Brieven aan en van den Ouwen Rot


Geachte Heer van den Iemenhof,
In verband met de reis naar de heide, zou ik U nog gaarne enkele dingen willen vragen.
Allereerst het reizen zelf. Het vorig jaar heb ik tezamen met enkele andere imkers een veertigtal volken per auto naar de heide gebracht. Bij aankomst aldaar bleken twee volken, namelijk een korf en een kast, warm gelopen te zijn, zodat ze totaal verloren waren. Wat acht U tegen dit warm lopen de meest afdoende maatregel?
In de tweede plaats de volken. In Uw laatste brief schrijft U: Zorg, dat je naar de heide gaat met sterke volken, waarvan de gehele broedkamer met broed gevuld is. Voor zover het de sterke volken betreft, zijn alle imkers uit mijn omgeving het met U eens, ten aanzien van het broed echter spraken enkelen de vrees uit, dat de kans op zwermen op de heide groter zou worden door een grote hoeveelheid broed. Wat is Uw eigen standpunt in dit opzicht?
En tenslotte de koninginneroosters. Ik ben met enkele imkers in aanraking gekomen, die de gewoonte hadden naar de heide te gaan zonder koninginneroosters op de broedkamers. In mijn afdeling echter worden gedurende de dracht, dus ook op de heide, steeds koninginneroosters gebruikt. Hoe denkt U daarover?
Met beste imkersgroeten,
Dick Bijker

