De paviljoenstal


Het is nu ruim vier jaar geleden dat schrijver dezes door de steeds verder om zich heen grijpende stadsuitbreiding genoodzaakt was om met de bijenstand te verhuizen.
Wanneer men sinds jaar en dag met zijn bijen op dezelfde plaats gevestigd is geweest, is het zoeken van een nieuw terrein voor een stand van enige omvang nu niet bepaald een pretje. Men wil graag een goede omgeving voor z'n bijen hebben, en liefst niet te ver van huis. Een en ander is in een stad nog niet zo heel gemakkelijk. Na lang zoeken mocht ik er echter in slagen om een in alle opzichten gunstige plaats te vinden, doch het terrein mijner keuze was niet bovenmatig groot, en lag bovendien vrij dicht onder de huizen. Had ik op mijn vorig terrein voor mijn ruim veertig kasten een stal van 25 Meter lengte, op het nieuwe terrein, groot ± 6 Are, kon hiervan natuurlijk geen sprake zijn ; de volken moesten integendeel op een zo klein mogelijke ruimte worden bijeengebracht. Nu had ik zo voor en na, vooral in Duitse bijenboeken en tijdschriften, al meermalen afbeeldingen en beschrijvingen van z.g.n. bijenpaviljoens aangetroffen, en het laat zich denken, dat daarheen onwillekeurig mijn gedachten gingen.
Na lang wikken en wegen werd dan ook besloten om een dergelijk paviljoen te bouwen; niet dat ik er aanvankelijk zo warm voor liep, doch qua ruimte leek dit ontegenzeggelijk de beste oplossing.
Verschillende imkers, welke ik over het idee raadpleegde, ontwikkelden ook nog al wat bezwaren, doch tenslotte heb ik gedacht, wat elders mogelijk is, moet hier ook kunnen. Echter is er één groot verschil met de wijze van imkeren b.v. in Duitsland, n.l. het feit, dat men daar heel veel kasten met achterbehandeling heeft, welke dus gemakkelijk boven elkaar kunnen worden gestapeld, terwijl ik werkte met Simplexkasten, dus uitsluitend met de bovenbehandeling. Dit was dan ook het voornaamste argument tegen het paviljoen. Hoe dit bezwaar tenslotte werd opgelost, zal straks blijken.


Het paviljoen werd dus gebouwd, en nu, na er vier jaren in te hebben gewerkt, zou ik het niet graag meer willen missen. Tal van collega's van hier en elders, welke zo voor en na mijn stand hebben bezocht, vonden het een prachtige oplossing, en dit is dan ook de reden waarom ik besloot er eens melding van te maken. Misschien dat anderen die in dezelfde omstandigheden komen te verkeren er nog eens hun voordeel mee kunnen doen.
Ik wil daarom dan ook trachten een korte beschrijving met een eenvoudig schetstekeningetje er van te geven.
Voor ik daartoe overga, wil ik nog in het kort de voornaamste voordelen er van trachten aan te geven.
In de eerste plaats dan wel de weinige ruimte welke men nodig heeft. In mijn paviljoen, dal een lengte heeft van 5.80 M. bij een breedte van 4.20 M., een oppervlakte dus van ± 24 M.2, is plaats voor 42 Simplexkasten en 4 ronde korven. Wanneer de ingebouwde slingerruimte (zie tekening) er uit wordt genomen kunnen er nog 6 kasten meer in.
Een tweede, niet te onderschatten voordeel is, dat men alles onder dak kan behandelen, zonder last van opvliegende bijen, en alles onmiddellijk bij elkaar heeft. Wanneer men b.v. een raam broed, een honingkamer of iets dergelijks van kast no. 1 naar kast no. 40 wil brengen, behoeft men er maar een paar stappen mee te doen.
Niettegenstaande alles dus vlak bij elkaar is, heeft men toch nog een flinke werkruimte tussen de kasten. Zoals de tekening laat zien, is er over de smalste zijde nog circa 3 Meter ruimte tussen de kasten. Hier heb ik een grote werktafel en voldoende ruimte om tijdens de behandeling de bakken en verdere benodigdheden neer te zetten. Het paviljoen staat Oost-West, de kasten staan in vakken van drie naast elkaar en twee hoog, de bovenste laag op een tablet, dat 80 cm. boven de begane grond is, waardoor er onder ruimte is voor een kast met dubbele broedkamer, en zo nodig nog een honingkamer extra.
In de Noord-Westhoek is een ingebouwde, bijendicht uitgevoerde slingerruimte van 2.10 X 1.75 M., waarin gestookt kan worden bij het slingeren van heidehoning.
De Westkant is geheel dicht, en voorzien van een deur, welke toegang geeft tot het paviljoen.


