Ingezonden.


(Ingezonden stukken zijn buiten verantwoordelijkheid van de Redactie.)


Geachte heer Joustra,

Naar aanleiding van het stuk over "Grotere bijen, meer honing", in het Januari-Groentje, wenst ondergetekende een ogenschijnlijk kleine, doch zijns inziens in wezen een grote, opmerking te moeten maken, waardoor eigenlijk de gehele opzet staat of valt.
1) In de eerste plaats de vraag: wordt de koningin dan ook groter bij het kweken van grotere bijen? 2) Zo ja, hoe groot dan? Dit voor het bepalen der wijdte van het 3) moerrooster. Onderget. neemt als vaststaand aan, en dit is ook door de tijd gebleken, dat de gehele losse bouw staat of valt met het moerrooster. Want denkt U eens de losse bouw zonder rooster. Het zou op de heide wel eens mogelijk zijn zonder rooster te werken, doch dat is altijd lang niet zeker. In de zomer in het geheel niet. Denk maar eens aan het omhangen. Te meer moet er wel de nadruk op gelegd worden, daar over het kweken van grotere bijen de laatste jaren veel wordt geschreven, maar de moerrooster zelden of zeer vaag wordt genoemd. Naar onderget. meent heeft in 1936 of 1937 een Belg over die roosteraangelegenheid gesproken. Daarbij gaf hij aan, als werkwijze om de rooster wijder te maken, de brugijzertjes van een 4) Herzog-rooster te bewerken met een hamer; alsof men van iedere slag zeker is! Naar de mening van onderget. kan men van het kweken van grotere bijen alleen dan voordeel hebben, om over andere bezwaren nog niet te spreken, 5) als men van te voren kan bepalen - maar dan ook nauwkeurig, want hier gaat het om - hoe groot de moer wordt. Denk U eens het geval, dat de moer niet groter werd en de bijen wel. Dan zou de moer wel door de rooster kunnen en de bijen niet. Mocht er onder de Hollandse imkervrienden iemand zijn, die op het gebied der roosterwijdte al ervaring heeft, dan zou hij gaarne door middel van het Groentje hierover worden ingelicht en mogelijk kunnen dan andere leden daar ook nog iets uit leren.

Hoogachtend,
P. VAN DER VEEN, Zutphen.


Resumé: In 't Vlaamse Maandblad Nov. 1934 blz. 226 wordt beweerd, dat koninginnen gekweekt op 850 een borststuk hebben van 4.5 m.m., die van 700 echter hebben een borststuk van 5 m.m. Op 't congres te Antwerpen 12 Sept. 1937 durft dhr. de Meyer niet bevestigen, dat de koninginnen groter worden. Wat nu te doen? Koninginnen verschillen in grootte. Welnu, zorg dan dat alléén flinke koninginnen aangewend worden voor de grote cellen.
De afstand van de draden mag een speling hebben tussen 4.25 en 4.75 m.m. Het kloppen op de brugijzertjes van de Herzogrooster is een sekuur en geenszins gemakkelijk werk. Wenselijk is echter de maat 4.5-4.75 m.m., aangezien het gemiddelde van de bijen uit grote cellen 4.48 m.m. is.

MAASEIJK. F. POTVEER.