Practische ervaringen


Jong hoort bij jong en oud bij oud.
Dit is een regel der bijen.
Elimineer de oude bijen
Dan zal het invoeren van een jonge koningin nooit falen.

Deze zomer heb ik de methode Snelgrove geprobeerd.
Ik stond met een partij bijen, vijftig stuks, in de Wieringermeer. Dat is ver van huis. Daar kom je niet elke dag. Hoe moet je dan het zwermen meester worden. Hoe moet je daar jonge koninginnen kweken, die je toch nodig hebt voor de hei? De methode Snelgrove zou uitkomst brengen. Wie deze methode toepast heeft geen last van zwermen en krijgt toch jonge koninginnen. Ik heb de methode Snelgrove toegepast. Maar och, wat kwam ik bedrogen uit !
Nu moet ik toegeven, dat de omstandigheden niet gunstig waren. De Wieringermeer heeft dit jaar de brui eraan gegeven. Ik had mijn volken vooraf netjes gewaardeerd met een A, een B of een C, aan de buitenkant van de kast. De A's dat waren de hele goede, de B's de gemiddelden, ook behoorlijk goed, en de C's de minder goede, voor mijn part de slechten. Bij het laden en het opstellen was met deze waardering geen rekening gehouden. Ze kwamen in een lange rij door elkaar te staan, de A's, de B's en de C's. Maar och, wat was dat een ervaring, toen ik voor de eerste keer inspectie hield, toen ze nog stonden bij de bloeiende kool. Ik begon met de A's, omdat die mijn ingrijpen waarschijnlijk het meest nodig zouden hebben. En ze hadden het nodig -- tenminste de eerste A, die ik onderhanden nam, de derde van de rij. Neen maar, dat was overweldigend. Ik had dadelijk een tweede broedkamer gegeven met kunstraat en deze was helemaal uitgebouwd, twee bakken, de ene stikvol broed, de andere stromend van de honing, en dat nog niet halverwege de bloeitijd. De tweede A -deze stond nr. 7 - was iets minder, maar toch nog buitengewoon ; de derde A - deze stond nr. 13 - was al heel gewoon, en de volgende niet beter, dan ik ze er gebracht had. Toen volgden de B's. Weer begon ik aan dezelfde kant. De eerste B's, zeven in getal - ze waren het talrijkst - vertoonden hetzelfde beeld als de eerste A's en de volgende B's hetzelfde, als de volgende A's. En met de C's was het precies eender. Het was om niet te geloven, zo'n armoedzaaier, die van onder tot boven, twee bakken, stikvol broed en honing zat. Het was om aan jezelf te gaan twijfelen. Het was alsof ze stuivertje gewisseld hadden. Het was alsof alle A's aan één kant waren gaan staan. Jawel, dat had de wind gedaan.
Bij een volgende inspectie, toen de tijd er voor gekomen was, heb ik gesepareerd. Natuurlijk had ik het kwaad zoveel mogelijk verholpen en de volken zoveel mogelijk gelijk gemaakt. Maar het was geen ideale toestand. Was het daaraan te wijten, dat ik van mijn vijftig volken slechts 9, zegge negen, bevruchte koninginnen kreeg? Of was het maar alleen weer diezelfde wind, die daar aan schuldig was? Waarschijnlijk was dit laatste het geval. In elk geval, het was geen ideale toestand. Ik wil dit mislukken dan ook niet op rekening van de methode Snelgrove stellen. Maar dan blijft nog een ander kwaad. Het separeren is maar één kant van de operatie ; daarna komt nog het verenigen. Ik heb van deze negen, geheel volgens de regel, er vier naar beneden gebracht en van deze vier werden er drie afgestoken ! Ik prees me gelukkig, dat ik geen tijd meer had gehad om ook de overige vijf naar beneden te brengen. Ik heb het met deze vijf maar niet meer geprobeerd en ze maar laten staan, zoals ze stonden, de oude moer beneden, de jonge boven. Het was ondertussen duidelijk geworden, dat het met de klaver toch niets gaf. Van zwermen was geen sprake meer. Ik kon gerust met de oude moeren naar de hei gaan, die de volken gelukkig weer wat op peil bracht.
Ja, ja, je separeert maar, je knijpt de oude moer dood en verenigt maar, zonder te bedenken, dat oud hoort bij oud, jong bij jong, dat dit een vaste regel is der bijen.
