Moet ons bijenras door een ander vervangen worden?


In het Juli-nummer houdt de heer van der Flier een pleidooi voor de inlandse bij, zeker naar aanleiding van een schrijven van den heer Meyerin de Telegraaf. De meningen der beide heren staan lijnrecht tegenoverelkaar. Het doet ons echter genoegen, dat er eens over dat onderwerp wordt geschreven en gewreven. Niet, dat daardoor het geschil uit de weg geruimd zal worden.
Behalve het ras, wordt er steeds een andere kwestie bij aangehaald. De ronde korf of de kast. Voorstanders van lossebouw, al zijn het beginners, geven steeds de ronde korf een veeg uit de pan. Maar zij weten niet, wie de houders van ronde korven zijn, en in welke omstandigheden zij leven.
Ons staan geen cijfers ter beschikking, hoeveel ronde korven er nog jaarlijks worden opgezet, maar wel kunnen we zeggen, dat de meeste ronde korven in de heidestreken worden gehouden en wel door de boeren, die het imkersbedrijf en de handgrepen van hun voorvaderen hebben overgenomen. Wil men nu door dik en dun deze mensen in kasten laten imkeren? De jongeren kan men aanraden het eens in kasten te proberen, zoals we reeds zo lang hebben gedaan. Niet echter met groot succes. Een enkele begint eens wat geluk te krijgen en houdt met een paar kasten vol. De meesten keren tot het aloude bedrijf terug en imkeren voort met een tien tot dertigtal volken. Ze kunnen dan soms met weinig werk en onkosten een zoet winstje maken. Wat is hiervan de oorzaak? het bijenras? Wij kunnen het niet voor 100% de schuld geven. Er zijn meer factoren, die dit vraagstuk beheersen. Vooreerst de kosten. Wie met lossebouw begint, komt onvermijdelijk voor grotere en telkens wederkerende uitgaven te staan. Wij hebben steeds getracht deze zo laag mogelijk te houden, maar ze helemaal uitschakelen is onmogelijk.
Wie wat wil imkeren moet toch over een vijf en twintig-tal, liefst meer, volledig uitgeruste kasten kunnen beschikken. Voor wie zelf niet kan timmeren - en dat kan de doorsnee ronde korf imker niet - betekent dit heel wat. Reken maar eens uit. Vijf en twintig kasten, met roosters, kleedjes, separators, reisramen, kunstraat, blikjes, voedergerei. Voor de leden van de Amsterdamse afdeling betekent dit misschien weinig (dit is geen steek onder water, want wij zijn jaloers op het bijenpark Amsterdam, en wij beloven hierbij iets bij te dragen voor 't museum), maar voor de ronde korfimkers is dit vaak een groot bedrag. Daar staat tegenover, dat de ronde korf voor hen noemenswaard geen kosten meebrengt. Het stro heeft men zelf. Tijd om ze te maken in de winter in overvloed. De kunst om ze te maken is hun trots. Alleen Spaans riet moet worden gekocht en wie die onkosten nog wil besparen doet het met spleuten of dennewortels. Men voelt het, het is de cost in de eerste plaats, die voor de baet uitgaat. En dan.
De behandeling! Ze hebben wel eens gehoord van omhangen à tors et à travers, zonder ook maar enigszins met de dracht rekening te houden. Ze beginnen koninginneteelt op totaal verkeerde grondslagen en bezitten in Juli bevruchte koninginnen, waar ze niets mee kunnen aanvangen en die de andere volken hebben verzwakt. Ze kennen het verloop van de voor hen passende bedrijfswijze niet en per slot van rekening is de netto winst op de kastvolken nihil. Ten einde raad gaan ze heidehoning uit de broedramen slingeren, zoals ze ook wel eens gehoord hebben. Ook dit is in hun handen een grote teleurstelling. Hier ging het dus om de persoon, die de imkerspijp hanteerde. De losse bouw vereist ook veel meer, of laten we liever zeggen, ook een geheel andere bergruimte. Als bij den boer de lege korven moeten worden opgeborgen, is daar allicht een plaatsje voor te vinden. Als 't een beetje stoffig wordt geen nood. Tegen de zwermtijd wat nieuwe spijlen en een heideborstel en de zaak is weer voor elkaar. Maar nu de kasten. Hebt ge ze wel eens gezien, als ze in Juni te voorschijn worden gehaald van de hilde? En waar moet hij met de raampjes heen en de roosters en de slinger en de voedertoestellen? Wij zullen de oplossing niet geven.
En tenslotte de exploitatie. Hier bestaat voor de ronde korf een ingewortelde bedrijfswijze, geheel gebaseerd op de heidedracht. En een goede methode! Men komt van twee wintervolken op vijf heidevolken en kan dan half September drie afbreken. De inhoud wordt als ruwe korfhoning verhandeld. De imker krijgt geld bij de vis, laat de andere dag zijn uitgebroken korven door de bijen uitlikken en heeft verder geen soesah. Zoudt ge bij die mensen de losse bouw willen forceren? Waarom? Omdat de kasten fijner en duurder raathoning kunnen geven? Ja zeker, maar niet bij de doorsnee ronde korfimker. Het zou interessant zijn eens een proef te nemen bij zo'n imker. Uitgaande van twee korfvolken en twee kastvolken. Aan beide groepen wordt vanaf de inwintering tot het volgende jaar met de oogst evenveel suiker gevoerd. De kastvolken worden met kunst en vliegwerk op twee gehouden. De korfvolken volgens de oude methode op vijf gebracht. Verder het arbeidsloon op 25 cent per uur gerekend. We zouden dan de netto winst op beide groepen wel eens willen zien.
Doch laten de hyper mobiel imkers gerust zijn. Zolang er heide is, en dat is niet zo heel lang meer, blijft het gilde van de ronde korfimkers wel bestaan. Daarna is er voor de ronde korf en deszelfs methoden geen plaats meer.
We hebben dan andere imkers nodig en die zullen er ook wel komen. Het worden dan bijenhouders in kasten. Met de ronde korf verdwijnt er een historisch bedrijf, zoals er reeds zoveel door de techniek op de vlucht gejaagd is, alsmede het kernachtige mooie woord „imker", dat dan nog slechts terug gevonden kan worden in de „imkersdag".
DWINGELO, Juli 1937. S. CANCRINUS.

Naschrift Red. Als de voormannen eens begonnen met de korfimkers voor hun toekomstige taak op te leiden? Overigens zit er veel waars in hetgeen dhr. C. van de korfteelt zegt. RED.