De verkregen resultaten door het plaatsen van bijenvolken in verwarmde kassen en warenhuizen.


In vraag 405 werd mij verzocht iets mede te delen over de resultaten, als bijenvolken in verwarmde kassen werden geplaatst. Daar ik over dit onderwerp in een of ander bijenboek nooit iets had gelezen en er zelf ook geen ondervinding van had, verzocht ik aan de lezers van ons "Groentje", die hiertoe in staat waren, hunne bevindingen te willen berichten. Ik ontving de volgende gegevens, waarvoor inzenders hartelijk dank wordt gezegd.

Dhr. C. V. te Lexmond (Z.H.) schrijft: Ïk plaats jaarlijks een korf met bijen in mijn warenhuis voor de bestuiving van daarin staande perziken. De bestuiving gaat heel goed, doch van de bijen sneuvelen er de eerste dagen nogal wat. Na een paar dagen gaat het best. In een kas heb ik ze vorig jaar ook gehad, maar daar kwamen er nog wat meer om, vermoedelijk omdat de onderkant daar nog lager is, dan in een warenhuis. Zij vliegen zich n.l. dood tegen het glas. 's Avonds laat bracht ik ze erin en de beste plaats is mijns inziens óf geheel vooraan, óf geheel achterin de kas of warenhuis, ter plaatse van de grootste hoogte en met het vlieggat in de lengterichting. Zij hebben dan maar één kant van uit te vliegen en door het plaatsen onder de nok van de kas ook wat meer hoogte. Dit lijkt mij de beste methode om zo weinig mogelijk bijen te verliezen. In elk geval gaat het volk er niet op vooruit en verdient het aanbeveling voor degene, die bestuiving wenst, er een sterk volk in te plaatsen, doch in geen geval een zwak volk om dit door de bestuiving te versterken.

Dhr. J. H. S. te Noordwijkbinnen (Z.H.) berichtte: "Hier is een uiteenzetting van een 7-jarige ervaring over gesloten kassen, in mijn geval zeer grote kassen voor perziken en kleinere voor druiven.
Ik plaats tegen betaling van de aankoopwaarde van een bijenvolk elk voorjaar 3 kasten bijen. Hiervoor komen alleen in aanmerking sterke volken, dus met een flink broednest, 3 à 4 ramen. De eerste dagen zeer goede vlucht, doch dit wordt direct minder door bijenverlies, dat niet te keren is. Gevolg hiervan is, dat de vliegbijen zeer in aantal verminderen, dus de moer breidt het broednest niet meer uit, hetgeen eindigt met eierinlage. (? Red.) Als men na de bloeitijd de kasten thuishaalt, zijn er bijna geen vliegbijen, het broed is bijna uitgelopen en geen larven en eitjes. Het volk herstelt zich zeer langzaam en komt daardoor te laat om in deze streken nog van de dracht op klaver en linde te kunnen profiteren. Het geeft ook nooit een zwerm af en heeft voor den imker als honingvolk geen waarde meer. Voor het eerst heb ik in de zomer van 1937 van een dergelijk volk door bij thuiskomst 4 raten broed en jonge bijen in te hangen nog wat honing gekregen. Men kan bijna als zeker aannemen, dat een zwak volkje, zoals vrager bedoelt, ten onder gaat bij het plaatsen in een stookkas".