Op mijn bijenstand thuis heb ik ook gesepareerd. Daar had ik acht tweevolkskasten staan, te zwaar en te onhandig om mee te reizen. Daar bracht ik het broed van de ene afdeling naar de andere. Dit kweekte een jonge moer en de oude moer kweekte ondertussen een nieuw broednest. Ik wist niet, dat dit de methode Snelgrove was. Neen, die was het ook niet precies. Het verenigen ging anders. Regelmatig, zodra de tijd er voor was, versterkte ik het jonge volk met een raam uitlopend broed uit het oude. Dit werd er niet beter op. Het was ten dode opgeschreven. Ik liet het onbekommerd ten gronde gaan, liever dan mij het jonge volk te laten bederven door de oude bijen. Zo voorkwam ik ook het zwermen en voor de acht volken kreeg ik weer acht volken, maar nu zeer sterke volken en met jonge koninginnen in de plaats.
En in de Haarlemmermeer, waar ik dertig volken had staan in Simplexkasten, heb ik, mutatis mutandis, hetzelfde gedaan. Ik heb dertig andere kasten, reiskasten, ernaast gezet en daarheen gesepareerd. Ook bij deze dertig was er niet één die mislukte. Het was dan ook hetzelfde procédé, dat ik toegepast had bij de acht tweevolkskasten. Alleen was het hier op zo'n afstand niet mogelijk zo regelmatig, zodra de tijd ervoor gekomen was, de ramen met uitlopend broed toe te voegen aan de jonge volken. Het moest zoveel later ineens gebeuren. Dit zou vanwege de opzettende bijen, die voor een groot deel al georienteerd waren, stellig niet zo goed gelukt zijn, als ze niet ver weg dadelijk een nieuwe standplaats gekregen hadden. Want zaak is het, dat men slechts de oude moer elimineert met de oude bijen.
Het is duidelijk, waarin het verschil met de methode Snelgrove bestaat. Daar een zoveel mogelijk afschuiven van vliegbijen, zodat men tenslotte slechts een ellendig jongemoersvolkje overhoudt, dat dan overgeleverd wordt aan een sterk volk. Hier een zoveel mogelijk aanhalen van broed en jonge bijen, om het jonge volk van zichzelf uit zo sterk mogelijk te maken. Zo groeit het op tot een sterke eenheid, zonder innerlijke verscheurdheid, om zo te zeggen, zonder strijd.
En nu ben ik waar ik wezen wilde. Het is in de grond dezelfde methode, die ik toepas bij het toevoegen van jonge koninginnen, en die nooit faalt. Wanneer ik een moerloos volk heb, of een volk moerloos gemaakt heb, dan geef ik dit volk een andere plaats, dat ik de oude bijen kwijtraak alvorens een jonge koningin toe te voegen. Was het volk moerloos, dan moet ik de oude bijen natuurlijk aan hun lot overlaten. Ze moeten zich maar inbedelen bij een ander volk. Heb ik het volk moerloos gemaakt, dan kan ik de oude moer nog weer opzetten met een enkel raam met broed en de oude bijen daar laten aanvliegen. Is er dracht of steunt men dit volkje op andere manier, dan kan het nog een volk worden, dat men melken kan. Beslissend is hierbij natuurlijk de kwaliteit van de oude moer en niet te vergeten de tijd van het jaar, of er dracht is, of nog te verwachten is. Is het nog vroeg in de tijd, dan kan het de moeite waard zijn de oude moer, altijd als ze van goede kwaliteit is, nog weer op te zetten. Maar is het seizoen al ver gevorderd, is de hoofddracht er reeds, dan is het beter de vliegbijen hun eigen fortuin maar te laten zoeken. Ze doen dan in een vreemd volk meer nut, dan wanneer ze op zichzelf bestaan.
