Brieven aan en van den Ouwen Rot.


Geachte Heer van den Iemenhof,
Daar er, zoals U zelf in Uw laatste brief ook schrijft, aan de bijen geen werkzaamheden meer te verrichten zijn, was ik van plan binnenkort mijn was te gaan persen. Ik heb de wasafval (darrenraat, randjes van de bovenzijde der ramen, uitgebroken koninginnecellen, ontzegelwas, enz.) steeds zoveel mogelijk verzameld en tot ballen samengeknepen, zodat deze afval niet aan de wasmot ten prooi is gevallen. Bovendien heb ik in de loop van het jaar meerdere ramen, waarop de bijen ondanks de kunstraat, grotere stukken fijn werk tot darrenwerk hadden omgebouwd, uit de kasten genomen, terwijl ik ook nog verscheidene oude (zwarte) raten wilde opruimen.
Wat acht U de beste wijze om was te zuiveren? Een kennis van me doet het op mijns inziens primitieve wijze, namelijk met behulp van een linnen zak, waarin hij de wasafval in elkaar stampt en die hij daarna, bezwaard met enige stenen, in een grote pan enige tijd op het fornuis laat staan koken. Volgens mijn mening wordt echter op deze wijze lang niet alle was verwijderd.
Hoe denkt U over de verschillende in de handel zijnde toestellen voor het smelten van was?
Met beste imkersgroeten,
Dirk Bijker

