Vragenrubriek


Vragen bestemd voor deze rubriek richte men tot den Heer A. Oonk teWarnsveld. Beantwoording kosteloos. Wenst men schriftelijk antwoord, dansluite men een postzegel in. Alleen vragen, die ook voor anderen van nut kunnen zijn worden beantwoord.

Vraag 388. Ik heb enige tijd geleden geslingerd en door bijzondere omstandigheden de honing niet direct in flacons kunnen overbrengen. Deze staat nu in stenen potten van 40 pond en is zó hard geworden, dat ik hem niet in flacons kan doen. Kunt U mij raad geven?
B. v. D. te O. B. (Z.-H.)
Antwoord: U moet die hard geworden honing eerst weer vloeibaar maken, alvorens U hem in de flacons kunt doen. Als U over een fornuispot mocht beschikken, kunt U hierin water aan de kook brengen en daarin de harde honing plaatsen. Dit doet U op de volgende wijze: Daar de honing in stenen potten gedaan is, is het niet raadzaam deze potten in het warme water te zetten met het oog op springen. Daarom steekt U de honing uit de potten en doet deze in een geëmailleerde emmer, welke emmer U in het warme water plaatst. De honing in de emmer zal dan langzamerhand gaan smelten, hetgeen U kunt bevorderen door de honing af en toe te roeren, totdat deze geheel vloeibaar is, waarna U hem in flacons kunt overbrengen. De honing mag niet warmer worden dan 40 °C.

Vraag 389. Hoe kan men van was linoleumwas maken voor vloerzeil?
H. v. D. te D. (Gld.
Antwoord: Om politoerwas te maken, neemt men 1/4 k.g. gele was, 1/4 k.g. colophonium en 1,4 k.g. terpentijnolie. Was en colophonium worden samengesmolten en daarna wordt de terpentijnolie bijgevoegd. Dit politoer dient tot het wrijven van de vloer en ook wel van meubelen. Ik denk, dat dit recept wel goed is om vloerzeil te wrijven. Wilt U er echter meer van weten, dan raad ik U uit de bibliotheek onzer Vereniging te Wageningen aan te vragen Afd. V no. 16 Cowan Th. W. „Bijenwas voorheen en thans". Hierin worden talrijke recepten opgegeven en zal hierbij misschien ook wel voorkomen, hoe linoleumwas wordt gemaakt. De gewichten zijn in het Engelse gewicht opgegeven en moet U deze even in ons gewicht omrekenen, waarvoor een omrekeningstabel achterin het boek voorkomt. Als U Duits kent, kunt U ook nog aanvragen: Afd. V no. 51 Sedna Luding „Das Wachs und seine technische verwendung". Hierin worden zeer veel recepten genoemd. Als U boeken wenst, moet U deze aanvragen bij den bibliothecaris der Landbouwhogeschool te Wageningen. Zij worden U franco toegezonden. De terugzending is alleen voor Uwe rekening.

Vraag 390. Mijn bijen hebben in een 15-tal honingramen veel stuifmeel gebracht en dit is bijna over de gehele ramen verspreid. Kan ik deze ramen de winter overhouden, of bestaat er kans op schimmel? Hoe kan ik in deze het beste handelen?
L. E. te M. (L.)
Antwoord: Deze ramen zult U zeer waarschijnlijk niet de winter over kunnen houden, want er bestaat grote kans op schimmel, of dat het stuifmeel verdroogt en dan valt het uit de ramen, als men deze scheef houdt en er tegen stoot. In beide gevallen is het stuifmeel waardeloos geworden. Het enigste middel om het stuifmeel goed te houden, is de raten uit de ramen te snijden, dan in stukken te breken en onder vloeibare honing te zetten, zodat het van de lucht is afgesloten. In het voorjaar is het dan een goed krachtvoer voor de bijen.

Vraag 391. Gaarne zou ik willen weten, welke kleur de honing heeft, die van radijs gewonnen wordt. Ook graag de verhouding nectar en stuifmeel. In Joustra's Bijenboek staat dat niet vermeld.
P. K. te A. (N.-H.)
Antwoord: In „American Honey Plants" wordt over de gekweekte radijs (Raphanus sativus) gezegd, dat zij enige nectar en stuifmeel geeft. Alleen als de radijs in het groot voorkomt, kan zij van enige betekenis voor de bijenvolken zijn. De kleur van de honing kan ik U niet opgeven, ook niet de verhouding nectar stuifmeel. Ik weet niet of radijs in ons land in het groot voor zaadwinning wordt verbouwd. Als de plant van enige betekenis was, zou zij wel in Joustra's Bijenboek zijn opgenomen. Weet een onzer lezers er soms meer van te vertellen? Zo ja, dan gaarne bericht.

