Brieven van den Ouwen Rot


Beste vriend,
Van de economische kant bezien is Juli een der belangrijkste maanden voor den imker, omdat in deze maand het oogsten van de zomerhoning moet plaats vinden. Meestal eindigt de zomerdracht omstreeks 20 Juli, zodat dus om die tijd (soms al wat vroeger) moet worden geslingerd.
Wanneer je bij het slingeren moeilijkheden hebt is het het beste om eerst eens te gaan zien bij iemand, die hierin meer ervaring heeft. Het ontzegelen gebeurt met een ontzegelmes of een ontzegelvork. Met een mes gaat het in het algemeen wat vlotter, vooral wanneer de ramen (de verzegeling) goed vlak zijn. Een vork daarentegen is gemakkelijker voor ramen, die niet zo regelmatig zijn verzegeld. Bij goede dracht bouwen de bijen de cellen namelijk hoger op dan bij minder goede dracht. Daardoor treffen we soms ramen aan, waarvan de zegels van het middengedeelte enkele m.m. lager liggen dan de zegels van de cellen, die zich meer naar de buitenkant van het raam bevinden. De dracht is dan later dus beter geworden. Bij gebruik van een ontzegelmes moet dit door het plaatsen in een bakje kokend water telkens opnieuw heet gemaakt worden. In Amerika gebruikt men op de grote imkerijen ontzegelmessen, die door middel van stoom of electriciteit worden verwarmd.
Met het slingeren mag eerst begonnen worden, wanneer twee derde deel van de oppervlakte van de raten verzegeld is. De honing geslingerd uit onvoldoende verzegelde ramen is niet rijp en kan spoedig gaan gisten.
Soms kan het bij zeer goede dracht voorkomen, dat een honingkamer reeds geheel gevuld is met open honing, terwijl de bijen eerst op de middelste raten beginnen te verzegelen. We kunnen dan deze honing niet slingeren, terwijl de bijen als het ware gedwongen worden de gehaalde nectar op te bergen in de broedkamer. Hierdoor wordt de beschikbare ruimte voor het broednest beperkt. In een dergelijk geval is het daarom gewenst, de bijen een tweede honingkamer ter beschikking te stellen en deze te plaatsen niet op de reeds aanwezige honingkamer, doch er onder, dus dadelijk op de broedkamer. De bijen kunnen dan de verzegeling van de honing in de bovenste honingkamer voortzetten, terwijl de gehaalde nectar kan worden opgeborgen in de tussengevoegde honingkamer.
Het afnemen van de honing is soms geen gemakkelijk werk, omdat de bijen dikwijls zeer steeklustig zijn, het is alsof ze hun voorraad verdedigen. Bovendien kan, omdat er geen dracht is, zeer gemakkelijk roverij ontstaan. Daarom is het nodig zo vlot mogelijk te werken, opdat de bijen weinig gelegenheid krijgen om uit de open kasten op te vliegen.
Zeer eenvoudig gaat het met behulp van bijen-uitlaten. Dit zijn scheidingsplanken, die op de avond voorafgaande aan de dag, dat we willen slingeren, tussen broed- en honingkamer worden gelegd. In deze planken zijn openingen, doorgangen, gemaakt, die zodanig door klepjes zijn afgesloten, dat de bijen slechts in één richting kunnen passeren. Ze kunnen dus wel de honingkamer verlaten om in de broedkamer te komen, doch kunnen niet in de honingkamer terugkeren. De volgende dag kunnen deze honingkamers dan geheel vrij van bijen van de kasten worden genomen.
Ook gaat het honing afnemen zeer goed met behulp van de carbollap. Wanneer je voor de carbollap een dunne stof (kaasdoek b.v.) neemt en deze direct na het verwijderen van het dekkleedje op de honingkamer legt kun je het terugtrekken van de bijen zeer bevorderen door even op de lap te blazen, zodat de carbolgeur in de honingkamer trekt. De bijen, die dan bij het uitnemen van de ramen nog op de raten zitten kun je het beste met de veger of een stevige veer (van een kalkoen b.v.) afvegen. Doe echter niet te veel carbolzuur op de carbollap en laat ze niet te lang op de honingkamer liggen, daar je honing dan wel eens naar carbol zou kunnen smaken.