Dhr. M. T. te Amersfoort (U.) deelde mede: "Sinds drie jaar zet ik steeds één of twee 5 raamskastjes in een warenhuis hier in de buurt met de bedoeling den kweker te helpen zijn perziken te bestuiven. Het resultaat is voor hem prima. Hij kan zijn perziken, nadat deze gezet zijn, bijna krenten, in ieder geval de mooiste overhouden. Voor de kastjes rekene men niet op te veel profijt. De moer had weliswaar reeds na 4 dagen, wanneer ik eens ging kijken, op 3 ramen gelegd en het broed ontwikkelde zich prachtig, doch veel bijen kleven, als zij tegen de dakruiten vliegen, met de vleugels daaraan vast door het vele condensatiewater daar steeds aanwezig. Doodvliegen, door U verondersteld, doen zij zich niet tegen het glas; dit gebeurde wel, als men de volken aan de lichte kant van de kas zet. Ik had dit het eerste jaar gedaan met het gevolg, dat alle bijen tegen de lichte voorwand een uitgang naar buiten zochten. Ver achterin de kas (Noorden) heb ik er geen last meer van. Ik kijk ook regelmatig op de ijzeren spanten en langs de glasramen, of er veel verloren gaan. In deze kassen wordt - de bomen zijn nog niet te oud - in het midden Fresia gekweekt, die een grote attractie blijken. Bij niet voeren, zit er steeds aardig losse honing in de ramen, doch de Fresia's worden meest snel verkocht als ze open zijn. Stuifmeel halen ze er geweldig op. Ik vergeleek 2 kastjes met voeren; één dunne suiker, de andere borstplaat, verschil nagenoeg nihil. Zodra de perziken uitgebloeid zijn, ziet het er vrij triest uit, veel broed en steeds verlies aan bijen. Het beste is de volkjes maar weer buiten te zetten, hetgeen veel broedtrekken ten gevolge kan hebben, doch weinig verlies aan bijen meer. Half Maart kwamen de volkjes dan weer in de niet gestookte kas op de pruimen, peren en perziken. Daar deze kassen daags gelucht worden en de bijen de weg niet terug kunnen vinden, als zij naar buiten vliegen, verzon ik er het volgende op, dat prachtig voldeed. In de Zuidkant der kas een ruit onderin uitnemen en in dit gat het vlieggat van de korf, of het kastje, zodat de bijen invliegen op buiten. Na een week het vlieggat een 20 à 30 c.m. achteruit, zodat er een ruimte komt om de kas in te vliegen, of naar buiten. Als de bijen ergens in de kas toch bovenuit vliegen, keren zij vanzelf naar het vroeger geleerde gat terug. Binnendoor idem. Een opmerking, n.l. zet boven de kast ook een spleet open in de nok van de kas. De bijen vliegen veel tegen de ruiten, aan de lichte kant en - wel steeds boven, in de hoop buiten te komen en zo naar buis, al staat dit weer binnen. Bestuivingsresultaten waren zo best en bijna geen volk verloren. Bij de pruimen is de noodzaak van kruisbestuiving zo sterk, dat, waar 3 boompjes van dezelfde soort bij elkaar stonden, de middenste zichtbaar minder droeg, dan de 2 aan weerszijden, welke vreemde soorten als buur hadden, daar de oorspronkelijke waren doodgegaan. Bij de druiven zet ik nooit bijen. Dit schijnt niets uit te halen in de resultaten. Geprobeerd heb ik het echter niet. Al is het merkwaardig te zien, hoe de bijen in Februari al in het broed zitten, voor de volkjes heeft het plaatsen in kassen geen zin".

