meermalen gedurende hun winterzit gelegenheid hun einddarm van de onverteerbare voedselresten te ontlasten, waardoor ze geen last van roer zullen krijgen.
Bij Noord-standen echter gebeurt dit niet, hierdoor wordt de einddarm van de bijen tegen het einde van de winterrust dikwijls overvuld met het gevolg, dat roer onvermijdelijk is. Het is juist goed, dat de bijen gedurende de winter nog eens gelegenheid krijgen zich te ontlasten. Zeer duidelijk treedt dit soms aan de dag bij op het Zuiden liggende korfstanden ; we kunnen daar soms waarnemen, dat de laatste korf aan de Oostzijde en de korven, die toevalligerwijze achter een paal (steun van het dak) staan, last hebben van roer. Op de eerstgenoemde korf valt namelijk de schaduw van de eindwand en op de laatstgenoemde valt op de vlieggaten de schaduw van bedoelde paal. waardoor deze volken minder hebben gevlogen dan de andere.
We houden dus nu nog over de Zuidzijde en de Zuid-Oostzijde. Tegen de Zuidzijde is nog als bezwaar aan te voeren, dat deze volken het in de zomer bij zonnig weer dikwijls te warm hebben, hetgeen we kunnen zien aan het sterke baardmaken.
Bij op het Zuid-Oosten geplaatste volken hebben we hiervan minder last, omdat na de middag de zonnestralen in de lengterichting langs de voorzijde van de stal vallen, zodat de kasten dan in de schaduw staan, vooral als we een stal hebben die voorzien is van een luifel. Je ziet dus, de imker die je de Zuid-Oostzijde heeft aangeraden, had gelijk al wist hij dan niet waarom het zo moest zijn.
Het verplaatsen van de bijenvolken kan het beste geschieden, wanneer ze in de winter langere tijd niet hebben gevlogen, bv. einde Januari, echter voordat de reinigingsvlucht heeft plaats gehad. Dit verplaatsen moet natuurlijk zo voorzichtig mogelijk, dus zonder schokken of stoten, gebeuren en wel het beste in de schemering, opdat eventueel buiten komende bijen niet gaan vliegen. De oude stand moet je geheel verwijderen, zodat het aanzien van de oude omgeving geheel veranderd is.
Wat de vorm van je stal betreft, ik zou zeggen, die hangt grotendeels van je beurs af. De eenvoudigste manier om bijen te plaatsen is wel geheel vrij in de buitenlucht, en praktisch is hiertegen ook geen bezwaar, wanneer de kappen met zink bekleed zijn of wel bestaan uit asbestplaat, zodat in geen geval regenwater in het inwendige van de kast kan komen.
Ook moet er nadrukkelijk op gelet worden, dat de kasten een keer vaker moeten worden geverfd dan wanneer ze in een stal staan.
Kleine stalletjes, zoals jij er tot nu toe een hebt gehad, zijn ook weinig kostbaar. Ze hebben echter het bezwaar, dat men bij het behandelen van de bijen in meerdere of mindere mate hinder ondervindt van de achterwand. Dit bezwaar kan ondervangen worden, door de constructie met behulp van scharnieren zodanig te maken, dat de achterwand geheel of gedeeltelijk naar de achterzijde kan worden weggeklapt.
Wanneer je financien het echter toelaten, zou ik je aanraden een stal met twee verdiepingen te maken. Je moet er dan vooral aan denken, dat je de inwendige hoogte minstens 1.90 Meter neemt. Ik heb al verscheidene imkers ontmoet, die nadat ze een nieuwe stal korte tijd in gebruik hadden, bemerkten, dat het zeer onhandig werkt in een stal, waar men steeds het hoofd gebogen moet houden. Ook de vrije ruimte achter de kasten moet niet te klein zijn, bv. 0.80 tot 1.- Meter. Je kunt dan zonodig eens een honing- of broedkamer neerzetten, zonder dat de gehele doorgang versperd wordt.
