De Bijenteelt in Zeeuws-Vlaanderen, (Westelijk deel).


Gezien de strijd en de kritiek die gedurig aangevoerd wordt tegen de invoer van buitenlandse bijen, in het bijzonder in het Groentje van j.l. November, wil ik wel wat betreft hier onze streek mijn mening er over te kennen geven.

Voorzeker zal het niet veel jaren meer duren, of onze zwarte bij is voor deze streek verdwenen. Hier in mijn omgeving lijkt het er al naar. We krijgen dus een kruising van rassen, in het bijzonder de Krainer, die hier een jaar of drie geleden zijn intrede heeft gedaan, en zelfs mooie resultaten heeft geleverd, waar ondergetekende ook van geprofiteerd heeft en tot heden ook geen kwaad van wil weten. Ook de gele Italiaanse schijnt het best te maken, we krijgen dus een kruising van deze drie rassen, alhoewel elk jaar heel wat Krainer en gele koninginnen worden ingevoerd, en het volgende jaar zeker niet minder zal zijn.

En nu de reden, want ik vermoed dat onze tegenstanders wel zullen zeggen: wat beginnen die kerels toch over de Schelde, op dat verloren stukje grond van Nederland. Wij zijn gaan zoeken en mochten dat ook doen, want we kregen geen honing meer van onze zwartjes, en de hoofdreden daarvan is, dat de wisselbouw op landbouwgebied zich verplaatst heeft. Iedere imker weet: het koolzaad, een prachtvrucht om te honingen, die half Mei al bloeit, is zo goed als verdwenen, een enkel perceeltje nog maar bij uitzondering en dan niet minder te vergeten wat vroeger meest algemeen was in de nazomer: met de bijen naar de boekweit in België. Eveneens is die dracht zo goed als verdwenen.
En het voornaamste van dit alles, we hebben hier in onze streek nog een uitstekend gewas, en dat is de tweede snede rode klaver, die zeer vroeg en lang bloeit, en onregelmatig wordt gemaaid, en daar hebben wij dan ook sinds de invoer van onze vreemde rassen onze honing aan te danken, waarbij volgens de deskundigen onze zwarte bij niets kan uithalen, men zegt de tong is te kort. Ik heb het dan ook elk jaar gecontroleerd, ben dikwijls een klaverveld in geweest, wel de Krainer en de gele met grote hoeveelheden trof ik er aan, maar geen zwartjes. Voor diegeen, die ze niet kent, zal dit een beetje vreemd klinken, maar ze zijn best te onderscheiden en dan nog het aangename er van, dat de Krainer zachtaardig is, daar kan men met plezier in werken. Nu niet, dat ik zo bang ben voor een steek, want ik ben al een grote dertig jaar imker, heb er dus al genoeg gehad, maar tenslotte krijg ik ze toch liever niet dan wel. Daar tegenover staat de zwarte bij op de zwarte lijst, want ik heb ook nog een paar zwarte volken op mijn stal, en die waren deze zomer haast niet aan te raken. Of ze nu jaloers waren dat hun buren in de tijd van de klaverdracht overbeladen thuis kwamen en zij zo goed als werkloos waren, en daardoor een slecht humeur hadden, is best mogelijk. De verhouding van de opbrengst van de honing dit jaar en ook vorige jaren van zwart tot Krainer staat van 1 tot 3. Eigenlijk nog wel ruimer, en dat hebben we te danken aan de rode klaver, die hier zo ruim, meest bij alle boeren, geteeld wordt en ook niet verdwijnen zal.

Nu zullen ze mij nog wel toewerpen: en dan de ziekten, enige jaren terug? Vóór de invoer van die vreemde rassen, kregen we hier de mijtziekte, waar ik zelf ook een slachtoffer van ben geweest; hoe kwam die hier?
Zo zal dus de toekomst moeten leren of we goed oftewel verkeerd hebben gedaan, maar in elk geval was het vroeger ook niet goed dan was het slecht. En nu moeten onze Nederlandse imkers buiten dit gewest niet denken, dat het hier in onze streek zo'n vetpot is, vergeleken bij vele streken in Nederland. Ook België is daar rijk aan met zijn uitgestrekte bossen met de zo gevraagde lindebomen en nog vele andere.

En tenslotte heb ik nog wat op mijn geweten, die voor sommige imkers nu niet precies zo vleiend zijn.
We hebben in Nederland een wet voor dierenbescherming. Nu weet ik niet of onze bijen daar ook onder vallen, ondanks de vele liefhebberij hier in onze streek en dat neemt nog toe - zeker heeft het verenigingsleven hier wel zijn deel in - gaat er toch nog wel eens een volk ten gronde door roekeloosheid en onoplettendheid, en wat de onzindelijkheid aangaat is in sommige bijenstallen meer dan erg, wat ik tenslotte beschouw als een vergaar- en broedbak voor alle dergelijke ziekten, en als dezulke een wenk kregen, of tenslotte van het toneel verdwenen, was voor die bijtjes een uitkomst.

OOSTBURG, J. LE CLERCQ-KOTVIS.

Noot Red. Dat de Krainers zachtaardig zijn is bekend, doch onze inheemse bij is niet a priori kwaadaardig. Zoals met zoveel eigenschappen is dit individueel.