Bijenteelt buiten de grenzen.


II.


„En nu wil men van daar bijen hier invoeren en daarmee onze eigen, deugdelijke bij verdringen? Is het niet kortweg onverantwoordelijk?"
Dr. VAN DER FLIER.

„De zucht, om steeds vreemde rassen in te voeren is in 't algemeen niet bevorderlijk aan de kwaliteit van ons eigen ras en het is zeer de vraag, of we met de import van vreemde koninginnen niet óók ziekten importeren."
JOUSTRA.

„Naar mijn vaste overtuiging heeft de propaganda voor dit gele ras den Nederlandsen iemker en iemkerij geen dienst bewezen. We hebben hier gelukkig nog een gezond, degelijk bijenras."
FRANKENHUIS.

In een vorig artikel heb ik het een en ander gezegd over de Zwitserse bijenkasten en naar aanleiding daarvan enige opmerkingen gemaakt over bijenkasten in het algemeen en over de in ons land meest gebruikt Simplex in het bijzonder. In dit artikel zou ik op dezelfde wijze willen handelen over een ander, zeer belangrijk onderdeel der bijenteelt, n.l. over de bijen zelf.
Dat niet alle bijen dezelfde eigenschappen hebben, is bekend genoeg. Ook de verschillende bijenvolken van hetzelfde ras zijn niet gelijkwaardig. Elke iemker zal er prijs op stellen DIE bijen te bezitten, die voor hem het meeste directe en indirecte voordeel afwerpen.
Nu is het jammer, dat in ons land in bepaalde opzichten over de begerenswaardige eigenschappen der bijen geen eenstemmigheid bestaat.
Ik las in een vorig Groentje, dat de bijen van onzen secretaris in geen zes jaar hebben gezwermd en ik breng hem hulde voor dit resultaat, dat hij met hulpmiddelen, die in ons land uiteraard zeer onvolkomen zijn, heeft weten te bereiken.
Een ander iemker zou met de bijen van den Heer Joustra niets weten aan te vangen. (Met den Secretaris werd niet „Joustra" bedoeld, doch een afdssecretaris; echter óók mijn bijen geven weinig of in 't geheel geen zwermen. In hoofdzaak ligt dit echter aan de behandeling. Red.) De bedrijfswijze van een groot aantal iemkers is nog gebaseerd op zwermteelt. De bijen welke deze imkers wensen, zijn zelfs beschouwd als een afzonderlijke variëteit van de in ons land inheemse bij; de Duitsers noemen die varieteit: de heidebij.
Ik voor mij ben er van overtuigd, dat de zwermtrage bij voortdurend veld zal winnen en ten slotte de zwermbij geheel verdringen.

Een van de dingen nu, die mij bij mijn bezoeken aan de Zwitserse iemkers het meest is opgevallen en die ik met de grootste bewondering heb opgemerkt, is, dat de Zwitsers het op de weg naar een zwermtrage bijenstam reeds zeer ver hebben gebracht. Op het bijenteeltproefstation bij Zug b.v. hebben er dit jaar maar vijf van de 86 volken gezwermd. Toen men om bepaalde redenen nog enkele zwermen moest gebruiken, was men genoodzaakt zijn toevlucht te nemen tot het maken van kunstzwermen. Dat het overigens geen kleine volkjes waren die zwermden, moge blijken uit het feit, dat ik er een zwerm aantrof die niet minder dan 7 pond woog.
Nu moet ik er bij zeggen, dat voor het voorttelen in een bepaalde richting de Zwitsers dit op ons voor hebben, dat ze niet alleen de afstamming hunner bijen van moeders zijde, doch ook die van vaders zijde vrijwel in de hand hebben. Dit mag echter voor onze iemkers geen excuus zijn om niets te ondernemen en de zaken maar te laten zoals ze zijn; dat er ook in ons land resultaten te bereiken zijn heeft de Heer Joustra met zijn zwermtrage bijen, en hebben met hem verschillende andere Nederlandse iemkers bewezen.
Voorlopig is het echter bij ons nog zó, dat de resultaten van het eindeloze geduld en het prachtige vakmanschap van enkele iemkers voortdurend bedreigd worden door de nonchalance en de ondeskundigheid van de rest. Men kan een prachtige bijenstam kweken, doch men kan in ons land niet steeds voorkomen, dat de koninginnen van deze prachtstam paren met darren van een iemker-buurman, die bijen in zijn korven heeft zonder meer.
Het is dan misschien ook niet zo dwaas om te zeggen, dat we niet allereerst voor betere bijen, doch voor betere iemkers moeten zorgen. Als er steeds meer iemkers beter gaan bijenhouden, zullen ze vanzelf betere bijen gaan houden.
Hiermee bedoel ik natuurlijk niet alleen zwermtrage bijen. Zwermtraagheid is wel een zeer belangrijke eigenschap, doch ik zou haaldrift, zachtmoedigheid en, vooral ook, geringe vatbaarheid voor ziekten willen noemen. Op elk van deze eigenschappen wil ik niet uitvoerig ingaan. Liever zou ik iets willen vertellen over de wijze waarop onze Zwitserse collega's hun buitengewone resultaten hebben bereikt. Dat stel ik echter uit tot een volgend artikel. Want liet lijkt me op het ogenblik nog belangrijker er nadrukkelijk op te wijzen, hoe ze hun prachtresultaten NIET hebben bereikt.