Dhr. W. B. J zn. te Voorst (Gld.) antwoordde: "Voor het bevruchten van onze perziken plaatste ik een kast bijen in de perzikkas met het gevolg druk bevliegen der bloesems, doch veel te veel bijen, die wanhopige pogingen deden naar buiten te komen. 's Avonds hele kluiten bijen in alle mogelijke hoekjes van de kas, dientengevolge groot verlies aan bijen en een zeer verzwakt volk. Bovendien vinden de bijen, die door open luchtramen naar buiten raken, moeilijk de weg terug, zodat men genoodzaakt is de ramen dicht te houden, hetgeen bezwaar voor de cultuur medebrengt. Mijn tactiek der laatste jaren is bij gunstige vliegdagen tijdens de perzikbloei luchtramen en deuren wijd open te zetten, in de hoeken der kas bovendien een paar eenruiters afnemen. In een ommezien is er druk bezoek van bijen met 's avonds een onbeduidend aantal achterblijvers. Hoewel dit een gestookte kas betreft, die dus vroeg bloeit, miste het geen enkel jaar, of er kwamen wel één of meer gunstige vliegdagen. Wat de druivenkassen betreft, heb ik mij erover verbaasd, dat er noch in de gestookte, noch in de koude kas bijen verschijnen om van de ongetwijfeld grote voorraad stuifmeel te profiteren. Slechts één jaar kwamen zij twee dagen stuifmeel halen; daarvoor en daarna heb ik het nooit meer gemerkt. Toch is de lekkere geur van de bloeiende druif sterk genoeg om de bijen door de open luchtramen naar binnen te lokken. Ik vrees, dat het volk, geplaatst in een kas, waarin weken lang niets te halen is en waarin het bovendien veel bijen zal verliezen, omdat het ineens zich in de zomer wanend volop gaat uitvliegen, buitengewoon verzwakt zal worden. Intussen ben ik zeer nieuwsgierig te horen, of soms andere imkers kunnen verklaren, waarom de bijen hier het stuifmeel op de druiven steeds onbenut laten."
Kan een onzer lezers die vraag misschien beantwoorden, dan zal ik dit gaarne vernemen.

Verder had dhr. A. L. P. te 's-Gravenzande (Z.H.) de volgende ervaring: "Daar wij hier speciaal bijen houden voor de perzikkassen en ander fruit, zowel in stook- als koudekas, hebben wij hier al aardig wat ondervinding opgedaan. Een korf bijen, die in een kas of warenhuis gezet wordt, is meest verloren, ook al houdt men een gedeelte der luchtramen open. Als in Maart de zon schijnt, is het onder glas gauw warm en vliegen de bijen druk op de perzikbloesems, maar vliegen zij door het luchtraam naar buiten, dan verkleumen zij en komen niet meer terug en verkleumen ze niet, dan weten zij het luchtraam meestal niet meer terug te vinden. Toch gebeurt het wel eens, dat zij aardig op sterkte blijven, maar als de korf dan, als de perziken zijn uitgebloeid, weer naar buiten moet, kan men het verschil pas zien, als zij naast een korf komen te staan, die niet binnen gestaan heeft. De bijen uit de kas worden nu blijkbaar door kou bevangen, want als de korven, die niet in de kas gestaan hebben volop vliegen, ziet men van de korf, die wel binnen heeft gestaan geen bijen, omdat zij in de kas veel broed hebben aangezet en als zij buiten komen dit niet meer kunnen bezetten en ligt het binnen enkele dagen onder de korf bezaaid met larven en binnen enige weken is alles dood. Ook houdt men wel eens een zwak volk over waar men niets aan heeft".

En tenslotte nog een bericht van dhr. G. B. te Assendelft (N.H.) die begin April 1936 een kast met bijen in een verwarmde kas gezet had voor de bevruchting van meloenen, die toen volop in bloei stonden. In de kas gingen veel bijen dood door tegen het glas op te vliegen en het volk was zó verzwakt, dat, toen het half Mei weer naar buiten werd gebracht, het met een week guur weer dood was. De oppervlakte van de kas was 1200 m2.
Alles samengevat kan men zeggen, dat voor de bestuiving in kassen alleen sterke volken moeten worden geplaatst, die in de lengterichting der kas bij voorkeur aan de Noordzijde moeten worden opgesteld. De volken vinden in de kas weinig voedsel, komen er zeer verzwakt uit en zijn voor de imker zo goed als waardeloos. Een goede vruchtzetting en een gering verlies aan bijen heeft men, als de kassen goed worden gelucht door ramen van boven weg te nemen en deuren wijd open te zetten. Men krijgt dan veel bezoek van bijen, die buiten zijn opgesteld, doch dit is alleen mogelijk op mooie, zonnige, zachte dagen, die men in Maart pas mag verwachten.

A. OONK.