Ingezonden


(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie)

Hooggeachte Heer Redacteur,
In het „Maandschrift" (XI nr. 1) komt op blz. 16 een artikeltje voor over "massee" als bijenvoedsel. Wat er als bijschrift op volgt is uit een chemisch oogpunt bezien niet volledig. Of glucose (want dat is massee, hoewel niet chemisch zuiver) 2 1/2 maal minder zoet is dan suiker (bedoeld wordt daarmee riet- of bietsuiker, saccharose) zal wel zo zijn. Glucose is n.l. de helft van het molecuul saccharose, de andere helft is fructose (vruchtensuiker of laevulose). Zo is glucose ook de helft van het molecuul lactose of melksuiker, die nagenoeg niet zoet is. Dat de bijen de glucose alleen niet willen opnemen, zal wel aan hun onderscheidingsvermogen liggen, of aan de onzuiverheden, die in de massee voorkomen. Doelmatiger lijkt het aardappelstroop te gebruiken, die behoeft niet te worden opgelost, is niets anders dan glucose oplossing, ontstaan door ontleding van het zetmeel- (amylum-) molecuul. Bij indampen van de stroop voor "massee" ontstaan allicht ontledingsproducten, die de bijen wellicht onaangenaam zijn. Dat zij de andere helft van de, gewoonlijk door haar verzamelde, saccharose liever niet missen, laat zich indenken. Maar of zij niet anders kunnen gebruiken dan invertsuiker (dat is de saccharose, die door het ferment invertase, dat de bijen bij de "nectar" voegen, is omgezet in gelijke delen glucose en laevulose) is nog de vraag. Mengen van aardappelstroop met wat suiker zal de dieren in de waan brengen bruikbaar voer te krijgen.
Bij het kristalliseren van honing is het voornamelijk "glucose" die kristalliseert, de laevulose kristalliseert zeer moeilijk, ook in zuivere toestand, terwijl in de honing bij het uitkristalliseren van de glucose allerlei "onzuiverheden" in de laevulose stroop opgelost blijven, waardoor de kristallisatie nog meer wordt tegengewerkt.
Met beleefde groeten,
AMERSFOORT. Uw dw., J. BOLTEN.
GRONINGEN, 27 Nov. 1936.

Overwintering onder glas
Mijnheer de Redacteur,
Mijn plan om enige volken met een glasplaat van boven af te dekken is eerst in einde October tot uitvoering gekomen. Ik heb twee volken onder glasplaten ingewinterd. De glasruit, dubbel dik, omgeven door een 3 cm. breede, houten stijl, ligt ongeveer 8 mm. van de bovenlatten der ramen op de broedkamer, voor en achter reikende tot op de afstandsblikjes, luchtdicht afgesloten met een mengsel van olie en was aangestreken.
Op mijn vraag, hoe het gaan zal met waterdampaanslag tegen de ruit bij kasten in de buitenlucht, kreeg ik in het ingezonden antwoord van den Heer Herman H. Smit Fz. te Wormerveer (zie Groentje Mei 1936) geen antwoord waarschijnlijk, omdat genoemde Heer alleen het glas bezigde als bedekking om aankitten te voorkomen, zoals hij schrijft, en niet om er 's winters dagelijks door te kijken om te weten, hoe het bijenvolk zich in de winter verhoudt en dit aan anderen in het tijdschrift mede te delen. Ik weet niet of de Heer S. dit ook reeds gedaan heeft vóór 1908 (begin van mijn imkeren). Het is mij niet bekend en zouden zijne mededelingen van vóór ruim 30 jaren, de mijne overbodig maken; alles, wat de Heer S. nu mededeelt, kan men evengoed of beter bereiken door dunne houten plankjes. Zo niet, dan begrijp ik zijne opmerking niet, dat hij reeds vóór 34 jaren glasplaten gebruikte. Wanneer de Heer Smit het niet gewenst achtte dit toen, na enige ondervinding, direct mede te delen, en mij ook nu geen antwoord op mijn vraag geeft, waarom er dan nu mee aan te komen na het 34 jaren lang voor anderen verhoren te hebben gehouden.
Tot nu toe heb ik geen enkele hinder van dampaanslag tegen de ruit, hoewel de waterdamp gecondenseerd als een bevroren straaltje uit het vlieggat op de vliegplank te zien is. Een normaal volk, dat 's nachts gemakkelijk een ballon voer ophaalde, is tot een zeer kleine bal samengekrompen en vult nauwelijks het voorste 1/3 gedeelte van 4 tussenruimten tussen de ramen. Het overige van de kast is angstwekkend leeg, hier en daar een gestorven bij op de ramen, alle verzegelde voedselvoorraad is duidelijk tot de bodem te zien. Hier en daar nog enkele bijen op de bovenlatten boven de bol, waar ze nog in losser contact met de bol schijnen te kunnen leven. Bij de belichting verplaatsen de bijen zich niet, zuigen zich ook niet vol honing uit de voorraad.
Bij strengere koude denk ik de bijen te bezien onder verlichting van een kooldraadlamp, welke nog wat warmte uitstraalt om te grote afkoeling van de ruit te voorkomen. Wanneer men geen stotende of schokkende bewegingen aan de kast doet, verplaatsen de bijen zich zeer weinig ; ik zou, wanneer de buitentemperatuur enigszins milder is, wel midden in de wintermaanden het doekje durven vervangen door glasbedekking, na eerst met een strijkijzer of ander warm voorwerp het doekje enigszins te hebben verwarmd en de kit te hebben geweekt om dit zonder gedruis in de kast te kunnen verwijderen. Bij eventueel in 't voorjaar vastbouwen van de bovenlatten der ramen aan de glasplaat, denk ik door het doorhalen van een dun ijzerdraadje tussen ruit en bovenlatten gemakkelijk op te heffen. Na doorwintering hoop ik nog eens enige plaatsruimte van U te vragen voor hetgeen zich verder mocht voordoen. (Zeer gaarne ! Red.)
Mijnheer de Redacteur, U dankzeggend voor de plaatsing, met hoogachting en imkersgroet,
S. VAN HOUTEN.