De geslingerde honing zeef je dadelijk door een metalen honingzeef of beter nog door een kaasdoek. Neem bij het slingeren en de verdere bewerking van de honing de uiterste zindelijkheid in acht. Zorg, dat de bussen of Keulse potten, waarin de honing wordt bewaard, gereinigd zijn met heet sodawater en nagespoeld met zuiver, eveneens heet, water. Een kleine onoplettendheid kan soms de oorzaak zijn van gisting gedurende de winter of het volgende voorjaar.
Het verdient aanbeveling de honing niet dadelijk af te tappen in flacons, daar dan meestal na verloop van korte tijd zeer kleine wasdeeltjes, die door zeef of kaasdoek gegaan zijn, aan de oppervlakte verschijnen, en daar vooral wanneer de honing later wit versuikerd is, de indruk maken van stof of vuil. Veel beter is het daarom de honing tien à veertien dagen in een grotere bus of pot te laten staan, zodat de wasdeeltjes en ook eventueel schuim (luchtbelletjes) gelegenheid krijgen om naar de oppervlakte te komen. Ze kunnen dan door afscheppen worden verwijderd. Daarna kan de honing bij voorkeur door middel van een snijkraan aan de bodem van een bus in flacons worden afgetapt.
Dikwijls leest men in boeken en tijdschriften, dat het gewenst is de honing na het slingeren enkele dagen niet afgedekt te laten staan, zogenaamd om na te rijpen, dus om het watergehalte te verminderen. Dit is onjuist. Honing is zeer hygroscopisch en zal dus water uit de lucht aantrekken, evenals b.v. keukenzout. We bereiken dus door het niet afgedekt laten staan juist het tegengestelde van hetgeen we willen bereiken. Bussen of flacons moeten daarom dadelijk na het vullen van goed sluitende deksels worden voorzien. Keulse potten moeten worden afgesloten met een stuk onbedrukt papier, dat met een touw stevig wordt vastgebonden.
De lege ramen kunnen aan de volken worden teruggegeven. Ook kun je ze buiten op enige afstand van de stal door de bijen laten droogmaken. Laat ze echter niet te lang staan, daar ze dan kunnen worden beschadigd.
Na 20 Juli treedt er in streken waar geen dopheide bloeit tot aan het begin van de heidebloei (8-10 Augustus, de Peel 14 dagen vroeger), een drachtpauze in, waarmede de imkers in het algemeen nog veel te weinig rekening houden. Wanneer we de bijen dan hun gang laten gaan, wordt het broednest sterk ingekrompen, doordat de koningin veel minder eitjes legt dan ze wel zou kunnen. Het gevolg hiervan is, dat de volken op de heide komen met veel lege cellen in de broedkamer, zodat de gehaalde nectar dan niet in de honingkamer, doch in de lege cellen van het broednest wordt opgeborgen. Bovendien ontstaat er vier à vijf weken na 20 Juli, dus 17 tot 24 Augustus (let wel: midden in de heidedracht!) een tekort aan jonge bijen waardoor het lijkt, dat de volken op de heide plotseling een groot aantal bijen verliezen, waardoor ze zich dikwijls uit de honingkamers terugtrekken. Veel imkers menen, dat de volken op de heide verzwakken, vooral door de spinnenwebben, die we daar aantreffen. Gedeeltelijk moge dit waar zijn, in hoofdzaak moet deze achteruitgang worden toegeschreven aan een tekort aan jonge bijen, die de oude en afgeleefde moeten vervangen. Om deze moeilijkheden te vermijden is het nodig direct na afloop van de zomerdracht speculatief te gaan voeren en dit moet ik je dan ook ten sterkste aanraden. Zorg, dat je naar de heide gaat met sterke volken, waarvan de gehele broedkamer met broed gevuld is.

Met beste Imkersgroeten,
Willem van den Iemenhof