Tentoonstellingen


September is de maand van tentoonstellingen, markten e.d.
Het lijkt ons noodzakelijk hier enkele tips te geven, omdat steeds weer blijkt, dat de inzenders zich geen behoorlijke rekenschap geven van wat de programma's vragen, hetgeen gewoonlijk leidt tot misverstand, ontevredenheid en teleurstelling.
Gewoonlijk is er een rubriek „Opzetters". Herhaalde malen komt het voor, dat volken als „opzetter" worden ingezonden, die zó van de heide komen, soms met honingkamers of sectiebakken nog opgezet.
Het kunnen prachtvolken zijn, zelfs de beste volken van de tentoonstelling, doch als „opzetter" deugen ze niet, de keurmeesters kennen het geen prijs waardig en het publiek krijgt een geheel verkeerde voorstelling, om van de teleurstelling en ontevredenheid van den inzender maar niet te spreken.
Worden „opzetters" gevraagd, dan zendt men ook zulke in en geen honingvolken met volle honingkamers, reisramen, koninginneroosters enz. enz.
Hoe een opzetter zijn moet weet elk imker, die al zover gevorderd is, dat hij op een tentoonstelling inzendt; we kunnen dit dus hier gerust overslaan.
Wordt gevraagd het beste volk in korf of kast, dan gelden hier geheel andere voorwaarden en dan is het duidelijk, dat een volk van 60 pond zwaar beter is, dan een van 30 pond, mits natuurlijk ook aan de andere voorwaarden (moerechtheid e.d.) is voldaan.
Menigmaal treft men volken aan, die zeer zwaar zijn en tóch niet voor een bekroning in aanmerking komen. Het zijn dezulke, die enige dagen tevoren voor de tentoonstelling gereed gemaakt zijn, ramen honing bijgehangen, broednest verbeterd enz. enz. Uit alles blijkt, dat men met een opgekalefaterd volk te doen heeft en gewoonlijk komt zo'n volk niet voor een prijs in aanmerking.
Zo ontdekken de keurmeesters verschillende kunstgrepen en het is jammer, dat tot nu toe nog een behoorlijk keuringsreglement ontbreekt; zowel voor inzenders als voor keurmeesters zou dit wenselijk zijn en de volken overal naar een zelfde maatstaf beoordeeld kunnen worden.
Ook wat betreft de inzendingen honing, kan men nog heel wat leren.
Als slingerhoning gevraagd wordt, zendt men geen pershoning in. Dat zien
de keurmeesters toch al in één oogopslag. Wordt korfraathoning gevraagd, men zende niet een beetje rondgesneden stukken raathoning uit kasten in. In de eerste plaats is dit geen eerlijke concurrentie, doch in de tweede plaats bemerken de keurmeesters dit gewoonlijk toch wel en het publiek kan zich maar niet begrijpen, waarom zulke mooie stukken honing géén en andere niet zo mooie stukken wél een prijs kregen.
Wordt een bepaalde hoeveelheid opgegeven, b.v. 5 k.g., zendt dan niet méér ter beoordeling in. Heeft men 10 flacons fraaie honing, riskeer dan niet een eventueel gebrek bij de volgende potten, die het geheel zeer nadelig kunnen beinvloeden. Eventueel meerdere flacons enz. zende men dan „buiten mededinging" in.
Zet ook geen stukken raathoning tegen elkaar en leg ze in geen geval op elkaar. Stukken honing welke men naast elkaar wenst te zetten scheidt men door een stukje vetvrij papier.
Doe Uw honing nooit in slecht glas en gebruik nooit roestige schroefdeksels. Vul de potten niet verder dan tot aan de schroefrand en besmeur de etiketten niet.
We gaven hier enkele wenken. Er zijn er zo nog tientallen op te noemen, doch we hopen, dat déze wenken voldoende zullen zijn om te doen beseffen, dat men op een tentoonstelling zijn beste beentje dient voor te zetten om zich de kans van een prijs niet te zien ontglippen. Alleen een beetje moeite en zorg is er nodig om zijn kans op een prijs te verhogen.
Veel succes !

JOH. A. JOUSTRA.