Bijen en bloemen.


Dat er naar verbetering van wat wij noemen "de bijenweide" moet worden gestreefd, is zeer zeker nodig. Dat de gemeenten ten deze goed werk kunnen verrichten door bij het planten langs wegen enz. enige rekening te houden met de belangen van de bijenteelt, is juist. En ook is het een feit, dat vele particuliere terrein-bezitters en grondeigenaren ten deze nog heel wat ten gunste van onze bijtjes zouden kunnen doen. Maar het is daarvoor ook nodig bekend te zijn met de planten, die inderdaad de bijen voedsel verschaffen. Wij zullen U hier een aantal der voornaamste gekweekte soorten noemen. In de prijscouranten van de goede kwekers kunnen de nadere bijzonderheden van de hieronder te noemen gewassen eventueel worden opgezocht.

Beginnende met de bomen, dienen allereerst genoemd te worden verschillende linden-soorten. Bij aanplant van meerdere exemplaren neme men soorten met opeenvolgende bloei, zodat de bijen er zo lang mogelijk van kunnen profiteren. De voornaamste zijn: Tilia vulgaris (Hollandse linde), bloeit eind Juni-begin Juli; Tilia platyphylla (grootbladige linde), bloeit eveneens eind Juni-begin Juli; Tilia cordata (kleinbladige linde), bloeit eerste helft van Juli; Tilia euchlora (krimlinde), bloeit half Juli; Tilia tomentosa (zilverlinde), bloeit tweede helft van Juli; Tilia americana (Amerik. linde), bloeit einde Juli.
Verschillende Acacia- soorten (Robinia pseudacacia - gewone Robinia - wit-bloeiend eind Mei-begin Juni en hare variëteiten Decaisneana, met rose bloemtrossen, bloeit eveneens eind Mei-Juni en Semperflorens, witbloeiend, bloeit na de eerste bloei in Juni, van eind Juli tot in September).
De hemelboom (Ailanthus glandulosa), met kleine, groenachtige bloemen, bloeit eind Juni-Juli.
De gewone kastanje (Castanea sativa), bloeit met lange wit-gele katjes in Juni-Juli.
De gewone paardekastanje (Aesculus Hippocastanum), bloeit met witte, geel-rood gevlekte bloempyramiden in Mei; de rode paarde-kastanje (Aesculus carnea), bloeit licht rood, in Mei.
De tulpeboom (Liriodendrum tulipifera), bloeit met geelachtig-groene, tulpvormige bloemen, oranje-achtig gevlekt, einde Juni-Juli.
De Catalpa (C. bignonioïdes, C. speciosa, C. ovata), bloeien met grote gele, of geel-witte bloeiwijzen in Juni-Juli.
Verschillende Esdoorn- soorten (in het bijzonder de Acer platanoïdes Schwedleri, met trossen gele bloemen in Mei).
Verder zijn voor de bijen van belang vele Peppel- (Populus-), Els(Alnus-) en Iep- (Ulmus-) soorten; voorts enige Lijsterbes(Sorbus-) soorten.

Van de struiken, die zeer druk door de bijen worden bevlogen, noemen we het eerst de vuilboom (Rhamnus), waarvan de Rh. Frangula hier in ons land in het wild tussen hakhout voorkomt. Alle Rh. hebben kleine, groenachtige, weinig aanzienlijke bloempjes, die van de voorzomer tot in het najaar bloeien.
In de tweede plaats de gewone sneeuwbes (Symphoricarpus racemosus), met witte bessen en de rondbladige sneeuwbes )Symphoricarpus orbiculatus), met rode bessen. Bloeien zeer overvloedig met kleine wit-rode bloempjes, van Juli-September. Ook de gewone kornoelje (Cornus Mas) is voor de bijen van veel belang. Bloeit als eerste in Maart volop met aardige gele bloempjes.
Voorts zijn van zeer veel belang de verschillende katjesbloeiers, die mede 't allereerst in het jaar aan de bijen voedsel verschaffen; door middel van de mannelijke katjes stuifmeel en meestal door de vrouwelijke katjes honing. In de eerste plaats verschillende Wilg-soorten (in 't bijzonder Salix caprea, S. daphnoïdes, S. lucida en S. Smithiana); voorts de gewone hazelaar (Corylus Avellana), een goede stuifmeel-geefster.

