Wat is er in Februari op de bijenstand te doen?


Evenals in Januari moet ook in Februari de bijen zo groot mogelijke rust worden verzekerd. Toch zijn er nu meestal wel reeds enige waarnemingen te doen, die ons een beeld kunnen geven van de toestand waarin de volkeren verkeren.

In de eerste plaats bijv. gedurende de uitvluchten. Meestal kunnen de bijen in Februari hun grote reinigingsvlucht houden. Onder vrolijk gezoem treedt dan omstreeks het middaguur een sterke vlucht en voorspel op, waarna we overal in de omgeving van de stal, vooral op lichte voorwerpen, de uitwerpselen in de vorm van kleine bruine vlekjes kunnen aantreffen. Voor den imker is het van belang gedurende deze reinigingsvlucht op de stal aanwezig te zijn. Soms bijv. zijn er volken, die blijkbaar niet bemerken, dat de gelegenheid voor de reinigingsvlucht er is en eenvoudig niet uitvliegen. Enig kloppen tegen de kast (dus nu juist onrust veroorzaken) is meestal voldoende om ook deze volken naar buiten te doen komen.

Ook komt het voor, dat een of meer volken onrustig blijven wanneer de andere reeds lang weer tot rust gekomen zijn. Deze volken zijn zeer waarschijnlijk moerloos. Herhaalt zich bij een volgende uitvlucht hetzelfde verschijnsel (onrustig af- en aanvliegende, onrustig lopende bijen op de vliegplank of tegen de voorwand van de woning) dan moeten we ons zekerheid verschaffen door een dergelijke kast te openen om te zien of er eitjes aanwezig zijn. Vinden we geen eitjes, dan kunnen we aannemen, dat het volk moerloos is en moet het worden samengevoegd met zijn buurman, tenzij we de beschikking hebben of kunnen krijgen over een reservemoer in een klein volkje, dat aan het moerloze volk kan worden toegevoegd.
Het samenvoegen van bijen gaat in het voorjaar zeer gemakkelijk, omdat ze dan nog weinig actief zijn. Zekerheidshalve is het besprenkelen met een weinig suikerwater steeds aan te bevelen.
Bij een korf is de moerloosheid niet zoo eenvoudig met zekerheid vast te stellen. Hier moet ons het bovengenoemde onrustige gedrag tezamen met de wijze, waarop de bijen tussen de raten zitten, de nodige aanwijzingen geven. Een moergoed volk zit in een aaneengesloten bolvormige tros, een moerloos volk daarentegen zit verspreid over de raten, terwijl meestal de bijen, zodra de korf wordt opgenomen, onrustig heen en weer lopen. Een korfvolk dat moerloos uitwintert kan men het beste uit de korf botsen en bij een ander volk voegen.

Volken die zeer licht zijn ingewinterd kunnen in deze maand reeds voedselgebrek krijgen, meestal echter treedt dit eerst op in Maart of April, wanneer voor de broedaanzet grote hoeveelheden voedsel gebruikt zijn. We behoeven dus hiervoor alleen die volken te controleren, die inderdaad met zeer weinig voedsel de winter zijn ingegaan.
Bij korfvolken is de voorraad gemakkelijk te bepalen aan het gewicht (vooral ook aan de verdeling van het gewicht, de aanwezige voorraad zit in de kop van de korf) en bovendien aan de bodemplanktekening. Op de bodemplank treffen we namelijk loodrecht onder de straten stroken wasmul aan, die ontstaan zijn door het naar beneden vallen van de afgeknaagde zegels van het verbruikte voedsel. Deze stroken beginnen aan de voorzijde van de korf en lopen dan meer of minder ver door naar de achterzijde. Juist uit dit meer of minder ver doorlopen kan men zien hoeveel voorraad nog aanwezig is.
Bij kastvolken kan de voorraad worden gecontroleerd door aan achter- en zijkanten de dekkleedjes even op te lichten. Hier moet dan nog verzegelde voorraad aanwezig zijn.

Korfvolken kunnen het beste geholpen worden door toediening van een grote hoeveelheid geconcentreerde suikerstroop (oplossing twee gewichtsdelen suiker op één gewichtsdeel water). Daartoe wordt het volk met gesloten vlieggat in een verwarmd vertrek boven een flinke bak of schaal met deze oplossing (lauwwarm) geplaatst. Het eenvoudigst gaat dit door één of twee opzetranden onder de korf te krammen, waarbinnen dan de bak geplaatst kan worden. Om het ontsnappen van bijen te verhinderen wordt het geheel
op een jutezak gezet, die tegen de korf wordt opgeslagen en met een touw vastgebonden. In de bak moet natuurlijk drijfmateriaal (stukjes raat, rietjes of stro) worden gelegd om verdrinken der bijen te voorkomen.
Kastvolken met te weinig voorraad kunnen het beste worden geholpen door ter weerszijden van de bijentros een raam met veel verzegeld voedsel te hangen. Deze ramen kunnen worden genomen uit kasten, die ruim voldoende voorraad hebben.

In streken van ons land waar men veel last heeft van vocht in het inwendige van de kast moeten in deze maand de afdekkingen van de kasten worden nagezien en zo nodig door nieuwe droge worden vervangen. Door een vochtige afdekking gaat veel warmte verloren.
Het lijkt een beginner misschien enigszins vreemd, dat ik bovenstaande bewerkingen, het openen van kasten, het uit de kasten nemen van ramen, het samenvoegen van volken, het botsen, aangeef, terwijl ik ben begonnen met te zeggen dat de bijen in Februari rust nodig hebben. Men gelieve echter in het oog te houden, dat deze bewerkingen uit nood geschieden, om nog te redden wat te redden is. Het spreekt vanzelf, dat ze alleen bij gunstig weer mogen worden uitgevoerd en dan zo vlug mogelijk. Normale volken late men zoveel mogelijk met rust.

Voor hen, die naar een voorjaarsdracht (fruit, koolzaad) willen reizen, is het nu de tijd naar een standplaats uit te zien en de nodige afspraken met den eigenaar van boomgaard of koolzaadveld te maken.
E., L.