Het voorkomen van heidehonig in de broedruimte


En het winnen van heideraathoning.

Het artikeltje van onzen Redacteur in het Januari-nummer geeft mij aanleiding hierop wat dieper in te gaan en ook een middel aan de hand te doen om het winnen van heideraathoning te bevorderen. Ik stip een paar uitspraken aan:

1. Heideraathoning is een zeer verkoopbaar artikel en brengt ook altijd een goede prijs op.

2. Voor het winnen van heideraathoning heeft men sterke volken nodig.

Wat zijn wij imkers toch hardleers, en wat duurt het in ons kleine landje toch een lange reeks van jaren, alvorens het betere plaats maakt voor het oudere, het slechte.
Wie zich de moeite wil getroosten om de jaargangen van ons maandschrift, van voor ongeveer vijf en twintig à dertig jaren, eens na te slaan, zal hierin lezen, dat ik toen al op hetzelfde aambeeld heb gehamerd. Als oorzaak, wat toen de winning van heideraathoning in de weg stond, werd aangegeven: de korfimkerij, het veelvuldig laten zwermen, bijgevolg kleine volken op de heide en de voor die tijd hoge prijzen voor de bijenkasten van hout vervaardigd.
Om dit laatste te ondervangen construeerde ik de mobielkorf "Twenthe". Deze heeft dezelfde inhoud als een Simplexkast, of andere hiermee overeenkomende mobielwoning, en is van stro vervaardigd. Met een beetje oefening is ieder imker in staat om deze te vervaardigen.

Nog altijd betreur ik het, dat er voor deze woning niet meer reclame is gemaakt.
We verkeren thans, en nog, in dezelfde omstandigheden als toen, n.l.: geld schaarste en moeilijke afzet tegen niet lonende prijzen, van korf- en slingerhoning.
Misschien wil onze wakkere Redacteur, en met hem vele goede propagandisten voor de verbetering onzer Nederlandse bijenteelt, deze oude jaargangen van ons Maandschrift eens weer doorlezen, en op hunne vele zwerftochten in onze imkerswereld hiervoor weer opnieuw propaganda maken.

Ze handelen dan ook in de geest van onzen vorigen eminenten Voorzitter, welke mij al enige keren heeft verzocht, de propaganda voor het vlechten van de mobielkorf "Twenthe". weer eens ter hand te nemen. Ik laat dit echter gaarne aan de jongeren onder ons over.
Intussen hebben wij in al die jaren niet stilgezeten en ook een verbetering in de behandeling der volken voor de heidedracht in toepassing gebracht, welke ik hiermee de jongeren mededeel: Als steeds heeft de bij mij hierbij de weg gewezen. Dit doet dit kleine insect toch altijd, nietwaar? Alleen zijn wij imkers vaak te hardleers om dit in te zien en op te volgen.

Wanneer wij de oorzaken nagaan waarom een volk op de heide in de honingkamer wil om te bouwen, dan heeft dit twee oorzaken, n.l.: geen sterke dracht of te zwakke volken.
Wat zegt het bijenvolk zelf hiervan en hoe reageert het hierop?
Wanneer de heidedracht zich begin Augustus direct sterk inzet, en zoals dit in sommige jaren kan gebeuren - ik noem b.v. het buitengewone jaar 1910 -- dan ziet men dat de sterke volken direct de honingkamer in bezit nemen en beginnen te bouwen.
(In streken met sterke zomerdracht, in Juli b.v., is het aan te bevelen om midden Juli de honingkamer, de raampjes voorzien van smalle strepen voorbouw, tussen de twee broedbakken te zetten. (Omhangmethode). De bijen nemen deze dan al vast in bewerking en wordt de bovenbak, vóór het reizen naar de heide, er af genomen en geslingerd).
Zwakke volken, of late kleine zwermpjes, geven, ook in jaren wanneer de z.g. tuinpalen honingen, de grootste moeite om ze in de honingkamer te krijgen.
Hoe staat het nu in matige heidedracht jaren?

We nemen als voorbeeld een sterk volk. Begin Augustus zetten we dit op de heidedracht. Het is slecht drachtweer. De bijen kunnen niet uitvliegen; of de wind waait uit de verkeerde hoek. Haalbijen zijn er genoeg in het volk aanwezig. De broedaanzet beweegt zich echter in dalende lijn. Dit is nu in ons klimaat eenmaal een natuurwet. De hoogtijdagen in de vermeerdering zijn voorbij. Wij zien dit in de natuur bij al wat leeft. Zowel in het planten- als dierenrijk. Alleen in bovenmate gunstige jaren, wanneer weer en bodem meewerken, en volop voedsel geven, kan de voortplantingsdrift opnieuw ontwaken. We zien dit in gunstige heidedrachtjaren bij onze bijen, waar dan oudemoers-, zelfs wel jonge zwermen, zich opnieuw op het zwermen toeleggen. Dit zijn dan de uitzonderingsjaren en edere "bijenhouder" zich "imker" noemt.

Door het slechte weer, en als gevolg hiervan géén heidedracht, zien wij, dat het sterkste volk zijn broednest inkrimpt. Er is ook geen reservevoer in het volk aanwezig. Een Simplexbroedbak bevat slechts tien ramen. Bij een sterk volk zijn er, bij begin der heidedracht, acht stuks bezet met broed en eieren. De beide kantramen meestal met stuifmeel en wat honing. Boven de ramen met broed bevindt zich ook maar weinig honing. Bij zwakkere volken heeft men gewoonlijk zes ramen met broed, twee ramen met stuifmeel en honing, en de beide kantramen zijn meestal leeg.