Hoe is dat mogelijk?
Op de Tentoonstelling welke werd gehouden van 4 t/m 12 Dec. 1936 te Essen (Gld.) bevonden zich twee bijzondere soorten honing, n.l. sneeuwklokjes- en wilgenkatjeshoning. Ik heb er nooit van gehoord. Mijn mening is dat, indien zulks mogelijk was, er toch een grote oppervlakte moet zijn, om daar honing van te winnen, aangezien de sneeuwklokjes en wilgenkatjes van nu af tot laatst van Maart, misschien ook nog iets langer, in bloei staan. Het is toch de z.g. eerste bloei voor de bijen. Indien in Februari-Maart goed weer is, en deze bloemen goed worden bevlogen, en de koningin meer eitjes gaat leggen, toch een groot percentage voor het jonge broed is bestemd, en weinig sprake kan zijn om van die honing te winnen.
Gaarne Uw mening daaromtrent.
KERKRADE W. J. HASSERT.
Naschrift Red. De vraag is, of de vlag de zich in de flacons bevindende waar wel dekte. Het blijkt n.l. maar al te vaak, dat de imkers zelf niet eens goed weten wèlk product zij precies hebben geoogst. Van geoogste sneeuwklokjeshoning hoorden wij nog nimmer. Van wilgenkatjeshoning wel, doch zéér, zéér zelden. RED.

Brievenbus


Onder deze rubriek zullen we voortaan die zaken behandelen, welke geen onmiddellijke beantwoording behoeven en waard zijn ook door anderen geweten te worden; ze zullen hoofdzakelijk betrekking hebben op onze organisatie, dus niet op het bijentechnisch gedeelte.
F. D. te G. Uw klaverblad werd geboekt en, zoals gebruikelijk, onmiddellijk hun M.S. gezonden. Er is dus direct contact. Het is een mooi succes en een bewijs, dat Uw leden onvatbaar zijn voor beloften welke toch niet uitgevoerd kunnen worden. Wat zou men trouwens meer kunnen geven dan wij doen? Dat is toch ondenkbaar? Die andere beweging zal wel doodbloeden.

W. C. A. te W. Schrijf voortaan Uw nieuwe leden op de achterkant van de girostrook en zo hoog mogelijk. Namen en adressen worden op de onderzijde soms door de perforatie zodanig verminkt, dat onnauwkeurigheden niet kunnen uitblijven.

H. W. Czn. te H. Uw devies : "geen imker of lid van onze vereniging" is er een naar ons hart en waard in ieder afdelingsvaandel geschreven te worden. Moge dit devies in vervulling gaan.

W. G. te Z. Overdracht van het lidmaatschap op een ander is niet mogelijk. Als er dus iemand overlijdt, dan wordt niet automatisch het lidmaatschap overgeschreven op hem of haar, die de bijen overneemt. U zult U dus bij den secr. te Z. als lid dienen aan te melden.

J. W. te G. Zo U ziet heb ik in dit nummer aan Uw wens en aan die van vele anderen voldaan en de wenselijkheid van een veertiendaags tijdschrift besproken. U begrijpt, de kosten worden beduidend hoger. Alleen het porto b.v. al verdubbeld. Maar ook ik vind een drukker contact met onze lezers wel wenselijk, zo niet noodzakelijk. Dat ik dan eens door mijn teveel copie zal heenkomen betwijfel ik, want tot nu toe gaf elke uitbreiding méér belangstelling dus meer copie!

C. K. te L. Neen, over adv. voor de rubriek V. en A. kan niet gecorrespondeerd worden. Ook staat deze rubriek niet open voor niet-leden. Plaatsing uitsluitend bij vooruitbetaling. Inzending van alle advertenties vóór de 20e der maand. Latere inzending is riskant.

A. K. te E. Als er imkers in Uwe omgeving wonen, die nog niet bij ons zijn aangesloten, dan kunt U ze trachten te bewegen dit wél te doen. Als de afstand te ver van Uwe afd. is om zich bij Uw afd. aan te sluiten, laat ze dan zelf een corr. of afd. stichten. Adspirant-leden zenden we gaarne een proefnummer en inlichtingen. Geef hun naam en adres maar op.
SECR.-RED.