Speculatieve voedering


Hebben wij in ons Febr.-nummer geschreven, dat, wil men met succes in ons landje imkeren, men over koninginnen moet beschikken welke een voortdurende legcapaciteit bezitten, ook kan men nog, om deze legprestatie nog méér te bevorderen, aan het volk een krachtvoedsel geven, waardoor de moer nog méér geprikkeld wordt. Men noemt dit dan ook de drijfvoedering.
Doel is: een topprestatie te vergen. Maar, zoals met alles in de bijenteelt, dient men vóóraf zichzelf af te vragen: onder welke omstandigheden kan ik drijfvoeren én: uit welke bestanddelen moet het voedsel bestaan en wannéér moet ik voeren.
De meeste imkers weten reeds, dat het niet alléén genoeg is, wanneer de moer méér eieren afzet : neen, er moeten ook genoeg bijen voorhanden zijn welke het daaruit voortkomende broed kunnen verwarmen en verplegen. Dus bij een sterk volk kunnen we eerder beginnen dan bij een zwak. Men wachte met dit laatste, totdat er op normale wijze wat meer bijen zijn bijgekomen. Meestal begint men toch niet eerder dan in de maand Maart. Bij drachtpauze wordt gevoerd, meestal des avonds en maar mondjesmaat, want het krachtvoedsel mag door zijn gistende eigenschappen niet opgelegd worden. De meeste imkers voeren honing, doch daar is ook alweer verschil in. Oude boekweithoning of heidehoning het liefst geperst met stuifmeelresten, kortom de zware honingsoorten zijn de beste. Sommigen voeren melk en wit van eieren met wat honing vermengd, ik zag er goede resultaten van. Het Duitse "Salvolat" is mij onbekend. Imkers welke zich verlieten op het succes van onze gedenatureerde suiker, ook al wordt deze door de bijen met wat stuifmeel vermengd, zullen lang geen volledig succes boeken.
Maar... ook de graad van prikkelbaarheid der koningin spreekt er een hartelijk woordje over mee. Er zijn koninginnen, welke zich door die prikkeling maar weinig tot een méér eierleggen laten aansporen, andere daarentegen weer wel. Deze laatste houde men in 't oog, het is een der goede eigenschappen van een koningin (koninginneteelt).
Maar... de levensduur wordt door die uitmergeling geweldig verkort en al moge men zeggen : een koningin is het vruchtbaarst in het tweede levensjaar, meestal zijn de geforceerden het tweede jaar niet veel meer waard, soms vindt men ze dood voor de kast. Daarom zorge men tijdig ze in het najaar te vervangen voor een nieuwe jonge en zorge dan weer door drijfvoedering voor veel jonge bijen vóór de winter, om zodoende een flink verwarmingsdek te hebben voor het daarop volgende voorjaarsbroed.
HOENSBROEK. C. DE JONG.