De kasten zijn als volgt opgesteld : 2 x 9 op het Zuiden, 2 X 6 op het Oosten en 2 x 6 op het Noorden. Deze laatste zijn meestal gedurende de winter niet bevolkt. In de zomer zijn de Noordvolken blijkens mijn ervaring minstens even goed als de andere.
Om nu de onderste laag kasten te kunnen behandelen is de (houten) vloer waarop ze staan dubbel zo breed genomen als de lengte van de kasten, zodat deze bij het behandelen gemakkelijk achteruit kunnen worden getrokken. De planken waaruit deze vloer bestaat liggen in de lengterichting der kasten, zodat men bij het schuiven geen last van de naden ondervindt. Voorts helt deze vloer een heel klein tikje voorover, zodat eventueel ingeregend water, met sterke wind b.v., er buiten af kan lopen.
Het bovenste tablet is op dezelfde wijze uitgevoerd, doch steekt niet achter de kasten uit, omdat deze niet verschoven behoeven te worden. Wanneer de bovenste kasten geen honingkamer hebben, kan men ze op de grond staande behandelen, de honingkamer of tweede broedkamer behandel ik staande op een kistje van 25 cm. hoog.
Zowel de onderste als de bovenste kasten staan binnen de palen, terwijl de tabletten strijken met de voorkant der palen (zie tekening) zodat er voor de kasten nog een flinke ruimte is voor de vliegplanken. De kasten staan 20 c.m. naar binnen, bovendien steekt het dak 35 c.m. over, zodat bij niet te sterke wind de kasten niet of weinig natregenen.
De gevelruimte welke er boven de kasten opblijft is afgesloten met platen zink, boven 65 cm., beneden 35 cm. breed, de ruimte tussen de kasten onderling met schroten van 8 cm. breed. Tegen deze aftimmering worden de kasten van binnenuit aangeschoven.
De lichtschepping heeft plaats door 4 grote ramen in het dak, z.g. éénruiters, twee aan de Zuid- en twee aan de Noordkant.


Om tijdens de behandeling opvliegende bijen gelegenheid te geven om te ontsnappen is er aan de onderkant van ieder raam een schreef van plm. 1 cm. over de gehele breedte van het raam. Het glas valt hier overheen, zodat er geen water binnen kan dringen. In mijn geval is het dak van pannen voorzien, het kan natuurlijk ook met asphalt of iets dergelijks, men heeft dan minder zware onderbouw nodig.
De palen zijn geplaatst op z.g.n. klippen van gewapend beton, om het rotten te voorkomen.
Voor hen, die eventueel ook iets dergelijks willen maken, laat ik hier nog de voornaamste afmetingen volgen. Het spreekt vanzelf, dat men voor meer of minder kasten het paviljoen naar believen groter af kleiner kan maken.

Totale lengte: 5.80 m.
Totale breedte: 4.20 m.
Hoogte in de nok: 3.15 m.
Hoogte voor en achter: 2.08 m.
Breedte -van de vakken: 1.50 m.
Ingebouwde werkruimte: 2.10 X 1.75 m.
Breedte vloer beneden: 1.15 m.
Breedte tablet bovenlaag: 0.62 m.
Dikte der hoofdpalen 20 x 12 cm.
Dikte der overige palen 10 x 8 cm.
Overigens spreken tekening en photo voor zichzelf. Rest mij nog te vertellen dat het paviljoen, voor iemand die enig idee over timmeren heeft, gemakkelijk zelf is te bouwen.
Met imkersgroet,
LEEUWARDEN. Y. STIENSTRA.