Voor het dak en de luifel kun je het beste gegolfde eterniet platen nemen, deze zijn solide en eisen geen onderhoud.
Wat de bevruchtingskastjes betreft het volgende.
Bij de keuze van deze kastjes moet je rekening houden met het doel waarvoor ze moeten dienen. De Graze kastjes zijn klein van inhoud en zeer geschikt om een moer in te laten bevruchten. Er zijn zeer weinig bijen voor noodig en de bevruchting loopt in het algemeen vlot van stapel. Wanneer we de bevruchte moer er dan dadelijk na de bevruchting uitnemen, om ze b.v. te gebruiken voor de verwisseling tegen een oude moer in een kast, kan een Graze kastje zeer goed voldoen. Zo ken ik een imker, die zijn moeren laat bevruchten in sigarenkistjes van circa 10 cm. breed, 10 cm. hoog en 15 cm. lang, en dit bevalt hem uitstekend.
Wanneer we echter een bevruchte moer enige tijd willen bewaren, b.v. als reservemoer om bij moerloosheid van een onzer volken een bevruchte koningin bij de hand te hebben, dan bevallen de Graze kastjes niet.
Wanneer weer en dracht medewerken zitten ze spoedig geheel vol met broed en honing en op een goede dag of liever kwade dag gaat ons gehele volkje met de bevruchte moer de lucht in. Werken weer en dracht niet mede, dan lijden zulke kleine volkjes gebrek en moeten ze regelmatig gevoerd worden. Zodra dit voeren wordt vergeten (hetgeen nogal eens voorkomt) gaat ook in dit geval het volkje zijn kastje verlaten.
Je begrijpt zeker nu al wel, dat voor het bewaren van reservekoninginnen de kastjes voor drie Simplexramen de voorkeur verdienen. Hierin gehuisveste volkjes kunnen een zelfstandig bestaan voeren, er is voldoende ruimte voor het broed en de voedselvoorraad, terwijl ze in geval van voedsel te-kort zeer eenvoudig kunnen worden geholpen door er een raam met honing uit een kastvolk in te hangen. Bovendien kan bij een voorspoedige ontwikkeling uit deze kastjes nog wel eens een raam met broed genomen worden om er een zwak kastvolk mee te versterken. Bij moerloosheid vormen ze tevens als geheel, dus met broed en al, een prachtige versterking voor het moerloze volk, terwijl het toevoegen van de moer er zeer door wordt vereenvoudigd. Hierop kom ik echter later nog wel eens terug.
Ik wil deze brief eindigen met je te wijzen op de gevaren van sneeuw voor de bijen. In de eerste plaats moet je de vliegplanken sneeuwvrij houden. Wanneer de vlieggaten geheel dichtsneeuwen kan de toevoer van verse lucht in gevaar komen, vooral wanneer na een kortere periode van dooi weer deze sneeuw gaat bevriezen tot een harde korst. Ook verdient het aanbeveling over een strook van circa 1.- Meter breed de sneeuw voor de kasten weg te vegen. Bij zonnig weer kan het vooral door de invloed van het door de sneeuw weerkaatste licht voorkomen, dat de bijen de kasten verlaten, Wanneer ze zich dan op de sneeuw neerzetten, zijn ze reddeloos verloren. Een sneeuwvrije strook voor de kasten maakt dan, dat de aanvliegende bijen, die dikwijls voor de kasten neerkomen, toch hun woning weer kunnen bereiken. Je begrijpt wel, dat in verband hiermede het vliegen der bijen zoveel mogelijk moet worden vermeden, wanneer er sneeuw gevallen is. Dit kan geschieden door de vlieggaten van de kasten met behulp van een ervoor geplaatste dakpan of plankje af te schermen. Bij ronde korven en boogkorven gebruikt men hiervoor dikwijls een stukje asphalt met een spijker. Het asphalt wordt dan opgebogen en hangt als een luifeltje voor het vlieggat.

Met beste imkersgroeten,
Willem van den Iemenhof.