Honingonderzoek door middel van de microscoop


Het gros van de honinghandelaren en van de honingconsumenten verkeert nog steeds in de mening, dat het niet mogelijk is bij de honing te onderzoeken, van waar hij afkomstig is, m.a.w. of het binnenlands pro-duct is dan wel van elders in ons land is ingevoerd. Vandaar dat zo talloos velen in dezen buitenlandse honing consumeren als Nederlands natuurproduct, vooral omdat aan buitenlandse honing hier te lande door den winkelier heel wat meer verdiend wordt dan aan onze eigen honing, zodat deze dan ook wel terdege nalaat de herkomst aan zijn klant te vermelden.
Het is voorwaar zeer ten nadele van onze eigen honing, dat door de Regering in genendele werd ingegaan op de dringende verzoeken van de overgrote massa der bona-fide Nederlandse imkers om door een zogenaamde declaratiedwang de handelaren in buitenlandse honing te verplichten op deze koopwaar het land van herkomst te vermelden. In dat geval toch zou er geen sprake meer zijn van bedrog ten aanzien van de herkomst, wat nu helaas nog maar al te veel voorkomt.
Wij zullen hier thans niet verder op ingaan, doch ons bezighouden met de vraag, hoe dit onderzoek van honing plaats heeft en dan moet vooraf vermeld worden, dat honing stuifmeel bevat, een feit, waar vroeger geen aandacht aan werd geschonken, doch dat tegenwoordig van zeer grote waarde wordt geacht, omdat juist uit dat stuifmeel kan afgeleid worden, van welke bloem of bloemen de honing afkomstig is en door die bloemen uit welk land hij is voortgekomen. Door de microscoop kan men alle vaste bestanddelen van honing, zoals wasdeeltjes, haartjes, stofkorreltjes, stuifmeelkorrels en wat er verder niet in de honing thuis hoort, onderkennen.
Wij zullen ons nu voornamelijk met die stuifmeelkorrels bezighouden. Deze geraken in de honing, doordat de bij bij het bevliegen der bloemen ook de meeldraden beroert, waardoor stuifmeel aan haar lichaampjes blijft kleven en bij het overgeven van de aangevoerde nectar aan de bijen in de bijenwoning onwillekeurig ook op dezen overgaat en tenslotte voor een deel in de cellen valt, waarin de honing door die bijen gedeponeerd wordt. Al zijn het maar zeer weinige korreltjes, toch is dit voldoende voor het onderzoek, want hieraan kan onderkend worden op welke bloemen de honing verzameld werd.
Dit stuifmeel moet nu uit de honing afgescheiden worden, wat op twee manieren kan geschieden, nml. door sedimenteren dan wel centrifugeren. Voor beide heeft men een honingoplossing nodig, die gevormd wordt uit één deel honing en twee delen water. Bij de eerste methode laat men de honingoplossing gedurende 24 uur in een wijd glas bezinken, en verzamelt zich alles, wat aan vaste stoffen in de honing aanwezig was, dus ook het stuifmeel, op de bodem van het glas. Het nadeel van deze stuifmeelwinning is, dat zij te lang duurt. Hiertegenover staat, dat men door middel van een speciaal daarvoor ingerichte centrifuge het stuifmeel binnen enkele minuten uit de vloeistof kan afscheiden, wat veel meer noodzakelijk is voor een betrouwbaar onderzoek.
Het afgescheiden stuifmeel komt nu helaas niet meer ten volle in uitzicht overeen met de werkelijkheid, daar het in de oplossing meer of minder is opgezwollen, al naar gelang het langer of korter in de vloeistof gelegen heeft. Vandaar dat het centrifugeren verre boven het sedimenteren te verkiezen is. Hoe meer toch de stuifmeelkorrels gezwollen zijn, hoe moeilijker de soort van het stuifmeel vastgesteld kan worden, daar hierdoor de vaak uiterst fijne onderscheidingstekenen van het stuifmeel verloren zijn gegaan. Daarom kan het stuifmeel van een bepaalde plant, dat men direct uit die plant afscheidt, er vaak heel anders uitzien, dan het stuifmeel van diezelfde plant, dat reeds geruime tijd in de oplossing heeft gelegen. Een betrouwbaar onderzoek moet dus plaats hebben met stuifmeelkorrels, die zo min mogelijk veranderd zijn.
Het honingonderzoek op stuifmeel kan alléén uitgevoerd worden door een zeer kundig microscopist, die tevens beschikt over een zeer uitgebreide voorraad stuifmeelpreparaten van de meest verschillende binnenlandse en buitenlandse bloemsoorten. Bovendien is het maken van die preparaten lang niet een ieders werk, daar het naast een grote handigheid ook een grote nauwkeurigheid en routine vereist. Tenslotte wordt een uiterst fijn waarnemingsvermogen vereist, om de uiterst fijne verschillen in onderscheidingstekenen der stuifmeelkorrels volkomen zuiver te kunnen vaststellen.
Door vergelijking van de in enige honingsoort aangetroffen stuifmeelkorrels met de in voorraad aanwezige stuifmeelpreparaten kan dan vastgesteld worden, uit welke bloem of bloemen de honing verkregen werd. Zijn dit bloemen, die niet in voldoende mate in eigen land worden aangetroffen om een drachtveld voor honing te vormen, dan is de onderzochte honing ook geenszins uit het eigen land afkomstig. Ook is het zelfs mogelijk aan de bloemen te onderscheiden, uit welke streek in het eigen land de honing verkregen werd, daar niet overal in het eigen land dezelfde drachtvelden worden aangetroffen.
Wat vroeger geheel onmogelijk was, kan thans met volkomen zekerheid aangetoond worden: binnen- en buitenlandse honing kunnen onweerlegbaar van elkander onderscheiden worden.
Dit zo belangrijke feit is helaas nog maar al te weinig bekend en daarom roepen wij de medewerking van de grote zowel als de kleine pers in, om hier op zo uitgebreid mogelijke wijze melding van te maken. Want het is niet alléén voldoende, dat het in imkerskringen bekend wordt, ook de honinghandelaren en de honingconsumenten moeten weten, dat binnen- en buitenlandse honing geenszins één en hetzelfde zijn, opdat eerstgenoemden voor geenszins onbedenkelijke zakenpraktijken behoed mogen blijven en laatstgenoemden met het van zakenzijde zo gaarne geziene en verwachte vertrouwen hun koopwaar zullen inslaan. En in dit opzicht kan, ja moet er nog heel wat op het gebied van de honinghandel hier te lande veranderd worden en daartoe kan de Nederlandse bona-fide imkerschap krachtig medewerken, zowel in woord en geschrift als met beeld en daad!
Het microscopisch honingonderzoek verschaft ook de mogelijkheid een oordeel te vellen over de wijze van honingwinnen. Zo is het vuil, dat in het bodembezinksel wordt aangetroffen een onbedrieglijk teken van de onreinheid van de gebruikte gereedschappen en het vaatwerk ; eventuele koolstofdeeltjes verraden of de imker veel of weinig rook voor het afweren van zijn bijen gebezigd heeft en beide leggen daarbij zelfs getuigenis af van de essentiële karaktereigenschappen van den imker. Zo wordt de microscoop voor den imker een instrument van onschatbare waarde, want de wetenschap, dat deze alle fouten en verkeerdheden bij de honingproductie aan het licht brengt, zal hem in zijn eigen belang ernstig aansporen slechts honing van uitstekende kwaliteit in de handel te brengen.
In dit opzicht kan er inderdaad door de imkers zelf nog heel veel verricht worden.
W. E. ASBEEK BRUSSE.