Het is een methode die nooit faalt. Andere falen geregeld en als ze gelukken, dan is dat slechts schijn. De nieuwe koningin - ik neem aan, dat het een jonge is en dat zal in de regel wel het geval zijn -wordt dan wel aangenomen. Maar daarmee is de zaak nog niet in orde. De toestand is niet normaal, niet gezond. Men heeft een jonge koningin toegevoegd aan een oud volk. Het lukt altijd een nieuwe koningin aangenomen te krijgen, wanneer het volk tenminste niet al te lang moerloos en nog niet helemaal van streek is, wanneer men de jonge moer maar lang genoeg in het kluisje laat. Dan wordt ze zeker aangenomen. Verleden jaar kwam een jonge dame, lid van onze afdeling, mij om advies vragen. Ze kreeg een Amerikaanse koningin, een goudbij, en die was zo kostbaar, die mocht niet verloren gaan. Ik gaf haar mijn advies, maar de autoriteit van den heer Henri Meyer was blijkbaar groter. Zes of acht dagen - ik herinner me niet goed meer - moest de moer in het kluisje blijven. Dan werd ze zeker aangenomen. Ze werd ook aangenomen, maar veertien dagen later ging het hele volk de lucht in. Het zocht de wijdte. Het ging niet vlakbij in een boom hangen. Ze heeft het nooit weergezien. Dit jaar deed mij een imker - die mij geen advies gevraagd had - een zelfde verhaal. Hij had een Krainer koningin gehad van den heer van den Broek en die was er na enige tijd ook vandoor gegaan. Hij zal het dit jaar nog eens proberen - hij is verzot op die Krainers - maar ik hoop voor hem, dat hij het dan zal doen op mijn manier.
Het is een zeer soliede manier, een heel voorzichtige. Velen zullen zeggen een al te soliede, al te voorzichtige. Ook zal het velen jammer doen om al die oude bijen, die ze dan toch maar niet weer terugzien. Voor hen las ik in Gleanings een andere, een origineler, al is het, tenminste op het eerste gezicht, gewaagder manier. Ja, Gleanings gaf mij dit jaar heel wat suggesties. Verleden jaar was het zo leeg, dat ik maar dacht te bedanken voor de lectuur, maar dit jaar was het anders. Ik ben maar blij, dat ik het niet gedaan heb. In Gleanings werd ook de vraag opgeworpen wat de beste manier was om jonge koninginnen in te voeren. Er kwam heel wat los. Het werd een heel uitgebreide uiteenzetting van verschillende methoden, de een nog degelijker en voorzichtiger dan de andere - totdat er een kwam met de mededeling van een zeer originele methode, die hem aan de hand gedaan was door een imkervriend uit Holland. Wie is toch die Hollandse imker? Zijn naam werd niet genoemd. Laat hij zich bekend maken, dat we hem eren, om zijn Hollandse naam. Hij nam, als hij een jonge koningin wilde toevoegen, vijf ramen weg met al de bijen er op. Dan stortte hij van de vijf overblijvende ramen de bijen af op de bodem van de kast. Daarna wierp hij de nieuwe koningin zo maar daar boven op en de bijen van de ramen, die hij er eerst uitgenomen had, daar weer boven op De Amerikaan had deze methode overgenomen in enigszins gewijzigde vorm. Hij sloeg de bijen van vijf ramen af in een kistje. Wij zouden een korf nemen, maar die kennen ze in Amerika niet. Dan sloeg hij de bijen van de overige ramen af in een ander kistje. Daarna stortte hij de bijen uit het eerste kistje uit voor de kast, wierp de koningin er op en de bijen uit het andere kistje er overheen. Natuurlijk had hij de ramen eerst weer op z'n plaats gezet. Het was een methode die hem best beviel en die hij steeds toepaste. Hij kon niet zeggen, dat het hem ook maar één keer mislukt was. Voorwaarde was alleen, dat het volk goed wist, dat het moerloos was. Het is wel een originele manier, bepaald merkwaardig. Maar nog merkwaardiger is, wat hij er aan toevoegt. Volken, die op deze manier behandeld zijn, zijn uitstekende ratenbouwers. Hij verklaart het hieruit, dat ze zich bepaald als zwerm gevoeld hebben.
Mijn methode bevalt me ook best. Ik heb eigenlijk geen andere nodig. Maar wat hij er aan toevoegt, zou mij toch wel uitstekend te pas komen. Ik ben gewoon met mijn bijen naar de hei te gaan en daar ga je heen om raathoning te winnen. Bovendien, ik houd wel van een experiment.
Ik heb de methode Snelgrove geprobeerd.
Dit wil ik ook eens proberen.
HAARLEM. M. BRUIJEL.