Moet ons bijenras door een ander vervangen worden.


Is er reden tot het stellen dezer vraag? Is er reden om aan de deugdelijkheid van ons bijenras te twijfelen en zullen wij dus verstandig doen met onze bijen op te ruimen en uitheemse rassen er voor in de plaats te stellen? Inderdaad zijn er die dit beweren en niet moede worden telkens weer uit te bazuinen, dat ons bijenras door zijn minderwaardigheid de bloei der bijenteelt ten onzent in de weg staat en veeleer met ondergang bedreigt, terwijl daarentegen uit het buitenland in te voeren bijen er onze imkers weer bovenop zouden kunnen helpen.
Allereerst richten zich deze aanvallen tegen de korfimkers, want bij hen zouden de vermeende kwade eigenschappen onzer Hollandse bij eerst recht en onbeperkt voor de dag komen. In de gauwigheid wordt dan meteen maar over de korfteelt zelve het vonnis gestreken, want deze krijgt feitelijk de schuld, dat onze bij zoo verworden is, gelijk het heet. Nu is het zeker waar, dat wel niemand zal denken, dat nu ook één, twee, drie deze imkers allen tot de losse bouw zullen overgaan, maar met dat al werd en wordt onrust gewekt en het zou mij dan ook niet verwonderen, als meer dan één zich is gaan afvragen of hij toch maar niet beter zou doen met moeren van elders te laten komen, omdat de oorzaak var de bij het oogsten zo vaak ondervonden teleurstellingen eigenlijk alleen te zoeken zou zijn bij onze eigen nationale bij. Er is daarom, meen ik, reden te over eens rustig en zonder vooringenomenheid de vraag te bezien, waarvoor wij gesteld zijn geworden.
Wat er dan toch wel aan ons bijenras zou mankeren, waarin haar vermeende ondeugdelijkheid bestaat?
Het antwoord luidt: haar zwermdrift. Onze Nederlandse bij is buitengewoon zwermlustig en daarom deugt zij niet. Want door het voortdurend zwermen wordt het volk al meer verzwakt en als de dracht begint en alleen een sterk volk er nut van kan hebben, dan toch zijn de afgezwermde volken en ook de op de duur kleine zwermen niet in staat een voldoend aantal haalsters uit te zenden.
Is dit zo? Ik zou willen zeggen: dat hangt er maar van af. Hangt er van af waar en met het oog op welke dracht geimkerd wordt, hangt er natuurlijk ook van af of de imker de nodige kennis en bekwaamheid heeft. Wanneer er werkelijk zijn, zoals beweerd werd, die 6 - zegge en leze: zes - zwermen van één volk nemen, dan spreekt het vanzelf, dat het resultaat al zeer ongelukkig zal zijn. Maar indien al, zo zal dit wel zeer hoge uitzondering zijn en degeen, die in hebzucht en onverstand tenslotte het deksel op zijn neus ziet vallen, zal allicht door de geleden schade en schande wel wijs worden.
Wanneer echter, zoals naar ik aanneem, wel regel zal zijn, van twee korven drie zwermen genomen worden, wanneer deze tijdig afkomen en door al of niet bijvoeren zich goed kunnen ontwikkelen, dan zal de korfimker op de heide - gesteld natuurlijk dat deze honingt, maar anders doet geen enkele bij ter wereld wat ! - allerminst teleurstelling hebben te vrezen en bij het opmaken aan het eind tevreden kunnen zijn.lechts wil ik er op wijzen, dat het zeker goed zal zijn met één der geopperde bezwaren ernstig rekening te houden. Door de bijen in niet te kleine ruimte te huisvesten. Ik denk met name aan de zgn. bisschopsmutsen, die m.i. niet groot genoeg zijn. De zwerm moet zich goed kunnen ontwikkelen. Volstrekt noodzakelijke voorwaarde voor een goede oogst is, dat er ten tijde van de dracht vele, liefst zeer vele haalbijen zijn. Deze waarheid is zo doorzichtig en vanzelfsprekend, dat het verwonderlijk schijnt, als er lieden zijn, die haarniet schijnen te kennen en er in elk geval niet op letten in hun bedrijf. Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht, zegt het spreekwoord. En zo zou men kunnen zeggen: beter één talrijk volk op de heide, dan tien zwakke in de Wieringermeer! Vooral op de heide is dit van betekenis, omdat, gelijk bekend is, daar meer dan bij andere dracht, bijen onder het werk omkomen. Daarom is het zeker geraden ruime korven, naar het model der Lunenburger b.v., te gebruiken, die zo nodig met opzetrand voorzien, een groot leger bijen kunnen bevatten. Maar overigens is de beweerde ondeugd juist een deugd ! De korfimker heeft bijen nodig met zwermdrift, dat brengt zijn imkerij mede; met bijen die zwermtraag zijn of in het geheel niet zwermen, zou hij niets weten aan te vangen.
