Brieven aan en van den Ouwen Rot.


Geachte Heer van den Iemenhof
Tot dusverre heb ik nog geen heidehoning geslingerd, omdat men mij gezegd had, dat liet niet de moeite waard zou zijn. Minstens de helft van de honing zou in de raten blijven zitten, terwijl de raten ernstig zouden worden beschadigd. Bovendien zijn hier imkers, die zeggen, dat de heidehoning hoewel het tegendeel wordt beweerd, een zeer goed wintervoedsel is. Zij zeggen de proef te hebben genomen met enkele kastvolken, die zeer veel heidehoning in de broedkamers hadden. Deze volken hebben ze geen suiker bijgevoerd en volgens hun mededelingen waren het de beste volken van de stal. Er deden zich absoluut geen roerverschijnselen voor. Gaarne zou ik eens van U vernemen, hoe U hierover denkt, vindt U het de moeite waard, de heidehoning te slingeren en vindt U het een bezwaar, dat de heidehoning als wintervoer in de kasten blijft?
Bovendien zou ik nog graag weten of het nuttig is na de heidedracht, dus wanneer de bijen weer thuis zijn, nog drijfvoer te gaan toedienen.

Met beste Imkersgroeten,
Dirk Bijker

Beste vriend,
Naar aanleiding van je vragen over de heidehoning zal ik beginnen met je tweede vraag, namelijk of heidehoning geschikt is als overwinteringsvoedsel.
Door scheikundig onderzoek is gebleken, dat heidehoning dextrine-achtige stoffen bevat, die voor de bijen zeer moeilijk zijn te verteren. Een oplossing van rietsuiker daarentegen kan door de bijen vrijwel geheel verteerd worden, zodat er geen afvalstoffen overblijven. Wanneer de bijen nu gedurende de winter in lange tijd niet kunnen uitvliegen, dus in het algemeen in strenge winters, zal hun einddarm bij gebruik van heidehoning meer onverteerbare resten moeten opnemen dan wanneer zij gedurende deze tijd een suikeroplossing gebruikt hadden. Bij het gebruik van heidehoning bestaat dus in strenge winters het gevaar, dat die einddarm overvuld geraakt en dat dientengevolge in het voorjaar roer optreedt.
Is echter de winter minder streng, zodat de bijen van tijd tot tijd, b.v. eens per maand, kunnen uitvliegen en zich van hun afvalstoffen kunnen ontdoen, dan is ook bij heidehoning als wintervoedsel de kans op roer uiterst gering. De proefneming, die je in je brief noemt, kan dus inderdaad verlopen zijn zoals de bedoelde imkers zeggen. Dat de volken in het voorjaar beter waren dan de andere is zeer goed mogelijk, omdat de heidehoning in het voorjaar een zeer gunstige invloed op de ontwikkeling heeft. Hoe zou het echter gegaan zijn, wanneer de winter zeer streng was geweest?
Daar we nooit van te voren kunnen zeggen of de winter streng of niet streng zal worden, begrijp je uit het bovenstaande wel reeds, dat het voor de bijen het beste en het veiligste is, geen grote hoeveelheden heidehoning in de broedkamer te laten, of in elk geval in de herfst ieder volk nog 5 à 6 pond suiker bij te voeren, zodat het eigenlijke wintervoer (gedurende de maanden November, December, Januari) uitsluitend uit suiker bestaat.
En nu je andere vraag, namelijk of het voor de imker lonend is heidehoning te slingeren. Hierop wil ik antwoorden: zeer zeker ! Ik weet dat er imkers zijn, die er moeilijkheden mee ondervinden, meestal blijft er te veel honing in de raten en worden tevens de raten beschadigd. Wanneer het echter op de juiste wijze geschiedt, blijft er weinig méér honing in de raten dan bij zomerhoning. Hoofdzaak is, dat het slingeren geschiedt in een flink verwarmd vertrek en dat ook de raten niet koud zijn, bij voorkeur slinger je de ramen dadelijk nadat ze uit de kast genomen zijn. Is dit niet mogelijk, dan kun je ze voorzichtig iets verwarmen. Te warm mogen ze echter ook niet zijn, het was wordt dan zacht en verliest zijn weerstandsvermogen. Zoals je misschien weet bezit heidehoning een zeer merkwaardige eigenschap, die thixotropie genoemd wordt. De merkwaardigheid bestaat hierin, dat de heidehoning een gelei-achtige stof is, die door roeren of in beweging brengen overgaat in een vloeistof. In de cellen bevindt de honing zich in die gelei-achtige toestand en is zonder meer niet te slingeren. Slechts na bewerking met een Erikaborstel of kolbtoestel is dit mogelijk. Ik zou je aanraden het handkolbtoestel te gebruiken, omdat hiermede de raten minder beschadigd worden dan met de Erikaborstel. Plaats dit toestel om het te verwarmen telkens nadat je een zijde van een raat behandeld hebt in een pannetje met water, dat op een gas- of petroleumstel voortdurend aan de kook wordt gehouden. Zorg echter, dat je telkens het water goed van het toestel afschudt of afstoot, daar je anders water in de honing zou brengen.