Hebben ze bijen geimporteerd uit andere landen, uit andere werelddelen zelfs, om hun eigen bijenras te verbeteren? Hebben ze Italianen of Amerikanen of Krainers, "gele-" of „goud-" bijen ingevoerd en hebben ze daaraan het buitengewoon hoge peil van hun bijen te danken?
Neen, Nederlandse iemker, het is uw eigen, zwarte bij 1) geweest, die jaar op jaar veredeld en geselecteerd, door de beste deskundigen, tenslotte een bijenstam hebben geleverd als de „Nigra", waarmee mannen als Dr. Kramer zich onsterfelijke roem hebben verworven. Zegt die naam „Nigra" u niets? Nigra betekent: zwart!
Ik zal de laatste zijn om te betwisten, dat in andere streken andere bijen beter kunnen voldoen, dit staat voor mij echter vast, dat onze eigen zwarte bij de aangewezen bij is voor ons klimaat. Het zou te dwaas zijn om een breed betoog op te zetten om de Nederlandse iemkers te overtuigen van de voortreffelijkheid van hun eigen bijen. Ik zal slechts enkele punten die me het sterkst getroffen hebben, naar voren brengen.
In een Amerikaans bijenblad had ik gelezen, dat de gele bij (Italiaanse, Amerikaanse,) haar honing niet zo verzegelt als de onze: met tussenruimten tussen honing en zegel, doch onmiddellijk op de honing. Zo'n raat van de gele bij zou er onooglijk uitzien en zou voor raathoning totaal ongeschikt zijn.
Nu heb ik in het vaderland van de gele bij mijn ogen terdege de kost gegeven. De eerste die ik vroeg naar deze eigenschap van de gele bij om de honing „kleverig" te verzegelen, was een klooster-iemker in Ascona. Ik legde hem het geval voor en hij ontkende ten stelligste, dat de geeltjes bedoelde eigenschap zouden bezitten. Ik ben blij, dat ik met dit getuigenis niet tevreden was. Ik vroeg hem, of hij wel eens raathoning van de zwarte bij had gezien? Zijn antwoord was ontkennend. Maar, dacht ik, dan kan hij ook geen vergelijking make ! En ik vroeg hem, of ik eens verzegelde honing van hem mocht zien? Ik heb verscheidene geheel en gedeeltelijk verzegelde, verse en overjarige raten gezien, doch ze konden niet in de schaduw staan van de smetteloos verzegelde raten van onze eigen zwarte bij. VOOR HET WINNEN VAN RAATHONING IS DE GELE BIJ ONGESCHIKT, de zwarte daarentegen uitermate geschikt.

Toen ik weer thuis was, heb ik er de litteratuur nog eens op nagekeken. En ik vond, dat o.a. de beroemde Engelse iemker Tickner Edwardes óók DE GELE BIJ ONGESCHIKT ACHT VOOR HET WINNEN VAN RAATHONING. En een Amerikaans iemker heeft indertijd in ons Groentje hetzelfde geschreven: WIJ HEBBEN GELE BIJEN, MAAR WE WINNEN DAN OOK GEEN RAATHONING. Ook een man als Rev. Digges, aan wiens deskundigheid wel niemand twijfelt, zegt, dat de Italianen meer honing onverzegeld laten in het najaar en DAT HUN VERZEGELDE RATEN ER ONOOGLIJK UITZIEN, hoewel hij meent, dat door selectie deze eigenschap te temperen zou zijn.
Nu is raathoning juist een product, dat nog tamelijk goed betaald wordt, waar vraag naar is en dat tot dusverre voor zover mij bekend geen buitenlandse concurrentie kent. Een goede oogst raathoning kan een overigens slecht jaar nog goed maken. En nu zullen wij, Nederlandse iemkers, de onvergeeflijke domheid begaan gele bijen te importeren en ons eigen, toch al niet meer zo erg zuiver, ras te verbasteren?
Dit is slechts één bezwaar, dat ik tegen de geeltjes heb, en lang niet het belangrijkste. Ik wil het bij dit ene echter laten, want ik heb meer punten op mijn programma voor dit artikeltje: ALS het werkelijk zijn nut kon hebben, vreemde koninginnen te importeren, ALS er voordeel in zat, dan was het NOG niet de doorsnee iemker, die zich daarmee kon bezig houden. Dan zou deze import en wat daarmede verband houdt moeten geschieden onder wetenschappelijke leiding. „Handen af !" zou ik met den Heer Oonk alle liefhebbers en amateurs willen toeroepen, die met hun onbeholpen experimenten onze bij verknoeien.