Beste vriend,
Voor het zuiveren van was en wasafval bestaan verschillende methoden, al naar gelang de beschikbare hulpmiddelen en van de hoeveelheid te bewerken was.
Ik wil beginnen met enkele algemene opmerkingen, om daarna iets te zeggen over de verschillende methoden.
De kleur van het bewerkte was moet zo licht mogelijk zijn en om dit te bereiken moet elke chemische verontreiniging vermeden worden. Deze chemische verontreiniging, al is het maar met uiterst geringe hoeveelheden, geschiedt in hoofdzaak door het gebruik van ijzeren en vooral roestend vaatwerk en door ijzerhoudend en/of „hard" water. Put- of pompwater is daardoor in het algemeen ongeschikt om te gebruiken bij de wasbereiding. Het zuiverste water, dat we gemakkelijk kunnen verkrijgen, is regenwater. Daarom verdient het aanbeveling de te bewerken raten enige tijd in een teil of vat met regenwater te laten weken, de in de cellen aanwezige vliesjes zuigen zich hierdoor vol met water en laten dan gemakkelijker los van het was. Ook pij het koken van het was verdient regenwater de voorkeur. Te lang mag het was niet koken, omdat ook daardoor de kleur donkerder wordt. Drie kwartier tot een uur is meestal voldoende. Voor het vaatwerk gebruike men hij voorkeur koperen of geëmailleerde bakken of teilen.
Nadat het was door persen of op andere wijze (waarover hieronder) van de grove onreinheden is ontdaan, moet het na het stollen nogmaals worden omgesmolten om een zo groot mogelijke zuiverheid te verkrijgen. Bij het tweede keer stollen moet de afkoeling om twee redenen zo langzaam mogelijk geschieden. In de eerste plaats moet dan het vuil, dat nog in het was aanwezig is, zoveel mogelijk gelegenheid gegeven worden om te bezinken. Het verzamelt zich daardoor als een grijsgroene laag, de zogenaamde wasvoet, aan de onderzijde van de wasbodem en kan vandaar door afschrappen gemakkelijk worden verwijderd.
In de tweede plaats wordt door langzame afkoeling het scheuren van de wasbodem verhinderd; doordat namelijk het was gedurende het stollen krimpt, zullen bij snelle en daardoor ongelijkmatige afkoeling zo goed als altijd scheuren optreden. Een langzame afkoeling wordt verkregen door het gesmolten was uit te gieten in een geëmailleerde emmer of bak, waarin zich wat kokend water bevindt en daarna de gehele bak af te dekken met jutezakken, oude kranten en dergelijke, zodat zo weinig mogelijk warmte kan ontwijken.
Bij het zuiveren van de was kunnen we twee in principe van elkaar verschillende methoden onderscheiden, namelijk:
a. de methode, waarbij de te bewerken raten enz. in een grote bak, b.v. fornuispot, met kokend water door koken tot een breiachtige massa wordt verwerkt, uit welke massa daarna door persen in een afzonderlijke pers de zuivere was wordt afgescheiden;
b. de methode, waarbij de te bewerken raten enz. in een toestel door middel van water of stoom worden verhit en waar in het toestel zelf de scheiding in was en verontreiniging plaats heeft.
De onder a bedoelde methode is voornamelijk geschikt voor grote bedrijven, zoals coöperatieve zemerijen, handelaren en grotere bijenstanden, waar flinke partijen was verwerkt moeten worden. Bij kleine hoeveelheden gaat namelijk bij deze werkwijze te veel warmte verloren, terwijl de pers zelf niet voldoende op temperatuur komt. In hoofdzaak wordt hier gebruik gemaakt van de ouderwetse doch zeer solide en voor het doel zeer geschikte honingpersen, waarbij de persdruk wordt uitgeoefend door een zwaar eikenhouten blok, dat aan het ene einde draaibaar aan het onderstel is bevestigd, en aan het andere einde door middel van een schroefspil wordt aangedrukt. Enkele jaren geleden is voor hetzelfde doel door den heer Meijer te Babberich een pers ontworpen, die zeer goed werkt. De perszak hangt hier tussen twee verticaal geplaatste zware houten planken met groeven, waarvan de ene voor het persen door schroefspillen wordt aangedrukt. Het voordeel van deze pers ligt vooral hierin, dat gedurende het persen kokend water over de perszak kan worden gegoten (onder de pers staat een teil), zodat het aan de buitenzijde gestolde was, waardoor de zak verstopt raakt, weer vloeibaar wordt en wegvloeit.
De toestellen voor de onder b bedoelde methode, zoals bijvoorbeeld het Simplextoestel van Dr. Gerstung, het zogenaamde waskanon, en meerdere andere bestaan in hoofdzaak uit een bus of ketel met ruwe was, die omgeven is door een tweede ketel, waarin zich kokend water of eventueel stoom bevindt. Door de warmte wordt het was vloeibaar en kan dan, terwijl het de hoge temperatuur behoudt, door middel van een persplaat met schroefspillen worden geperst en door een zich aan het toestel bevindend pijpje worden afgetapt. Juist deze hoge temperatuur gedurende het persen is van groot belang. Toch is bij deze toestellen het rendement meestal niet zo goed als bij de hiervoor genoemde persen, omdat de persdruk niet zo hoog kan worden opgevoerd.
Tenslotte wil ik je nog noemen een toestel, dat ontworpen is door den Heer Frankenhuis te Rijswijk en dat in hoofdzaak bestaat uit een ronde korf met deksel, beide gemaakt van kopergaas en versterkt met randen en strippen van blik. In de korf bevindt zich een stamper met houten steel, die door de deksel geleid is. Deze korf komt gevuld met ruwe was in een wasketel tot ongeveer 5 centimeter boven de korf gevuld met water op een fornuis, gasof petroleumtoestel. Wanneer het water kookt wordt met behulp van de stamper de massa in de korf flink geroerd en gemengd, waardoor het was vrij komt en de vliesjes (cocons) als het ware in kokend water worden gespoeld. Je ziet dus dat hier het was niet wordt geperst. Dit lijkt een nadeel, bij nader inzien echter is het duidelijk, dat bij dit toestel het gesmolten was zeer goed kan vrijkomen en door het kokend water kan worden uitgespoeld. Misschien zelfs nog beter dan bij de bovengenoemde toestellen met een pers, omdat in het middengedeelte door het persen het gesmolten was als het ware door de vliezen wordt ingesloten en vastgehouden.

Met beste Imkersgroeten,
Willem van den Iemenhof