Wanneer je last hebt, dat de raten erg beschadigd worden zou ik je aanraden de ramen niet aan beide zijden tegelijk ontzegeld in de slinger te plaatsen. Wanneer je eerst de ene zijde ontzegelt, kolbt en half leeg slingert, daarna de andere zijde ontzegelt, kolbt en geheel leeg slingert en dan het raam weer omdraait om de eerste zijde geheel leeg te slingeren, hebben de raten veel minder te lijden. Ook wordt het beschadigen dikwijls veroorzaakt doordat de gaasramen van de kooi in de slinger naar buiten doorbuigen. Hierin is verbetering te krijgen door een paar stevige ijzerdraden zo strak mogelijk om de kooi te spannen of door een koperslager een paar smalle versterkingsstripjes op de buitenzijde van het gaas te laten aanbrengen, zodat het doorbuigen wordt verhinderd. Mocht bij enkele broedramen een scheur ontstaan, juist op de grens van de honinggordel, dus op enkele centimeters afstand van de bovenlat, dan behoef je je daarover niet ongerust te maken. Wanneer je de raat terugdrukt, zodat de beide delen weer in een vlak komen te liggen, zullen de bijen de scheur onberispelijk herstellen.
Het zeven van de heidehoning verdient enige bijzondere aandacht. In de eerste plaats gaat het zeven zeer moeilijk, omdat de heidehoning zo dik vloeibaar is, doch bovendien hebben we het bezwaar, dat de honing na het zeven door de reeds genoemde thixotropie weer in de gelei-achtige toestand overgaat, zodat eventueel in de honing aanwezige zeer kleine wasdeeltjes en ook kleine luchtbelletjes niet aan de oppervlakte komen drijven, zoals dit bij zomerhoning wel geschiedt (het zogenaamde klaren van de honing). Daarom is het nodig de heidehoning door een zeer fijne zeef te zeven, zodat alle met het blote oog zichtbare wasdeeltjes verwijderd worden. Het best hiervoor geschikt is de zogenaamde kaasdoek, een dun katoenen weefsel, die bij afd. Handel te Wageningen verkrijgbaar is. Je kunt deze over een wijde pot of bus spannen, zodat je daardoor een zeer grote zeef verkrijgt. Het zeven wordt bevorderd door de zich in de zeef bevindende honing van tijd tot tijd te roeren. doch zodanig, dat het oppervlak van de honing zo weinig mogelijk in beweging komt. Je roert er namelijk zeer gemakkelijk lucht in, waardoor de heldere kleur verloren gaat. (Denk aan het klutsen en stijf kloppen van eiwit.) Deze luchtbelletjes kunnen om de boven reeds genoemde reden niet uit de honing ontwijken.
Tenslotte je laatste vraag betreffende het voeren na de heidedracht. Wanneer de bijen van de heide terugkomen hebben ze in het algemeen nog slechts een klein broednest, terwijl de volken in hoofdzaak uit oudere bijen bestaan. Het is echter van het grootste belang te overwinteren met zoveel mogelijk jonge bijen, omdat deze in het voorjaar veel beter geschikt zijn om het broed te verzorgen dan de oudere bijen (voedersapklieren). Het verdient daarom ten zeerste aanbeveling direct na thuiskomst der volken van de heide door drijfvoer de bijen tot broedaanzet te prikkelen, opdat nog zo veel mogelijk jonge bijen gefokt kunnen worden. Nu reageren de bijei echter op dit drijfvoeren zeer verschillend. In sommige jaren gelukt het zeer goed, in andere jaren bereiken we zo goed als geen resultaten, terwijl ook in eenzelfde jaar de resultaten bij de verschillende volken zeer kunnen uiteenlopen.
Zodra, meestal tegen eind September, het weer omslaat, moet met het toedienen van het wintervoer worden begonnen. Hierover zal ik je schrijven in een volgende brief.

Met beste imkersgroeten,
Willem van den Iemenhof.