Merkwaardige uitkomst bij het overdenken der ons voorgelegde vraag wat als een gebrek, een grove fout onze Nederlandse bij wordt ten laste gelegd, is juist de eigenschap die haar voor onze korfimkers haar grote waarde geeft!
En als zij nu uit de korven naar de kasten verhuist, wordt dan wat voor een korf deugd is, niet tot ondeugd en moet zij dan althans wel plaats maken voor een van elders ingevoerd? De ervaring leert echter, dat dit het geval niet is en zelfs moest door een voorvechter van vreemde rassen worden erkend, dat het zeer wel gelukt de zwermdrift hier in te tomen.
Zelfs, zo kan ik er bijvoegen, nagenoeg geheel die te doen verliezen. Ik ken althans een paar imkers (onder meer onze Secretaris !) die bijen hebben, van ons inheems ras, die reeds sinds 6 jaren achtereen niet hebben gezwermd. Zegt dit niet genoeg?
Zo staat het met de mijne, die door haar geheel donkere kleur van "vreemde smetten" geheel vrij blijken te zijn, niet. Toch mag ik misschien hier wel eens mededelen als een staaltje van wat onze door sommigen gesmade en als minderwaardig gebrandmerkte eigen Nederlandse bij kan presteren, wat 1936 ons te zien gaf. Welnu, terwijl geklaagd werd, dat de bijen van de heide terugkwamen met bijna geen broed en dus allerminst in goede conditie verkeerden voor de inwintering, had één volk bij mij - en zo was het ook bij twee andere imkers hier ter plaatse - bij terugkomst van de heide liefst 7 ramen met broed! Ik wilde er drie van onder de drie volken, die met dit volk op de heide hadden gestaan, verdelen, maar deze hadden zelve ook reeds ieder 4 ramen met broed!
En de gehele opbrengst? Niettegenstaande zeer ongunstig weer in Juli brachten 4 volken - alleen uit de honingkamers, want de broedkamers bleven onaangeroerd - 60 pond zomerhoning en 40 pond heidehoning op, dus gemiddeld ieder 25 pond. Moet nu een bij, die zulk resultaat geeft, vervangen worden door een ander, waarvan men nog niet eens weet of zij ooit evenveel zal kunnen presteren ?
En zwermen? De moeren worden tijdig geknipt, na het terugvliegen van de zwerm de doppen uitgebroken en... het zwermen was voorbij.
Tenslotte behoeft niet slechts de beweerde ondeugd als ongegrond te worden afgewezen, maar moeten hiertegenover met kracht en nadruk twee zeer voorname deugden in het volle licht worden gesteld, n.l.
1. dat onze Nederlandse bij gewend is aan ons dikwijls zeer wisselvallig klimaat. Bij betrekkelijk lage temperatuur zag ik bijen uitvliegen, die naar ik meende, zeker niet zouden terugkomen, omdat zij zouden verkleumen. Toch kwamen zij na enige minuten gezond en wel terug. Zal nu een bij die aan een ander zachter klimaat gewend is, hier zonder schade kunnen worden ingevoerd ? Het spreekt immers vanzelf, dat dit het geval niet is en zo'n verwisseling slechts een dode mus zou blijken en tot mislukking moeten leiden.
2. dat onze Nederlandse bij over het geheel vrij is van bijenziekten. Wat dit betekent? Men moest maar eens kennis nemen van de schade door ziekten in andere landen veroorzaakt, men moest eens horen hoe op congressen de aandacht zich voornamelijk op de bestrijding dier ziekten richt, men moest eens lezen hoe in buitenlandse tijdschriften telkens weer over bijenziekten wordt geschreven, om te gaan beseffen welk een groot, niet genoeg te waarderen voorrecht wij Nederlandse imkers bezitten in onze eigen Nederlandse bij, waardoor wij voor zoveel nood en ellende en verlies worden gevrijwaard als elders de imkers teisteren.
En nu wil men van daar bijen hier invoeren en daarmede onze eigen, deugdelijke bij verdringen?
Is het niet kortweg onverantwoordelijk, en is het niet begrijpelijk, dat onze imkers hierover de schouders ophalen?
A. VAN DER FLIER.

Naschrift Red. Onze ervaring is, dat de kwestie van verzamelijver, zwermlust enz. een INDIVIDUELE eigenschap is; men heeft goede inheemse bijen en ook slechte. Zo gaat het ook met onze buitenlandse soorten.
Helaas is dit jaar gebleken, dat ook ònze bijen niet voor ziekte gespaard bleven. Bij een vorige gelegenheid kon gemakkelijk worden nagegaan vanwaar die ziekte geïmporteerd was. De beide laatste gevallen worden nog onderzocht en het is te hopen, dat onomstotelijk komt vast te staan waar die gevallen van MIJTZIEKTE vandaan komen; laat daarom ieder verdacht geval onderzoeken, opdat de ziektehaarden worden opgespoord! RED.