Onze bijenmarkten


In de laatste jaren bestaat er veel animo om bijenmarkten op te richten. Verschillende afdelingsbesturen trachten voor hunne leden het bijenteeltbedrijf zo productief mogelijk te maken en de gelegenheid te scheppen om producten of bijenvolken lonend te slijten, voorwaar een lofwaardig streven en een bewijs, dat men zijn taak als bestuurder JUIST opvat.
Maar wat zien we nu gebeuren? Zij, voor wie die markten zijn opgericht, schitteren door afwezigheid!
Zo werden er b.v. op de zo schitterend voorbereide markt te Amsterdam MINSTENS 300 VOLKEN MINDER AANGEVOERD, DAN VERKOCHT HADDEN KUNNEN WORDEN.
In Amersfoort was het al van hetzelfde laken een pak en ook op de andere gehouden bijenmarkten was de aanvoer geringer, dan de vraag; Tilburg dan misschien uitgesloten, waar de aanvoer in één woord schitterend was.
Zo kán en zo mág het niet langer, want markten waar onvoldoende aanvoer is zullen weldra tot het verleden behoren.
Ieder voorjaar is er vraag naar bijenvolken. De een wenst zijn bijenstal uit te breiden; een ander heeft gedurende de winter volken verspeeld. Dèze ziet kans een partijtje naar het buitenland te verkopen en gene heeft volken voor zijn boomgaard nodig. Dan zijn er nog beginners, die gedurende de winter veel over de bijen gelezen hebben of een cursus of lezing hebben bijgewoond, die een kast hebben gemaakt of een bijenstal hebben ingericht en zich nu in het voorjaar volken willen aanschaffen. Zij bezoeken de bijenmarkt, die het dichtst bij hun woonplaats gehouden wordt (soms komen zij van veel verder) om tot de teleurstellende ontdekking te komen, dat zij geen zaken kunnen doen en met ledige handen huiswaarts moeten keren en wellicht ook andere kansen daardoor voorbij lieten gaan.
Zo is het mij bekend, dat iemand een aantal volken wilde kopen, doch liever eerst de bijenmarkten afwachtte, waar hij ten slotte wegens gebrek aan aanvoer niet kon slagen. Daarna kon hij geen volken meer bekomen.
En nu heb ik een voorstel en wel dit. Laten de imkers, die in of nabij de plaatsen wonen waar bijenmarkten georganiseerd worden en die er wat voor gevoelen volken op de markt aan te voeren REEDS NU DAARVOOR EEN AANTAL VOLKEN GEREED MAKEN.
Jaarlijks worden er na de heidedracht tal van volken nog afgeslacht, helaas. Doe dat niet, doch laat die bijen in leven en voer ze aan op de markt. Voor elke opzetter kan men 7 1/2 K.G. suiker bekomen. Voer die er in en breng de volken ter markt. Laat de besturen niet in de steek en breng de markten niet om hals! Bijen- en honingmarkten zijn buitengewoon goede gelegenheden om volken en producten te kwiteren, óók om zakenrelaties aan te knopen, mits er maar aanvoer is.
Wij vernamen, dat Deventer volgend jaar ook een voorjaarsbijenmarkt wil gaan houden. De Deventer honingmarkt is overbekend en onbetwistbaar goed; wij twijfelen er niet aan of ook de organisatie van de bijenmarkt zal goed zijn, DOCH HET SLAGEN HANGT VOOR HET GROOTSTE GEDEELTE VAN DE AANVOER AF.
En nu we toch over de bijenmarkten spreken, laat men er aan denken, dat bijenmarkten geen rommelmarkten moeten zijn. Zorg er voor, dat ge goede volken aanvoert, volken waar men wat aan heeft. Voor iemand, die bijen voor bestuiving nodig heeft is het lang niet hetzelfde of hij een volk krijgt met 5000 of met 10.000 bijen; zulke kopers hebben in ieder geval sterke volken nodig.
De andere kopers hebben liefst ook sterke volken, doch zouden met wat kleinere volken ook gebaat kunnen zijn. Voer ook volken in zgn. marktkastjes aan; daar is geregeld vraag naar en helaas weinig aanbod.
Zouden deze markten niets iets kunnen zijn voor de ondernemende imkers, die voor gezamenlijke rekening bijenvolken aanvoeren? Zouden de afdelingen zélf niet een aandelenkapitaaltje bijeen kunnen brengen om daarmede volken aan te schaffen en op de markten aan te voeren? Maar dan is het nu hoog tijd, want nu kan men volken aanschaffen en inwinteren; nu kan men er suiker voor bekomen.
Laten we over deze zaken niet lang praten, doch de hand aan de ploeg slaan. Grote stroppen kán men niet hebben, want bijenvolken hebben vooral in het voorjaar veel waarde. Zou men er mede blijven zitten, dan kunnen ze stellig ook op andere wijze nog voordeel aanbrengen.
JOH. A. JOUSTRA.