Hier is het verhaal op zijn plaats, dat ik hoorde van een Ticinesen iemker, die een prachtige stal met Tessiner bijen had. De Tessiner bij lijkt in veel opzichten, wat het uiterlijk betreft, op de Italiaanse, de gele banden zijn echter meer rood-geel. Deze man nu liet vijf koninginnen komen van een beste Italiaanse stam, voor bloedverversing van zijn eigen bijen. In het begin ging alles goed, doch spoedig begon de misère. De Tessiners en de Italianen paarden met elkaar en de kruisingen...brrrr ! Ze waren zo „steeklustig", dat de man niet onbeschermd in de nabijheid van zijn stal durfde komen en als hij de bewuste volken moest behandelen, moest hij ze eerst met een tuingieter kletsnat gieten.
Deze iemker deed met zijn goed bedoelde, maar desniettemin onverantwoordelijke invoer van vreemde bijen zichzelf en zijn volken schade. Maar hoe denkt ge, dat zijn buren, die ook kruisingen kregen tot uren in de omtrek, dit experiment vonden? Wat zou er gebeuren als ik eens een stier van vreemde en voor onze veestapel gevaarlijke afkomst losliet op de koeien van tientallen van mijn buren? Met bijen echter kan nog naar hartelust geknoeid worden!
Kruisingen hebben echter jammer genoeg niet alleen invloed op de geaardheid der bijen wat hun neiging tot steken betreft, doch ze beinvloeden de nakomelingschap op velerlei andere wijzen, waarvan de gevolgen door den doorsnee bijenhouder niet te overzien zijn.
Want, Nederlandse iemkers, als ge één vreemde koningin importeert, kunt ge uren in de omtrek op de bijenstanden van uw collega's onheil stichten. De import van vreemde rassen is spelen met vuur en het ware te wensen, dat niet alleen ondergetekende en nog enkele anderen stelling namen tegen deze onverantwoordelijke wijze van handelen, doch dat onze vereniging in zijn geheel het opnam tegen de beinvloeding van ons bijenras door ondeskundigen.

Betrof deze beinvloeding alleen de „steeklust" der bijen, dan was het nog niet zo erg, hoewel erg genoeg. Doch behalve meerdere, dikwijls voor den iemker-vakbioloog, doch zeker voor den gewonen iemker niet te overziene gevolgen, die ik stilzwijgend voorbij ga, is er nog een zeer belangrijk punt waarop ik zou willen wijzen.
Onze bij is tot nu toe zo goed als ziektevrij geweest. Dat is o.a. de hoofdreden waarom de Engelsen ieder jaar weer vele bijenvolken in ons land komen kopen. Die gesmade, minderwaardige, zwarte bijen zijn aan de andere zijde van de Noordzee zeer gewild omdat ze tegen ons klimaat bestand zijn en tot nu toe bestand tegen vele ziekten. Het gaat met bijen al net als met profeten: in eigen land worden ze niet geëerd.
Als ik nu vreemde bijen ga invoeren in ons land, bestaan er vele mogelijkheden wat de beinvloeding van onze bijen op het stuk van ziekten betreft. In de eerste plaats kunnen de geimporteerde bijen drager zijn van een ziekte en is er dus dikwijls direct besmettingsgevaar, practisch voor onze gehele bijenstapel. In de tweede plaats kan door vererving de weerstand tegen ziekten van onze gehele bijenstapel worden aangetast en de vatbaarheid voor ziekten worden vergroot.