Onder de klim- en slingerplanten noemen we: de boekweitplant (Polygonum Aubertii), bloeit met witte bloemtrossen van Juli-Sept. De klimop (Hedera Helix), groenachtige bloemen in Sept.Oct.; de wilde wingerd-soorten: (in 't bijzonder Vitis odoratissima), bloeit met welriekende, groen-gele trossen in Juni en tenslotte de meeste enkelbloemige klimrozen.

Ook onder onze 1-jarige en vaste (overblijvende) planten zijn er verscheidene, die voor onze bijen van veel belang zijn. Ook hiervan zullen we de voornaamste vermelden.
Onder de 1-jarige planten: Phacelia tanacetifolia; wordt 90 à 100 c.m. hoog; bloeit met in dichte standen staande kleine, blauwe bloeiwijzen van Juni tot diep in de herfst; wordt zeer druk door de bijen bevlogen. In April, in de volle zon, op de bloeiplaats zaaien.
Eutoca viscida; wordt 30-40 c.m. hoog; bloeit met kleine, in dichte wikkels staande, zeer honingrijke donkerblauwe bloeiwijzen. In April op de bloeiplaats zaaien.
Ten slotte goede bijenvoeder-planten onder onze vaste (overblijvende) planten. Boven aan het lijstje moeten we dan zetten Nepeta Mussinii (kattenkruid); wordt 30-35 c.m. hoog; bloeit van Juni-Sept. met zeer vele, lavendelblauwe bloeiwijzen; houdt van volle zon en bij voorkeur zan dige grond. Na de eerste bloei plantjes kort terugsnijden.
Voorts noemen we: Achillea, Aconitum, Adonis, Allium, Alyssum, Anchusa, Anemone, Aquilegia, Arabis, Armeria, Arnica, Artemisia, Asarum, Aster, Astilbe, Aubriëtia, Bocconia, Caluna, Campanula, Centaurea, Cerastium, Chrysanthemum, Clematis, Coreopsis, Crocus, Delphinium, Dicentra, Digitalis, Doronicum, Echinops, Eranthis, Erica, Erigeron, Eryngium, Gaillardia, Galanthus, Galega, Geum, Gypsophila, Helenium, Helianthus, Helleborus, Hepatica, Heuchera, Hyacinthus, Iberis, Lathyrus, Lavendula, Liatris, Lupinus, Lychnis, Lythrum, Megasea, Monarda, Oenothera, Paeonia, Papaver, Polygonum, Potentilla, Primula, Pulmonaria, Pyrethrum, Rudbeckia, Salvia, Scabiosa, Sedum, Silene, Solidago, Stachys, Statice, Thymus, Tritoma, Trollius, Vaccineum, Verbascum, Veronica.

Opgemerkt dient hierbij nog te worden, dat de meeste dubbelbloemige planten voor de bijen niet van betekenis zijn, omdat deze planten meestal geen of onvolkomen voortplantingsorganen bezitten, of moeilijk toegankelijke, honingafscheidende organen (nektariën) bezitten. Ook wordt een enkele plant, die er van een bepaalde soort in de tuin staat, meestal door de bijen niet of weinig bevlogen, aangezien zij juist zo nuttig zijn voor de land- en tuinbouw, doordat zij steeds zo veel mogelijk bloemen van gelijke plantensoort bevliegen.
Wie daarom met vaste planten voor de bijen wat planten wil, doet goed, van de honing- en (of) stuifmeelgevende planten grotere groepen te planten.

LEEUWARDEN. G. J. PANNEKOEK.