Beste vriend,
Het warmlopen van volken komt door het snellere transport per vrachtauto veel minder voor dan vroeger, toen de bijen per boerenwagen vervoerd werden en dus veel langer onderweg waren. Zoals het woord warmlopen reeds aangeeft, produceren de bijen terwijl ze door de woning heen en weer lopen en rennen een zeer grote hoeveelheid warmte, waardoor de onrust nog toeneemt. Tenslotte wordt de temperatuur zo hoog, dat het was zacht wordt en afbreekt. De honing lekt op de breuken van de raten uit de cellen en wanneer we zulk een warmgelopen kast openmaken, vinden we gewoonlijk een grote chaos : de bijen lijken zwart en kleven deels dood, deels levend aan elkaar door de honing, de raten zijn uit de ramen gevallen en het gehele volk is verloren. Het verlies van een dergelijk volk is voor den imker des te meer te betreuren, omdat het juist de sterkste volken zijn, die het eerst warm lopen. Om het warm lopen te voorkomen is het nodig te zorgen, dat de volken rustig blijven gedurende het transport en dat eventueel te veel geproduceerde warmte kan ontwijken. Het eerste kunnen we bereiken door de bijen voldoende ruimte ter beschikking te stellen, zodat ze niet gedwongen zijn voortdurend stil op de raten te blijven zitten. Soms worden korven, die geheel volgebouwd zijn en waarvan de straten geheel gevuld zijn met bijen eenvoudig opgedoekt en dan vervoerd. Dit is foutief ! Dergelijke korven moeten voor het vervoer eerst van een opzetrand worden voorzien. De bijen kunnen dan „van het werk aflopen", zoals dit in de praktijk wordt genoemd en zich verdelen in de ledige opzetrand. Ook zwaar bevolkte Simplexkasten bestaande uit een broedkamer met één honingkamer kunnen bij het vervoer over lange afstanden gevaar lopen. Hier is afdoende verbetering te verkrijgen door een ledige honingkamer zonder ramen op de reeds aanwezige honingkamer te plaatsen, of wel te zorgen, dat er ruimte komt tussen de bovenlatten van de honingkamer en het reisraam. Wat dit betreft zijn voor het reizen veel geschikter de Duitse kasten met achterbehandeling (bijvoorbeeld de Alberti Blätterstock en dergelijke), waar over de volle achterwand van de kast zich een ledige ruimte bevindt met een diepte van 8 tot 10 c.m.
Het rustig zitten der bijen wordt bovendien bevorderd door het licht te verhinderen in de woning binnen te dringen gedurende het vervoer. Dit kan door b.v. de kasten op elkaar te plaatsen of aan de bovenzijde af te dekken, maar dan zodanig, dat de warme lucht kan ontwijken.
Het is de gewoonte de bijen te vervoeren met het reisraam op de honingkamer, en de vlieggaten met een schuif, een opklapbaar vliegplankje of een latje af te sluiten. Het is echter gewenst voor dit sluiten der vlieggaten eveneens gaas te gebruiken. Hierdoor ontstaat er een stroming in de kast en vindt toevoer van koude lucht plaats via het vlieggat, terwijl de warme lucht door het gaas van het reisraam wegstroomt. De meeste Simplexkasten zijn echter hierop helaas niet ingericht. Ook hier is de constructie van sommige Duitse kasten, die aan de voorzijde van een galerij of veranda zijn voorzien, veel doelmatiger. Het vlieggat blijft dan eigenlijk open, zodat het inwendige van de kast ook aan de voorzijde via ventilatie-openingen in de voorwand van de galerij met de buitenlucht in directe verbinding staat.
Het is nodig aan het begin van de reis, b.v. na tien minuten of een kwartier rijden, de volken te controleren. Blijkt het dan, dat er volken aan de bovenzijde te warm zijn, dan worden deze flink met koud water besprenkeld. (bloemenspuit of gieter). Voor de verdamping van dit water is veel warmte nodig, zodat de temperatuur van een volk daalt en de bijen veel minder actief worden.
Wat het zwermen op de heide betreft in verband met de hoeveelheid broed, die in de volken aanwezig is, stel ik me op het volgende standpunt.
Wanneer de heidedracht goed is zullen we in het algemeen geen last hebben van zwermen, omdat de zwermdrift dan onderdrukt wordt door de haaldrift. In dat geval kunnen we dus met een sterk volk met veel broed des te meer van de heidedracht profiteren. Het zwermen op de heide zal meestal optreden, wanneer de dracht na een goed begin door slecht weer plotseling ophoudt. En dan zal inderdaad een sterk volk, dus een volk, dat sterk geworden is, omdat het met veel broed op de heide kwam, eerder zwermen dan een zwakker volk. Wanneer echter de koninginnen van de volken geknipt zijn (vooral de overjarige koninginnen), zodat we niet bevreesd behoeven te zijn voor het wegvliegen van de voorzwerm, meen ik, dat we dit risico bij slechte of matige heidedracht moeten nemen tegenover de kans op een zeer goede heideoogst bij een goede dracht.
Over het tegengaan van zwermen op de heide nog het volgende.
In een van mijn brieven (in Mei) heb ik je geschreven, dat het doelloos is te trachten het zwermen tegen te gaan door de koninginnecellen weg te breken. Een uitzondering hierop wil ik echter maken voor de heide. Wanneer we op de heide eventueel aangezette koninginnecellen wegbreken kan het zijn, dat door gunstig weer de dracht inzet, en ook dan de zwermdrift door de haaldrift wordt teruggedrongen.
Over het al of niet gebruiken van koninginneroosters op de heide lopen de meningen nogal eens uiteen. Mijns inziens verdient het de voorkeur op de heide geen koninginneroosters te gebruiken. Begin Augustus tonen de bijen reeds neiging hun broednest in te krimpen en gedurende het verdere verloop van deze maand neemt die neiging nog toe, hetgeen moge blijken uit het volgende.
Wanneer we volken begin Augustus naar de heide brengen met acht à negen ramen broed, dan hebben die zelfde volken ongeveer 10 September meestal niet meer dan drie à vier ramen broed. Hierdoor wordt de kans, dat de koningin zich in de honingkamer zal begeven om daar eitjes te leggen, al zeer gering. En mocht het bij een enkel volk al eens voorkomen, dan vind ik, dat dit geringe nadeel niet opweegt tegen het voordeel, dat alle volken veel beter in de honingkamers hebben willen werken, want een koninginnerooster is en blijft voor de bijen een belemmering.
Een hulpmiddel om de bijen te dwingen in de honingkamer te werken, dat men de laatste jaren meer en meer begint toe te passen, is het gebruik van verkleinblokken, dat zijn blokken of beter gezegd aan alle zijden gesloten bakjes, die wat de lengte en hoogte betreft precies passen in de broedkamer en waarvan de breedte gelijk is aan de breedte van twee of drie Simplexramen, dus 75 of 112 m.m. Naarmate nu het broednest op de heide kleiner wordt, kunnen de ramen uit de broedkamer worden genomen en worden vervangen door deze blokken. Op die wijze kan het volk in de broedkamer op vier à zes ramen teruggebracht worden, zodat de bijen door plaatsgebrek gedwongen worden van de honingkamer gebruik te maken. Bij toepassing van deze blokken moet je wel een koninginnerooster gebruiken en dan bij voorkeur een staafjesrooster (Herzogrooster). Hiervan ondervinden de bijen minder last dan van de geponste zinken, zogenaamde Engelse roosters.

Met beste imkersgroeten,
Willem van den Iemenhof

Opmerking Redactie. Onze gewaardeerde briefschrijver beveelt aan om het vlieggat van gaas te voorzien, teneinde een luchtstroom door het volk te laten spelen. De ervaring heeft geleerd, dat dit alléén nuttig is, indien dit gaas geen licht kan doorlaten. Het gaat moeilijk bij onze Simplexkasten, doch het ware te wensen, dat men ook de reisramen zo kon construeren.
De bijen zitten n.l. het rustigst gedurende de reis INDIEN ZIJ BIJ VOLDOENDE VENTILATIE IN HET DONKER ZITTEN. Kuntzsch b.v. heeft dit zo goed aangevoeld en zijn kasten dan ook zo ingericht. Het gevaar van lichtdoorlatend gaas bij het vlieggat is, dat tal van bijen zich op die voor hen bekende, veel gebruikte plaats doodkrabbelen; in ieder geval vertoeven daar gedurende de reis zoveel bijen, dat het nut tot een minimum wordt teruggebracht. RED.