Bij geen of weinig heidedracht gebeurt het, dat alle cellen, bezet met broed, uitlopen en krijgen wij dus een aantal lege cellen. Op zichzelf vermindert het aantal haalbijen, door spinnewebben en slagregens, zienderogen. Een sterk volk wordt zwak. Nu zet de tweede helft, of de laatste week van Augustus, de heidedracht in. Wat is er nu natuurlijker, dan dat de bijen eerst de ledige cellen in de broedbak benutten om hierin de nectar op te bergen? Om hierbij in de honingkamer nog nieuwe te bouwen hebben ze absoluut geen behoefte. Ja, het zoude hun zelfs aan bouwbijen ontbreken. Houdt de dracht een veertien dagen aan dan zien wij, dat de bijen enige ramen in de honingkamer bezetten en enkele raampjes, voor de helft -of twee derde, met raathoning hebben uitgebouwd en de eerste dracht in de broedkamer hebben opgeborgen.

Hoe kunnen wij nu de bijen tegemoet komen en het doel van den imker, het oogsten van heideraathoning, bevorderen?
In het bovenstaande heb ik laten zien, dat het bijenvolk den imker vraagt haar de behulpzame hand te bieden : Geef mij voldoende voedsel en minder ruimte, is al wat ik vraag en wanneer het weer ons ter wille is, zullen wij ons best doen U te helpen.
Was er nu een samenspraak tussen imker en bijenvolk dan zou eerstgenoemde vragen: "Hoe kan ik dat nu in dezelfde woning voor elkaar brengen?" Zie hier de oplossing.
Ik heb, laat ons zeggen: "een doos" gemaakt. Een plankje ter dikte van het boven- of draaglatje van het raampje, en ± 7 centimeter breed. Hier omheen timmer ik van dun triplexhout een doos ter grootte van het raampje en laat het aan de ene kant open. Vóór de bijen naar de heide gaan giet ik deze doos vol met dikke suikerstroop, welke zo dik moet zijn, dat ze onder het ingieten reeds stolt en dus z.g. borstplaat wordt. Nu spijker ik hierover een koninginnerooster en mijn hulpje is klaar.
Uit ieder volk neem ik de buitenste kantramen weg en schuif de overige acht naar één kant. In de vrij gekomen ruimte hang ik nu zo'n gevulde doos.

Nu komt des imkers wedervraag: "Wat bereiken we hiermee?" In de eerste plaats een inperking van de ruimte, in de broedkamer, tot acht raten. De bijen, vooropgesteld, dat het een sterk volk is, kunnen zich tussen deze acht ramen niet meer bewegen en worden dus genoodzaakt in de honingkamer te trekken. Het voornaamste is echter: Ze hebben voldoende voer bij de hand en op een voor hun toegankelijke plaats, welke hun niet hindert. Ook de imker, gesteld, dat het gedenatureerde suiker is, heeft er later geen moeite mee, omdat er niet meer uit de doos gehaald wordt dan de bijen voor de verzorging van het broed nodig hebben.

Zet de heidedracht direct goed in, de voorraad in de doos wordt niet aangesproken en blijft er rustig inzitten. Bij de terugkomst van de heide worden deze er weer uitgenomen en opgeborgen tot het volgende jaar. We vullen de ruimte weer aan met de vroeger uitgenomen twee ledige kantramen.
Komt er de eerste veertien dagen dat de bijen op de heide staan geen of zwakke dracht, dan heeft het volk volop voedsel en de broedaanzet gaat geregeld door. Zet dan de dracht in, dan kan het gebeuren, dat de doos leeg gehaald is en de bijen deze met een of twee raten hebben volgebouwd en vinden wij hierin dan mooie raathoning, zonder stuifmeel meestal, maar in elk geval zonder broed. Het koninginnerooster heeft de koningin belet deze te beleggen.

Nog een ander groot belang heeft deze behandeling. Heeft het volk de gehele broedbak van tien ramen tot zijne beschikking, dan ziet men bij zwakke of laat ingezette heidedracht meestal, bij het einde der dracht, een verhoningd broednest, weinig broed, en een zwak volk, eigenlijk te zwak om in te winteren. We proberen het dan nog wel om door drijfvoederen de broedaanzet nog weer te prikkelen, maar in gemoede vraag ik U: hebt ge hiermee al wel eens succes geboekt, vooral wanneer men hiermee midden of einde September begint en dan, zoals meestal gebeurt, het slecht weer is?

Imkers die dit jaar naar de heide gaan met hun bijen probeer deze behandeling eens en vergeet dan vooral niet om Uwe bevindingen, in ons Maandschrift, bekend te maken.
Nu we het toch over het reizen met de bijen hebben, wil ik er opmerkzaam op maken, dat ge in van Gend en Loos een bij uitstek goed, goedkoop en betrouwbaar adres hebt om Uwe volken te doen vervoeren. Zowel enkele stuks als grote zendingen worden naar iedere willekeurige plaats, zelfs een afgezonderde plaats op de heide, koolzaadvelden of fruitplantages, vervoerd. Vraag het hun maar eens!
RIJSWIJK (Z.H.) S. FRANKENHUIS.