Ik geloof niet te veel gezegd te hebben als ik beweer, dat de import van vreemde bijen door ondeskundigen onberekenbare gevolgen kan hebben voor onze iemkerij. En nu, terwijl ik dit artikel schrijf, bereiken ons uit verschillende gedeelten van ons land berichten over ziekten onder de bijen. Weet ge, lezer, wat dat zeggen wil: ziekte onder de bijen? Ik wilde, dat allen die voor de aardigheid of uit onnozelheid vreemde bijen invoeren eens konden zien, wat ik dezer dagen in ons eigen land zag: dat er van een stal van 160 volken meer dan de helft gestorven zijn DOOR ZIEKTE en dat van de overgeblevenen naar ik meen 76 vrij zwak zijn en dat de enkele goede gebruikt moeten worden om de gedesinfecteerde kasten weer van zwermpjes te voorzien. Dit schrikbeeld sta onzen iemkers wel voor ogen en zij dienen te weten, dat een enkele knoeier hen zoiets kan leveren, doordat hij voor de aardigheid wat vreemde bijen liet komen. En den amateur zij gezegd, dat deze aardigheid hemzelf misschien twee of drie, zijn buurman echter honderd of twee honderd volken en bovendien zijn boterham kan kosten. Als dit kwaad niet gestuit wordt, zie ik de toekomst voor onze iemkerij donker in, want de bijenteelt is hier niet zó lonend, dat er kapitalen kunnen worden besteed aan de bestrijding van bijenziekten. En een bedrijf dat niet meer lonend is, gaat onherroepelijk te gronde.

Ik heb slechts enkele grepen gedaan uit mijn ervaringen, speciaal waar die aansluiten aan onze Nederlandse toestanden. Over vuilbroed, de verschrikkelijke ziekte die in Italië (het vaderland van de gele bij!), in Amerika (veel goudbijen!) en, ondanks de felle en hardnekkige bestrijding gedurende meer dan een halve eeuw óók nog in Zwitserland voorkomt, heb ik nog geen woord gerept. En toch...als we niet spoedig tot bezinning komen en onze hartstocht voor alles wat uit vreemde landen komt en dus (!) beter is, laten varen, zie ik het er van komen, dat ook wij nog eens terugdeinzen bij het openen van onze kasten, omdat ze de ondragelijke vuilbroedstank verspreiden, en dat ook bij ons de wetgever moet ingrijpen en voorschriften maken als deze: (Art. 5 Zwitsers Bondsraadbesluit 3 Dec. 1909)..."tot dit doel worden de bijen van zieke volken met zwaveldamp gedood...de raten die broed of overblijfselen van gestorven broed bevatten moeten met petroleum overgoten en daarna begraven worden...de bijenkasten en gereedschappen die met zieke volken of aangetaste raten in aanraking geweest zijn, moeten met een hete 10% soda-oplossing geboend en met een benzinesteekvlam uitgebrand, óf een uur lang in een 10% soda-oplossing gekookt worden..." enz.
Spreekt het ook geen boekdelen dat iemand in Zwitserland, die bijen of koninginnen importeert zonder dat deze grondig op gezondheid zijn geinspecteerd en zonder dat er een door de bevoegde instanties een Zwitsers gezondheidscertificaat voor verkregen is, ieder recht op uitkering van de Vuilbroedverzekering verliest? De Zwitsers hebben de gevolgen van import van vreemde bijen aan den lijve gevoeld!
Ik wilde dat al onze 20.000 Nederlandse iemkers eens als ik in de gelegenheid waren om een raam met door die verschrikkelijkste aller bijenziekten, het vuilbroed, aangetaste broed te bekijken, er eens een luciferhoutje in te steken en te zien hoe de taaie broedmassa er aan blijft kleven en uitrekt als elastiek, misschien dat ons dan de ogen open zouden gaan voor de gevaren, die we op onze eigen gezonde zwarte bijen losgelaten hebben!

Als ik de moraal van dit bijenartikeltje kort moest samenvatten zou ik zeggen koop voor het geld, dat ge anders aan vreemde koninginnen zoudt uitgeven, zwarte koninginnen van prima afstamming van deskundige Nederlandse iemkers, die zich op het kweken van het allerbeste toeleggen. Kweek zelf alleen voort van uw allerbeste volken (waarover meer in een volgend artikel) en belet het uitkomen, althans het uitvliegen van darren uit gewone en minderwaardige volken. Daarmee werkt ge niet alleen in uw eigen belang, doch draagt ge bij aan de bevordering der bijenteelt in ons land.

RINK GROENVELD

1) De zwarte bij is in ons land meestal getekend met taankleurige banden.