Vraag 392. Onze afdeling reist elk jaar naar de hei gelegen bij Soesterberg. De hei, die daar bloeit, is zeer kort, ca. 20 c.m. en groeit op zandige bodem op ca. 30 à 35 m. boven N.A.P. Wat is Uw mening, zou nu de hei, die in meer lager streken ligt en een veenbodem heeft, niet beter honingen, omdat de struiken zich beter kunnen ontwikkelen en veel hoger worden?
J. A. te G. (Z.-H.)
Antwoord: De zandhei honingt het overvloedigst, als wij een natte zomer hebben gehad, zodat de nieuwe loten zich krachtig konden ontwikkelen. In droge zomers geeft de zandhei weinig. In de regel gelukt het gewin op de veenhei beter dan op de zandhei. Daarom gaan tegenwoordig talrijke imkers in combinatie per auto met hun bijen naar de veenhei, waar het gewin meestal medevalt. Er worden echter in Drente en in „de Peel" de laatste jaren vele heidevelden ontgonnen, doch in sommige streken vindt men nog uitgestrekte velden. Men dient er echter op te letten, dat er niet te veel bijenvolken bijeen worden gezet, want dan wordt de spoeling dun. Hier diende door de imkers onder elkaar meer overleg te worden gepleegd, doch dit laat nog veel te wensen over. Men zet zijn volken maar ergens neer zonder eerst de omtrek eens goed verkend te hebben. Overbevolking komt op sommige heidevelden op de Veluwe voor. Door het gemakkelijke en vlugge autoverkeer worden veel te veel volken van heinde en ver aangebracht en opgehoopt. Het resultaat kan niet anders dan op een teleurstelling uitlopen, zelfs ook in goede jaren. De kortste, dus jonge heide, honingt over het algemeen het beste. Aan afgebrande heidevelden, die na enkele jaren weer van mooi jong lot zijn voorzien, geven talrijke imkers de voorkeur.
Het schijnt, dat de hei zich af en toe eens moet kunnen verjongen. Vroeger gebeurde dat veel meer, toen er grote kudden schapen werden gehouden en de boeren in hun potstallen veel heideplaggen gebruikten. De oude hei verdween en werd regelmatig door jonge loten vervangen. Thans zijn de schapen van het heidetoneel verdwenen en de boeren gebruiken geen heideplaggen meer. De hei is nu aan zichzelf overgelaten. Hier is bijgekomen, dat de vruchtbaarste heidegronden het meest werden ontgonnen en door het autoverkeer in de laatste jaren het reizen met de bijen zeer sterk is toegenomen. Vroeger had het vervoer alleen per paard en wagen plaats - dat per trein was te kostbaar en te omslachtig - en bezochten enkel die imkers de heidevelden, die in de omtrek woonden. Een twintigtal jaren geleden honingde het op de Veluwe nog zeer goed en was het geen zeldzaamheid, dat gedurende één week bij gunstig weer een goed korfvolk 60 pond zwaar was geworden. Het gewin is daarna geleidelijk slechter geworden en tegenwoordig klaagt bijna elk imker, dat ondanks gunstig weer, de dracht maar op zich laat wachten. Een zeer goed honingjaar is daar uitzondering geworden. Alleen in sommige heidestreken van ons land schijnt het op de hei nog goed te gaan.

Vraag 393. Mijn bijenstal, die geschilderd is geweest en nu kaal begint te worden, zou ik willen teren. Heeft dit geen kwade gevolgen voor de bijen? In welke tijd van het jaar kan ik dit het beste doen?
G. D. te Y. (Z.)
Antwoord: U kunt Uw bijenstal wel teren, doch dit doet men het liefst, als de bijenstal leeg is. De beste tijd is dus, als U met de bijen naar een andere drachtplaats reist. Gaat U nooit met Uw bijen reizen, dan zou ik de bijenstal in orde maken, als U de honing van de kasten hebt afgenomen. Van dit teren zullen de bijen geen schade ondervinden. Kunt U de bijenstal niet met carbolineum bestrijken, waaraan ik de voorkeur zou geven? Carbolineum heeft men tegenwoordig in verschillende kleuren, o.a. bruin, groen, enz. Het carbolineren of teren doet men bij mooi weer, als het hout goed droog is.

A. OONK.